ECLI:NL:RBZWB:2021:6175

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
02/183011-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderpornografisch materiaal met bijzondere voorwaarden

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Gedurende deze proeftijd moet de verdachte zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en het vermijden van kinderpornografisch materiaal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 november 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van het bezit van dierenpornografisch materiaal, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers, en nam daarbij de recidive van de verdachte in overweging. De rechtbank concludeerde dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijk deel om de verdachte te begeleiden in zijn re-integratie en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/183011-20
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2021
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [adres] .
raadsman: mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal
(feit 1).Daarnaast wordt verdachte het bezit van dierenpornografisch materiaal verweten
(feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Het bewijs bestaat uit de bekennende verklaring van verdachte, de processen-verbaal van bevindingen en de beschrijving van de verbalisanten van het materiaal dat op de gegevensdragers is aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het bewijs van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 is door de raadsman bepleit dat er geen opzet bij verdachte heeft bestaan op het aanwezig hebben van het dierenpornografisch materiaal. Verdachte heeft immers verklaard dat hij niet op de hoogte is van dit bestand dat op de gegevensdrager is aangetroffen. Daarnaast wijkt de inhoud van dit ene bestand zodanig af van de overige beeldbestanden die zijn ontdekt, dat zijn verklaring hierover aannemelijk is. Nu het opzet ontbreekt, ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, is verzocht dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij in het bezit is geweest van dierenpornografisch materiaal. In bezit hebben veronderstelt opzet dat tot uitdrukking komt in een zekere beschikkingsmacht. De rechtbank moet op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kunnen vaststellen dat verdachte een handeling heeft verricht, waaruit het opzet op het beschikken naar voren komt. Voor digitale gegevens zal daartoe een element van vastlegging van het materiaal vereist zijn
(vgl. Hoge Raad 28 februari 2006, LJN AU9104).
Uit het dossier komt naar voren dat de video met dierenporno toegankelijk (accessible) is en is aangetroffen op de Huawei-telefoon van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet bekend is met dit videobestand en zich niet kan herinneren dat hij naar deze video heeft gekeken.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en met de raadsman, van oordeel dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken. Volgens de rechtbank ontbreekt het opzet van verdachte op het beschikken van het filmbestand met dierenpornografisch materiaal. Vooropgesteld moet worden dat het niet duidelijk is op welke wijze het bestand op de telefoon terechtgekomen is. Er is namelijk in het dossier geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte een bewuste handeling heeft gepleegd om deze video op zijn telefoon op te slaan. Het kan niet worden uitgesloten dat bij een ontvangen bericht, filmbestanden automatisch in een mediabibliotheek worden toegevoegd. Voorts is evenmin komen vast te staan of deze video is afgespeeld door verdachte. Voorts gelet op de verschillende inhoud van deze ene video met de inhoud van de overige, grote hoeveelheid beeldmateriaal, kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte de beschikking heeft gehad over deze video met dierenporno. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2.
4.3.2
De overwegingen met betrekking tot feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in Bijlage II bij dit vonnis. Omdat verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal in die bijlage worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:op 4 november 2019 te Tilburg, gegevensdragers bevattende afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong en/of een voorwerp oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong en/of een voorwerp, oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, zichzelf met een voorwerp, anaal penetreren;
[bestandsnaam]
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het zichzelf met vinger/hand betasten van de geslachtsdelen en/of billen van zichzelf door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
[bestandsnaam]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert met een onnatuurlijk voorwerp en/of nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsnaam]
en/of
- het masturberen (dicht) bij het lichaam/gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het spuiten van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het houden van een penis dicht bij het lichaam van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsnaam]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te conformeren aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, waaronder een meldplicht, de ambulante behandelverplichting, het vermijden van kinderpornografie en de overige voorwaarden die de reclassering volgens het advies noodzakelijk acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Met een proeftijd, desnoods een hele lange, is dat geen lichte sanctie en de afgelopen twee jaar is het goed gegaan. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat wanneer de bijzondere voorwaarden, die de reclassering heeft geadviseerd, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, verdachte meteen aan de slag kan daarmee. Tot slot is verzocht om de voorwaarde, die ziet op het vermijden van kinderporno, zo aan te passen dat verdachte wel deel kan nemen aan de online groepsgesprekken over dit onderwerp in het kader van de ambulante behandeling of de COSA-training.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 4 november 2019 in Tilburg schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Het kinderpornografisch materiaal is vastgelegd op afbeeldingen en video’s die verdachte op verschillende elektronische apparaten heeft bewaard. Een dergelijk misdrijf leidt tot gevoelens van afschuw en verontwaardiging. Kinderporno is een ernstig zedenmisdrijf, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Niet alleen ondergaan deze kinderen daardoor zeer ernstige inbreuken op hun lichamelijke en geestelijke integriteit, maar zij ondervinden daarvan veelal jarenlang zeer ernstige psychische gevolgen. Verdachte is mede verantwoordelijk voor dit seksueel misbruik omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen te bestraffen die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno in bezit houden.
De rechtbank slaat voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden acht op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij tweemaal eerder (in 2012 en in 2014) onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, waaronder ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar en voor het bezit van kinderporno een gewoonte maken. Kennelijk hebben deze veroordelingen verdachte er niet van weerhouden wederom een soortgelijk ernstig delict te begaan. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport, van 11 november 2021, dat omtrent verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat hij in 2014 door het NIFP gediagnosticeerd is met pedofilie. Hoewel deze diagnose is verouderd erkent verdachte dit. De seksualiteit en het indirect psychosociaal functioneren worden als risicofactor beschouwd. Op de overige leefgebieden (het gezinsleven, het arbeidsmilieu, de financiële situatie en het sociaal netwerk) is sprake van stabiliteit. Het recidiverisico wordt als laag tot gemiddeld ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met toepassing van een aantal bijzondere voorwaarden.
Volgens de rechtbank kan er een aantal strafverzwarende feiten en omstandigheden worden onderscheiden. Op de eerste plaats wordt acht geslagen op het grote aantal afbeeldingen en films dat verdachte in bezit had. Er zijn 1070 foto’s en 110 video’s als kinderpornografisch materiaal aangemerkt. Op de tweede plaats is de leeftijd van de kinderen op de bestanden een factor die wordt meegewogen. Uit het onderzoek van de politie komt naar voren dat 60% van de minderjarigen jonger is dan twaalf jaar en 40% van de minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar oud is. Op de derde plaats wordt de aard van de handelingen die de kinderen hebben verricht betrokken bij de strafbepaling. De minderjarige jongens zijn op verschillende manieren anaal en oraal gepenetreerd. Daarnaast zijn zij op geslachtdelen en de billen betast en hebben zij (gedeeltelijk) naakt geposeerd. Voorts is er sprake van masturbatie en ejaculatie bij het gezicht en het lichaam van minderjarigen. Het vierde punt is dat de rechtbank het verdachte kwalijk neemt dat er sprake is van recidive, nu hij voor de derde keer met justitie in aanraking is gekomen voor een pedoseksueel delict. Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij zelf een actieve bijdrage heeft geleverd aan de uitwisseling van de gegevens met derden. De ernst van het feit en het gegeven dat dit al een derde veroordeling wordt, wegen voor de rechtbank zeer zwaar, waardoor een vrijheidsbenemende straf zeker op zijn plaats is.
Er is ook een aantal strafmatigende feiten en omstandigheden die de rechtbank bij de strafbepaling betrekt. Verdachte heeft het feit herhaaldelijk bekend en spijt betuigd, waarin hij authentiek op de rechtbank is overgekomen. Verdachte heeft dus in zoverre zijn verantwoordelijkheid genomen en daarbij inzicht getoond in het volledig ontoelaatbare van zijn handelen en het feit dat hij een probleem heeft. Daarnaast betrekt de rechtbank in het voordeel van verdachte bij het bepalen van de strafmaat het tijdsverloop dat is verstreken tot de zitting. Sinds de doorzoeking zijn tot de zitting twee jaren verstreken. Deze termijn voldoet niet aan de uitgangspunten voor een onredelijke termijn. Feit is wel dat verdachte inmiddels hulp heeft gezocht, open staat voor verdere hulpverlening en dat het de afgelopen twee jaar kennelijk goed is gegaan. Tot slot is van belang dat verdachte op allerlei leefgebieden stabiel functioneert en ontvankelijk is voor de hulp en begeleiding die de reclassering hem wil geven. Naast de gevangenisstraf is het, ter voorkoming van recidive, dus van belang dat een flinke voorwaardelijke straf en voorwaarden worden opgelegd. De duur van de gevangenisstraf is dusdanig dat het gezinsleven van verdachte (een zeer belangrijke beschermende factor) niet al te zeer in gevaar komt.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Gedurende de proeftijd zal verdachte zich moeten onthouden van het plegen van strafbare feiten en dient hij zich te conformeren aan de bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden houden in een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, het vermijden van kinderpornografisch materiaal, een volledige opgave van de vrijetijdsbesteding en het verlenen van medeverwerking aan de raadpleging van referenten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehouden.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 15 (vijftien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt, binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd, bij Reclassering Nederland, middels het telefoonnummer 088-8041505, adres: Alleenhouderstraat 25 te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte, indien de reclassering dit nodig acht, zich laat behandelen door De Woenselse Poort te Eindhoven of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding en intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van die behandeling;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt.
Hij onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen.
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden
verkregen.
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd, behoudens groepsgesprekken via Whatsapp, Signal, SMS, Skype of Zoom die worden gevoerd in het kader van de (ambulante) behandelverplichting die verdachte aangaat.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* Verdachte is verplicht tot opgave van zijn volledige vrijetijdsbesteding en verplicht tot medewerking aan het raadplegen van alle referenten die de reclassering nodig acht in het kader van het toezicht. De referenten betreffen in dit geval de partner van verdachte ( [naam] ), de vader van verdachte, en de hulpverlening die betrokken is in dit kader (waaronder: het behandelteam van de reclassering en Veilig Thuis);
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C. Neelis, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2021.
De voorzitter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.