ECLI:NL:RBZWB:2021:6177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1920
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarin haar bijstandsuitkering over juli 2020 werd ingetrokken en de ten onrechte betaalde kosten van bijstand van € 883,70 werden teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het volgens hen buiten de wettelijke bezwaartermijn was ingediend. Eiseres stelde dat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het terugvorderingsbesluit en dat zij pas in januari 2021 een kopie van de definitieve brief had ontvangen, waarna zij onmiddellijk bezwaar had gemaakt.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiseres had op 30 juni 2020 een e-mail gestuurd naar het college waarin zij aangaf dat haar uitkering per 1 augustus 2020 beëindigd kon worden. Het college had haar verzocht om bewijs van haar werk, wat eiseres niet tijdig had aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat eiseres op 22 september 2020 op de hoogte was van het terugvorderingsbesluit, omdat zij die dag contact had opgenomen met het college. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had gemaakt en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en het college had het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1920 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 september 2020 (primaire besluit) heeft het college de bijstand van eiseres op grond van de Participatiewet over juli 2020 ingetrokken en de ten onrechte betaalde kosten van bijstand ten bedrage van € 883,70 teruggevorderd.
In het besluit van 1 april 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 23 november 2021. Hierbij waren aanwezig eiseres en namens het college J.P.C. Schouten.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres ontving van het college een bijstandsuitkering.
Zij heeft het college op 30 juni 2020 een e-mail gestuurd dat haar uitkering met ingang van
1 augustus 2020 beëindigd kan worden omdat zij werkzaam is bij [naam werkgever] .
Het college heeft eiseres ter verifiëring verzocht een arbeidscontract te overleggen. Deze informatie is volgens het college nodig om vast te stellen of de bijstand terecht is ontvangen. Als de informatie niet wordt verstrekt wordt de bijstandsuitkering over juli 2020 teruggevorderd omdat het recht over die maand dan niet is vast te stellen.
Met het primaire besluit heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres over juli 2020 ingetrokken en teruggevorderd. (hierna: terugvorderingsbesluit). Volgens het college is het recht op bijstand over deze maand niet vast te stellen, omdat eiseres niet tijdig alle gevraagde gegevens heeft verstrekt.
Het college heeft op 28 januari 2021 een bezwaarschrift van eiseres tegen het terugvorderingsbesluit ontvangen.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Het college stelt dat eiseres haar bezwaarschrift buiten de wettelijke bezwaartermijn van
6 weken heeft ingediend en dat niet is gebleken dat het voor haar onmogelijk was om dat binnen de bezwaartermijn te doen.
Het college erkent dat het niet aannemelijk kan maken dat het terugvorderingsbesluit op de voorgeschreven wijze aan eiseres bekend is gemaakt, omdat hij geen verzendadministratie heeft. Het college stelt echter dat in dit geval de verzending van het terugvorderingsbesluit zonder nader bewijs aangenomen kan worden. Uit de beschikbare gegevens kan namelijk worden afgeleid dat eiseres het terugvorderingsbesluit moet hebben ontvangen. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 22 september 2020 telefonisch contact heeft opgenomen over het terugvorderingsbesluit. Hieruit leidt het college af dat eiseres op 22 september 2020 op de hoogte moet zijn geweest van het terugvorderingsbesluit en dat zij tijdig daartegen bezwaar had kunnen maken.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt dat zij bij het college zelf heeft gemeld dat zij met ingang van 1 augustus 2020 een schoonheidssalon zou gaan starten. Het college heeft gevraagd om bewijs hiervan. Door een fout in de e-mail en door eigen onhandigheid van eiseres is dat bewijs niet verzonden. Het college stelt nu dat eiseres ten onrechte over juli 2020 bijstand heeft ontvangen. Volgens eiseres is dat niet juist. In september 2021 (de rechtbank leest dit als: september 2020) kreeg zij het besluit dat zij over juli terug moet betalen. Zij heeft het college toen direct gebeld. Het college heeft aangegeven dat eiseres op de definitieve brief moest wachten zodat zij bezwaar kon maken. Eiseres heeft die brief echter niet ontvangen. Pas in januari 2021 kreeg zij een kopie van de definitieve brief. Eiseres vindt het vreemd dat zij de brief niet heeft ontvangen, maar er raken wel vaker brieven kwijt bij PostNL. Toen eiseres in januari 2021 de brief kreeg heeft zij uiteraard direct bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is echter afgewezen omdat het te laat is ingediend. Eiseres vindt nog steeds dat zij in haar recht staat en dat zij de terugvordering niet zou hoeven betalen. Eiseres is een alleenstaande moeder, die net uit de schulden is, hard werkt om alles op de rit te houden en nu wordt zij, alleen door het niet inleveren van een werkovereenkomst, geconfronteerd met een flink bedrag dat wordt teruggevorderd.
4.
Wettelijk kader
In de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat die termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit wordt een verschoonbare termijnoverschrijding genoemd.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten gebeurt door toezending of uitreiking.
Op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
5.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het college op goede gronden het bezwaar van eiseres tegen het terugvorderingsbesluit niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat de medewerkster die het terugvorderingsbesluit heeft genomen, [naam medewerkster college] , de gewoonte heeft om besluiten per post te verzenden én ook direct via de e-mail. Dat zou kunnen verklaren hoe het kan dat terugvorderingsbesluit op
22 september 2020 is genomen en dat eiseres ook op die datum daarover contact met het college heeft opgenomen. Het kan ook zo zijn dat er met de verzending per post iets mis is gegaan en dat het besluit een dag eerder dan 22 september 2020 al is verzonden.
Eiseres weet niet meer precies of zij een e-mail heeft ontvangen. Zij dacht een brief te hebben ontvangen. Daarin stond dat zij de bijstandsuitkering over juli 2020 moest terugbetalen. Daarover heeft zij direct telefonisch contact met het college opgenomen. Er werd toen meegedeeld dat zij de beschikking af moest wacht zodat zij bezwaar kon maken. Die beschikking kreeg zij pas in januari 2021 en zij heeft toen onmiddellijk bezwaar gemaakt.
Gelet op de verklaring van eiseres en het gegeven dat zij op 22 september 2020 met het college contact heeft opgenomen over het terugvorderingsbesluit, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat eiseres het terugvorderingsbesluit op 22 september 2020 heeft ontvangen. In ieder geval was zij op 22 september 2020 op de hoogte van dat besluit. De rechtbank ziet geen enkele reden waarom eiseres vervolgens niet binnen 6 weken bezwaar heeft kunnen maken. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat haar is meegedeeld dat zij eerst de beschikking diende af te wachten, overweegt de rechtbank dat - behalve dat deze mededeling nergens uit blijkt - in het terugvorderingsbesluit duidelijk staat dat binnen
6 weken bezwaar moet worden gemaakt.
Overigens betwist het college dat aan eiseres in januari 2021 een kopie van het terugvorderingsbesluit is verzonden, zoals zij heeft gesteld. Op 27 januari 2021 is alleen een incassobrief verzonden. Daarin staat dat eiseres met ingang van maart 2021 moet gaan terugbetalen en dat als zij niet kan betalen dan contact moet opnemen. Die brief bevat geen bezwaarclausule. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen.
De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat er sprake is van een overschrijding van de bezwaartermijn en niet gesteld of gebleken is dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het college heeft het bezwaar van eiseres tegen het terugvorderingsbesluit dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt als gevolg daarvan niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het terugvorderingsbesluit.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 6 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.