Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, die in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser had op 16 maart 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van 17 oktober 2013, waarin hem werd medegedeeld dat hij een bijstandsuitkering moest terugbetalen. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep doorverwezen naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de zaak in behandeling nam.
De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de beroepstermijn was begonnen op de dag na de verzending van het bestreden besluit op 27 augustus 2014 en eindigde op 8 september 2014. Eiser had zijn beroepschrift pas op 16 maart 2021 ingediend, wat volgens de artikelen 6:7, 6:8, en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) leidde tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank benadrukte dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van eiser dat hij het besluit niet meer had kunnen vinden.
De rechtbank concludeerde dat zij geen inhoudelijk oordeel kon geven over het bestreden besluit en dat eiser, indien hij kwijtschelding van het teruggevorderde bedrag wenste, een verzoek bij het college moest indienen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.