ECLI:NL:RBZWB:2021:6281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
9042024 \ CV EXPL 21-796
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst op afstand bij de koop van een paard

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers een vordering ingesteld tegen gedaagden met betrekking tot de ontbinding van een overeenkomst op afstand, specifiek de koop van een paard. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.J.A. Braspenning, vorderden onder andere de terugbetaling van een aanbetaling van € 3.000,- die zij hadden gedaan voor de aankoop van het paard. De gedaagden, die het paard aanboden via een advertentie op internet, voerden verweer en stelden dat de overeenkomst niet kon worden ontbonden omdat het paard al was gereserveerd en de koopovereenkomst was gesloten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst kan worden beschouwd als een overeenkomst op afstand, zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder e BW. De rechter oordeelde dat de eisers de overeenkomst rechtsgeldig hadden ontbonden binnen de wettelijke termijn van veertien dagen, en dat de gedaagden verplicht waren om de aanbetaling terug te betalen. De kantonrechter wees de vordering van de eisers toe en veroordeelde de gedaagden tot betaling van het bedrag van € 3.000,- plus wettelijke rente. Daarnaast werden ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 425,- toegewezen.

In reconventie vorderden de gedaagden stallingskosten, maar deze vordering werd afgewezen omdat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden. De gedaagden werden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk moesten voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9042024 \ CV EXPL 21-796
vonnis d.d. 8 december 2021
inzake

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [adres 1] ,
eisers,
gemachtigde: mr. J.J.A. Braspenning , advocaat te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [adres 2] , gedaagde sub 1,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [adres 2] ,
gedaagde sub 2,

3.[gedaagde sub 3] ,

wonende te [adres 2] ,
gedaagde sub 3.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit het tussenvonnis van 10 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken. Op 28 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie
2.1
[eisers] vordert (samengevat) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagden] :
- hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 425,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen de wettelijke rente.
in reconventie
2.3.
[gedaagden] vordert de stallingskosten berekend op € 1.028,57 inclusief btw, plus diverse bijkomende kosten begroot op € 500,-.
2.4.
[eisers] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
Gelet op de nauwe samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zal de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
3.2.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- [gedaagden] heeft eind oktober 2020 een paard genaamd [naam] (hierna: het paard) aangeboden op internet (www.marktplaats.nl). [eisers] heeft op deze advertentie gereageerd en een afspraak gemaakt om het paard te komen bekijken.
- Op vrijdag 30 oktober 2020 is mevrouw [eisers] met haar dochter langs geweest bij [gedaagden] en heeft haar dochter het paard bereden. Met medewerkers van de manage is toen over het paard gesproken.
- [eisers] heeft na dit bezoek aan [gedaagden] het paard gereserveerd via de website van [gedaagden] en daarvoor € 121,- inclusief btw reserveringskosten betaald.
- [eisers] heeft vervolgens op 31 oktober 2020 telefonisch contact gehad over de aankoop van het paard met [gedaagden] . Na onderhandeling is een prijs overeengekomen voor het paard van € 5.200,- (minus de reeds betaalde reserveringskosten) en een aanbetaling van € 3.000,-.
- In een Whatsapp bericht van 31 oktober 2020 (11:51) heeft [gedaagden] de koop van het paard bevestigd en de aanbetaling van € 3.000,- in rekening gebracht. Dit bedrag is door [eisers] betaald. Het restantbedrag van
€ 2.079,- zou zoals overeengekomen worden betaald bij het ophalen van het paard op 7 november 2020.
- [eisers] heeft bij e-mailbericht van 5 november 2020 de koopovereenkomst ter zake het paard ontbonden. Bij brief van 12 november 2020 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] gesommeerd tot terugbetaling van de aanbetaalde koopsom.
- [gedaagden] heeft op 14 november 2020 een aanmaning gestuurd aan [eisers] ad € 2.207,57 ter zake de restantkoopsom en stallingskosten week 45 en 46 en heeft bij factuur van 30 november 2020 ook stallingskosten over week 47 tot en met 49 in rekening gebracht.
- Bij brief van 1 december 2020 heeft [gedaagden] te kennen gegeven de koopovereenkomst zelf te ontbinden. [gedaagden] heeft de aanbetaling niet terugbetaald.
- [eisers] is daarna deze procedure gestart.
3.3
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de overeenkomst heeft ontbonden op grond van artikel 6:230o lid 1 BW (koop op afstand). Het paard is aangeboden op een website en via die website is contact opgenomen met de verkoper. Vervolgens is via de website van [gedaagden] het paard gereserveerd. Nadat het paard is bereden is er telefonisch over de prijs onderhandeld en is de koopovereenkomst tot stand gekomen. Dat maakt dat sprake is van een overeenkomst op afstand. Op grond van artikel 6:230r BW moet de verkoper de aanbetaling terugbetalen. Subsidiair doet [eisers] een beroep op vernietiging van de koopovereenkomst. Voor zover de kantonrechter tot het oordeel komt dat [eisers] de koopovereenkomst niet mochten herroepen c.q. ontbinden, geldt dat [gedaagden] de overeenkomst zelf heeft ontbonden. Het beroep van [gedaagden] op de algemene voorwaarden faalt, nu deze niet voor of bij het sluiten van de koopovereenkomst ter hand zijn gesteld. [eisers] vordert ook de buitengerechtelijke incassokosten en vergoeding van proceskosten met rente.
3.4
[gedaagden] voert verweer.
3.5.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of de tussen partijen gesloten koopovereenkomst kan worden beschouwd als een overeenkomst op afstand als omschreven in artikel 6:230g lid 1 onder e BW. [eisers] voert aan dat dit het geval is, omdat de koop via elektronische weg tot stand is gekomen en [gedaagden] haar bedrijfsvoering ook zo heeft ingericht. [gedaagden] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van koop op afstand, omdat geen sprake is van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument. De regels voor verkoop op afstand zijn bovendien niet werkbaar als het gaat om paarden.
3.6.
De kantonrechter overweegt dat een overeenkomst op afstand in
artikel 6:230g lid 1 onder e BW is gedefinieerd als een overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand. De wettelijke bepalingen met betrekking tot een overeenkomst op afstand zijn gebaseerd op Richtlijn 2011/83/EU. In overweging 20 bij deze richtlijn is toegelicht dat ook sprake is van een overeenkomst op afstand indien de consument eerst een verkoopruimte van de handelaar bezoekt om informatie over de zaken of diensten te vergaren en er daarna op afstand wordt onderhandeld over het sluiten van de overeenkomst en de overeenkomst op afstand wordt aangegaan. Daarnaast volgt uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1999/2000, 26861, 3, p. 13) dat met het begrip georganiseerd systeem voor verkoop op afstand wordt gedoeld op een stelselmatige en niet van een min of meer toevallige gebruikmaking van één of meer middelen voor communicatie op afstand met het oog op het tot stand brengen van een overeenkomst of afstand, zoals bijvoorbeeld regelmatige advertenties in kranten en tijdschriften met bestelbonnen of de mededeling dat per telefoon of fax kan worden besteld, structureel gedane aanbiedingen per telefoon of fax en van tijd tot tijd terugkerende e-mails met aanbiedingen via het internet. Indien de handelaar gebruik maakt van systemen voor de verkoop op afstand die door anderen zijn opgezet, is sprake van een overeenkomst op afstand via een georganiseerd systeem (Rechtbank Rotterdam 12 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:751).
3.7.
Niet in geschil is dat de koopovereenkomst is gesloten tussen een handelaar ( [gedaagden] ) en een consument ( [eisers] ) als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder e BW. Uit de vaststaande feiten volgt voorts dat [eisers] naar aanleiding van een advertentie op www.marktplaats.nl een bezoek heeft gebracht aan de manege van [gedaagden] . Daar heeft de dochter van [eisers] kort op het paard gereden. Ook is er met medewerkers van [gedaagden] over het paard gesproken. Tijdens het bezoek aan de manege is niet onderhandeld over de koop van het paard. De onderhandeling hebben later telefonisch plaatsgevonden, waarna ook telefonisch overeenstemming is bereikt over de prijs van het paard. Vervolgens is per what’s app een betaalverzoek gestuurd voor de aanbetaling. Dit betekent dat de koop van het paard op afstand is gesloten. Het feit dat [eisers] het paard heeft kunnen bekijken en dat het paard door de dochter van [eisers] is bereden, maakt dit niet anders. Het gaat erom dat bij de onderhandelingen over de koop van het paard en het sluiten van de koop uitsluitend gebruik is gemaakt van middelen voor communicatie op afstand, in dit geval telefoon en (eventueel) what’s app.
3.8.
Vervolgens dient te worden bezien of sprake is van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand. Tussen partijen staat vast dat [gedaagden] paarden te koop aanbiedt via in ieder geval haar eigen website en de website www.marktplaats.nl. In de daarop geplaatste advertenties is informatie over de paarden vermeld en wordt ook melding gemaakt van de prijs van de paarden. [gedaagden] stelt dat het haar voorkeur heeft als potentiële kopers langskomen bij de manege, om een paard zelf te bekijken. Dit is echter niet per se nodig. Het is mogelijk om een paard tijdens het bezoek aan de manege te kopen, maar in bijna alle gevallen wordt er onderhandeld over de koop via telefoon, mail of what’s app. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] hiermee stelselmatig gebruik maakt van middelen voor communicatie op afstand ten behoeve van de verkoop van paarden. Zij plaatst advertenties op een online platform (www.marktplaats.nl) en de onderhandelingen en het sluiten van de koopovereenkomst vinden doorgaans plaats via telefoon, e-mail of what’s app. Hieraan doet niet af dat een paard voorafgaand aan de koop vaak wordt bezichtigd bij de manege. Dit moet worden beschouwd als het bezoeken van de verkoopruimte om informatie te vergaren, hetgeen niet tot gevolg heeft dat geen sprake meer is van een overeenkomst op afstand.
3.9.
[gedaagden] heeft bepleit dat de regels met betrekking tot overeenkomsten op afstand niet zouden moeten worden toegepast, omdat dit niet werkbaar zou zijn bij de verkoop van paarden. De kantonrechter overweegt dat de consument geen recht op ontbinding als bedoeld in artikel 6:230o BW toekomt in het geval van de in artikel 6:230p BW genoemde overeenkomsten. Daarbij gaat het onder meer om consumentenkoop van zaken die snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben en zaken die niet geschikt zijn om te worden teruggezonden om redenen van gezondheidsbescherming of hygiëne en waarvan de verzegeling na levering is verbroken. De koop van dieren is niet genoemd. Overeenkomsten tot het kopen van dieren vallen evenmin onder de overeenkomsten die van de toepassing van afdeling 6.5.2B zijn uitgesloten (artikel 230h BW). De kantonrechter ziet in hetgeen [gedaagden] heeft aangevoerd voorts geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat [eisers] een beroep op ontbinding als bedoeld in artikel 6:230o BW zou toekomen. Daarbij acht de kantonrechter het van belang dat de argumenten die [gedaagden] aanvoert met name zien op de situatie dat het paard reeds aan de koper is geleverd op het moment dat deze de koop ontbindt, terwijl deze situatie zich in dit geval niet heeft voorgedaan. [eisers] heeft de koop immers ontbonden voordat zij het paard had opgehaald.
3.10.
Gelet op het voorgaande was [eisers] gerechtigd de koop te ontbinden binnen een termijn van (in ieder geval) veertien dagen op grond van artikel 6:230o BW. [eisers] heeft de koop op 5 november 2020 ontbonden, hetgeen binnen veertien na de koop op 31 oktober 2020 is. Dit betekent dat [eisers] de koop rechtsgeldig heeft ontbonden. [gedaagden] is daarom gehouden het reeds aanbetaalde bedrag van € 3.000,- terug te betalen. De gevorderde hoofdsom van € 3.000,- zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen.
3.11.
[eisers] maakt slot aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 425,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.12.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen. Nu [eisers] de koop rechtsgeldig heeft ontbonden op grond van artikel 6:230o BW, is er geen grondslag voor het betalen van de kosten die [gedaagden] heeft gemaakt voor de stalling van het paard en om haar te verkopen aan een derde persoon.
3.13.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten in conventie en in reconventie. Omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie, zal het salaris van de gemachtigde van [eisers] in reconventie worden gehalveerd.
De kosten aan de zijde van [eisers] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 114,01
- griffierecht € 240,00
- salaris € 436,00 (2 x tarief € 218,00)
Totaal € 790,01
De kosten aan de zijde van [eisers] in reconventie worden begroot op € 93,00 (1,0 punten x 0,5 × tarief € 187,00) aan salaris advocaat. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagden] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis heeft. voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagden] , indien zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
3.14.
De door [eisers] gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagden] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,00) zijnde een bedrag van € 109,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over het bedrag van € 109,00 zal vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door [eisers] worden toegewezen.
3.15.
De kantonrechter zal de in dit vonnis opgenomen veroordelingen tot betaling van een geldsom als niet weersproken uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 3.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 425,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op
€ 790,01, daarin begrepen een bedrag van € 436,00 als salaris voor de gemachtigde van [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 109,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.N.A. Ebben, en in het openbaar uitgesproken op
8 december 2021.