Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
3.[gedaagde sub 3] ,
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 2.079,- zou zoals overeengekomen worden betaald bij het ophalen van het paard op 7 november 2020.
artikel 6:230g lid 1 onder e BW is gedefinieerd als een overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand. De wettelijke bepalingen met betrekking tot een overeenkomst op afstand zijn gebaseerd op Richtlijn 2011/83/EU. In overweging 20 bij deze richtlijn is toegelicht dat ook sprake is van een overeenkomst op afstand indien de consument eerst een verkoopruimte van de handelaar bezoekt om informatie over de zaken of diensten te vergaren en er daarna op afstand wordt onderhandeld over het sluiten van de overeenkomst en de overeenkomst op afstand wordt aangegaan. Daarnaast volgt uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1999/2000, 26861, 3, p. 13) dat met het begrip georganiseerd systeem voor verkoop op afstand wordt gedoeld op een stelselmatige en niet van een min of meer toevallige gebruikmaking van één of meer middelen voor communicatie op afstand met het oog op het tot stand brengen van een overeenkomst of afstand, zoals bijvoorbeeld regelmatige advertenties in kranten en tijdschriften met bestelbonnen of de mededeling dat per telefoon of fax kan worden besteld, structureel gedane aanbiedingen per telefoon of fax en van tijd tot tijd terugkerende e-mails met aanbiedingen via het internet. Indien de handelaar gebruik maakt van systemen voor de verkoop op afstand die door anderen zijn opgezet, is sprake van een overeenkomst op afstand via een georganiseerd systeem (Rechtbank Rotterdam 12 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:751).
4.De beslissing
€ 790,01, daarin begrepen een bedrag van € 436,00 als salaris voor de gemachtigde van [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
8 december 2021.