ECLI:NL:RBZWB:2021:6296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/02/390366 JE RK 21-2059
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Hamburger
  • A. Toekoen
  • J. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, geboren in 2016 en 2018, onder toezicht zijn gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant vanwege ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder, die te maken hadden met alcohol- en drugsmisbruik. De kinderen verblijven in een pleegzorgvoorziening sinds hun uithuisplaatsing in november 2020. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder en de veiligheid van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2021 is de situatie van de moeder besproken, waarbij positieve ontwikkelingen zijn genoemd, zoals het volgen van Nederlandse lessen en het ontvangen van financiële steun van de Belastingdienst. Echter, de rechtbank oordeelde dat er nog onvoldoende duidelijkheid was over de opvoedvaardigheden van de moeder en dat de kinderen niet per direct teruggeplaatst konden worden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van veertien dagen, met de verwachting dat de GI de rechtbank op de hoogte houdt van de ontwikkelingen. In de nadere beschikking op 1 december 2021 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 november 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 21 mei 2022, met de nadruk op het belang van een goede communicatie tussen de moeder en de kinderen, vooral gezien de taalbarrière.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/390366 / JE RK 21-2059
Datum uitspraak: 1 december 2021
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] ,

[minderjarige2] , geboren op [geboortedatum2] 2018 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [roepnaam minderjarige2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [X] ,
advocaat: mr. S.O. Zenging-Epözdemir, te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 september 2021, ingekomen bij de griffie
op 1 oktober 2021;
- het verweerschrift namens de moeder, ingekomen bij de griffie op 15 november 2021.
Op 17 november 2021 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Zenging-Epözdemir en een tolk Pools,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] , hierna gezamenlijk aangeduid met: de kinderen, wordt uitgevoerd door de moeder.
De kinderen verblijven in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 20 november 2020 zijn de kinderen onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 21 november 2020 tot 21 november 2021. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van negen maanden in een voorziening voor pleegzorg tot 21 mei 2021. De machtiging tot uithuisplaatsing is bij beschikking van 20 augustus 2021 verlengd tot 21 november 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen met een jaar.
Ook wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen met een jaar in een voorziening voor pleegzorg. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI heeft zich – kort samengevat – schriftelijk onder verwijzing naar het plan van aanpak en tijdens de mondelinge behandeling op het volgende standpunt gesteld. De kinderen zijn destijds uithuisgeplaatst omdat bij de moeder sprake was van alcohol- en drugsmisbruik waardoor de moeder onvoldoende beschikbaar was voor de kinderen en zij de kinderen niet kon beschermen. De kinderen bleken bij de moeder thuis onvoldoende te worden verzorgd. Ze stonden met volle luiers te huilen op het balkon waarna de politie het huis is binnengetreden. De moeder en haar partner lagen onder invloed te slapen. Gebleken is dat de kinderen bij de moeder onvoldoende gezonde voeding kregen en dat hun persoonlijke verzorging te wensen overliet; hun tanden werden bijvoorbeeld niet goed gepoetst. Het gebit van [roepnaam minderjarige] is in augustus van dit jaar getrokken omdat alle tanden zwart waren. De operatie onder narcose is goed gegaan maar het moet nog blijken of het volwassen gebit niet is aangetast. Door het slechte gebit heeft [roepnaam minderjarige] problemen gekregen met praten. Inmiddels is hij gestart met logopedie en dat gaat goed.
Gezien wordt dat de moeder haar best doet en dat zij is vooruitgegaan in haar opvoedvaardigheden. Zij heeft laten zien enigszins leerbaar te zijn en het geleerde vast te kunnen houden tijdens het contact dat eenmaal per twee weken twee uur duurt. Het contact gaat echter nog niet altijd ontspannen. Als de partner van de moeder meekomt, [partner moeder] , dan gaat het beter. [partner moeder] komt over als een rustig iemand met wie de kinderen een goed contact hebben. Er is dan tijdens het contact minder sturing van de moeder nodig. Als de moeder zich onvoldoende ontwikkelt in haar opvoedrol dan is een uitbreiding van het contact niet mogelijk. Het is nu onduidelijk of de moeder een uitbreiding van het contact aankan, ook gezien het feit dat zij al langer dan een jaar nodig heeft om haar financiën op orde te krijgen en zij nog onvoldoende aan de slag is geweest met andere door de GI gestelde voorwaarden en doelen. De moeder neemt geen eigen initiatief om de Nederlandse les weer op te pakken. Ook heeft zij geen contact meer met de maatschappelijk werker van de gemeente, die haar met van alles in praktische zin kon helpen. Ook is de begeleiding in het vrijwillig kader van Barka, die haar moederstaal spreekt, onvoldoende van de grond gekomen. Evenmin is een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen. De grote financiële problemen zorgen er daarnaast voor dat ze de kinderen niet kan voorzien in de basisbehoeften van bed, bad, brood en opvang. De bewindvoerder zegt dat de moeder eerst drie maanden financieel stabiel moet zijn en niet meer schulden moet maken om in aanmerking te kunnen komen voor schuldsanering. De schulden van de moeder betreffen niet alleen een belastingschuld. Het gaat ook over vele andere schulden. De kinderen kunnen in deze wankele financiële situatie en met de onduidelijkheid over het functioneren van de moeder op psychisch/pedagogisch gebied niet terug naar huis geplaatst worden. Er is na een jaar uithuisplaatsing nog steeds geen duidelijkheid over het psychisch welzijn van de moeder, haar alcohol-/druggebruik en/of zij voldoende draagkracht heeft om volledig voor de kinderen te zorgen.
Ook gezien het feit dat de vier andere kinderen van de moeder verblijven bij hun vader, is een teken dat de moeder mogelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen; dit lijkt een patroon van de moeder te zijn. De kinderen spreken steeds slechter de Poolse taal. Hierdoor kan de moeder steeds minder met hen communiceren, hetgeen bij haar en de kinderen frustratie oplevert waardoor de bezoeken niet soepel meer verlopen. Om die reden is de moeder gevraagd om tijdens het contact Poolse boekjes en muziek mee te nemen.
Om te komen tot een beëindiging van de ondertoezichtstelling dient er volgens de GI te worden gewerkt aan de volgende voorwaarden:
  • De moeder heeft een stabiele en sensitieve relatie met haar kinderen en kan aansluiten bij hun ontwikkelingsbehoeften;
  • De moeder zorgt voor een stabiele woonomgeving voor de kinderen en kan voldoen aan de basiszorg van bed, bad en brood;
  • Er is zicht op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de moeder in haar rol als opvoeder;
  • De kinderen hebben stabiele contacten met mensen uit hun omgeving;
  • [roepnaam minderjarige] krijg onderzoek en mogelijk aanvullend ondersteuning gericht op mogelijke gedragsproblematiek;
  • [roepnaam minderjarige] krijg ondersteuning bij zijn spraak- en taalachterstand;
  • Er is zicht op de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige2] en er wordt aanvullende hulp ingezet waar nodig.
De GI heeft voor elke voorwaarde beschreven wie wat doet en wanneer.
De moeder heeft zich – kort samengevat – schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling op het volgende standpunt gesteld. De situatie bij de moeder is verbeterd. Er is geen sprake meer van alcohol- en drugmisbruik. Dat is al bij de beschikking van 20 augustus 2021 vastgesteld. Er is geen acuut gevaar voor de kinderen bij de moeder thuis. De moeder heeft alle praktische en financiële zaken in korte termijn goed onder controle gekregen en in orde gemaakt. De moeder heeft inmiddels € 30.000,- ontvangen van de Belastingdienst/toeslagen waardoor de grootste financiële problemen van het gezin zijn opgelost. De GI werkt echter onvoldoende toe naar een thuisplaatsing. De frequentie en de duur van het contact is daarvoor te beperkt. Dat de moeder steeds minder met de kinderen kan communiceren omdat de taalbarrière steeds groter wordt, mag geen reden zijn voor het niet uitbreiden van het contact. De moeder heeft het door de toeslagenaffaire zichtbaar en mentaal moeilijk gehad. Het gezin is slachtoffer van de toeslagenaffaire. De moeder kan niet verweten worden dat zij het heel zwaar te verduren heeft gehad door toedoen van de Staat. De moeder raakte door de chaos die is ontstaan haar structuur en daardoor de kinderen kwijt. De rode draad van de kinderbeschermingsmaatregelen heeft met name te maken met de financiële problemen van de moeder en de taalbarrière. De kinderen zouden eerst op 11 juni 2021 thuisgeplaatst worden maar dat is niet doorgegaan vanwege een dreiging van een huisuitzetting. Uiteindelijk heeft deze huisuitzetting niet plaatsgevonden maar de GI is niet verder doorgegaan met de terugplaatsing. Dit laat zien dat de financiële redenen een zwaar gewicht hebben op de uithuisplaatsing en op de voortzetting daarvan. Volgens de moeder worden de kinderen niet thuisgeplaatst door omstandigheden die voortvloeien uit de toeslagenaffaire. De moeder is willens om mee te werken aan de hulpverlening. Getracht is om via Barka hulp te krijgen maar er belde nooit iemand terug. Zij heeft zich inmiddels gewend tot de organisatie Polon, die haar individuele begeleiding kan bieden in de Poolse taal. Polon kan zo snel mogelijk opgestart worden. De moeder volgt inmiddels iedere donderdag Nederlandse les, hetgeen gecombineerd wordt met haar werk. De moeder wil meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Het kan de moeder niet worden verweten dat het persoonlijkheidsonderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Indien de GI wil dat dit onderzoek plaatsvindt dan dient de GI hierin de regie te voeren, hetgeen nog niet is gebeurd. De moeder heeft een stabiele relatie met [partner moeder] waardoor zij samen voor de kinderen kunnen zorgen. [partner moeder] kan vanwege zijn financiële situatie momenteel niet bij de moeder komen wonen maar daar wordt aan gewerkt. De moeder kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de kinderen dienen per direct bij haar thuisgeplaatst te worden. Gelet op hun jonge leeftijd raken zij anders onthecht van hun moeder.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De mondelinge beslissing van 17 november 2021
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het verzoek ter zake de verlenging van de ondertoezichtstelling niet in geding is. Ook de rechtbank is van oordeel dat nog immer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen en dat er nog niet volstaan kan worden met hulpverlening in het vrijwillig kader. Voor de beantwoording van de vraag of de machtiging tot uithuisplaatsing langer dient te worden verlengd, heeft de rechtbank meer tijd nodig. Gelet op het einde van de termijn van de huidige machtiging tot uithuisplaatsing op 21 november 2021 én gelet op het feit dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een situatie dat de kinderen per direct thuisgeplaatst kunnen worden, worden zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van veertien dagen. Het restant van de verzoeken wordt aangehouden tot de nadere beschikking.
De nadere beschikking
De rechtbank stelt vast dat de GI voor wat betreft de motivering van de verzoeken in het verzoek enkel verwijst naar het plan van aanpak. De rechtbank is van oordeel dat dit niet een juiste wijze is van onderbouwing van de verzoeken. Immers, in het plan van aanpak staat heel veel informatie zodat met een enkele verwijzing naar het plan van aanpak de verzoeken onvoldoende deugdelijk en concreet gemotiveerd zijn. Dit leidt evenwel in de onderhavige zaak niet tot het afwijzen van de verzoeken nu tijdens de mondelinge behandeling door de GI alsnog de concrete motivering, welke ook terug te vinden is in het plan van aanpak, voor de verzoeken is gegeven.
Zoals al mondeling is overwogen, is het verzoek ter zake de verlenging van de ondertoezichtstelling niet in geding. De rechtbank is van oordeel dat nog immer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen en dat nog niet volstaan kan worden met hulpverlening in het vrijwillig kader. Het restant van het verzoek van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van het restantverzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de rechtbank als volgt. In tegenstelling tot het standpunt van de moeder is de rechtbank van oordeel dat de grondslag van de uithuisplaatsing in het verleden maar ook nu nog is gelegen in de onduidelijkheid of de moeder voldoende opvoedvaardigheden heeft en of zij in staat is de kinderen een veilige en gezonde opvoedomgeving te bieden.
De rechtbank overweegt daartoe dat destijds de kinderen met spoed uit huis zijn geplaatst omdat de moeder hen de noodzakelijke veiligheid niet of onvoldoende kon bieden. Zo kreeg de politie op 19 augustus 2020 de melding van buurtbewoners dat de kinderen op een zich op het balkon van hun woning aanwezige trap stonden en dat er sprake was van een zorgelijke situatie. Daarbij riepen zij meermalen om hun moeder. Nadat de deur van de woning na meermalen aanbellen niet werd geopend, heeft de politie zich de toegang tot de woning verschaft. Bij binnenkomst bleek dat de moeder en haar partner diep aan het slapen waren en dat zij met moeite wakker gemaakt konden worden. Ook bleek dat de moeder toen onder invloed was van alcohol en drugs. De woning bleek niet te zijn opgeruimd. Aldaar werd een waterpijp, waarmee wiet kon worden gerookt, en hennep aangetroffen. Uit wat in de woning door de politie is gezien, mocht worden geconcludeerd dat er geen sprake was van een incident. Daarbij bleek dat de moeder die zorgen niet onderschreef of bagatelliseerde en dat zij onvoldoende hulp accepteerde om de acute en ernstige bedreiging voor de kinderen weg te nemen. Voorts is gebleken dat de persoonlijke verzorging van de kinderen te wensen over heeft gelaten. Bij [roepnaam minderjarige] (nu 5 jaar) is geconstateerd dat hij een afgebrokkeld gebit heeft en zwarte tanden, die de indruk wekken nooit te zijn gepoetst, waardoor zijn spraak mogelijk moeizaam verloopt. [roepnaam minderjarige] is inmiddels geopereerd waarbij zijn tanden zijn getrokken. Ook is de logopedie gestart. De logopedie is onder de verantwoordelijkheid van de moeder niet goed van de grond gekomen. De dagelijkse rituelen van douchen en slapen in het pleeggezin verliepen ook niet zonder problemen, zodat onduidelijk was in hoeverre de kinderen gewend waren om te douchen.
In het licht van het bovenstaande is de moeder verzocht mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, zodat uitgezocht kan worden of de moeder overvraagd wordt om de zorg en de opvoeding van de kinderen te kunnen dragen. Aan de hand van dat onderzoek kan ook beter worden beoordeeld welke hulp de moeder nodig heeft om zorg te kunnen dragen zodat zij de kinderen wél de structuur en veiligheid kan bieden die nodig geacht wordt. In dat kader is de moeder ook verwezen naar Barka, een organisatie die de moeder in het Pools kon ondersteunen bij praktische zaken. De rechtbank constateert evenwel dat de moeder nog steeds geen persoonlijkheidsonderzoek heeft laten afnemen en dat de hulpverlening vanuit Barka is stopgezet. Ook heeft zij geen contact meer met de maatschappelijk werker van de gemeente, die haar eveneens met van alles in praktische zin kon helpen. Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat de moeder zich inmiddels gewend heeft tot Polon, een organisatie die haar kan helpen bij het regelen van het persoonlijkheidsonderzoek. Een verwijt van de moeder richting de GI in deze kan de rechtbank niet volgen, nu de moeder steeds op het belang van dit onderzoek is gewezen (ook bij de eerdere beschikkingen) en er geprobeerd is hulpinstanties in te schakelen die de moeder hierbij hadden kunnen helpen. De rechtbank kan de GI dan ook nog steeds volgen in het standpunt dat er eerst meer duidelijkheid dient te komen over de opvoedmogelijkheden van de moeder middels een persoonlijkheidsonderzoek alvorens overgegaan kan worden tot een terugplaatsing bij haar. Het bovenstaande leidt ertoe dat de gronden voor de uithuisplaatsing van de kinderen nog steeds aanwezig zijn.
De rechtbank stelt evenwel ook vast dat er zich bij de moeder in het afgelopen jaar positieve ontwikkelingen hebben voorgedaan. Er zou geen sprake meer zijn van alcohol- en drugmisbruik. De inzet van Polon is inmiddels geregeld en daarmee kan op korte termijn gestart worden. De moeder volgt sinds kort Nederlandse lessen. De relatie met [partner moeder] is stabiel en de kinderen hebben een goede band met hem. De bewindvoering van de moeder is gestart en de moeder heeft inmiddels € 30.000,- ontvangen van de Belastingdienst/toeslagen vanwege de toeslagenaffaire. Gelet op al deze ontwikkelingen, alsmede de verwachting dat de moeder met behulp van Polon er zorg voor kan dragen dat er op korte termijn alsnog een persoonlijkheidsonderzoek kan worden afgenomen én de mogelijk daaruitvolgende geadviseerde benodigde hulp kan worden ingezet, ziet de rechtbank aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden. De rechtbank verwacht dat de GI vóór na te noemen pro forma datum de rechtbank en de advocaat van de moeder schriftelijk informeert over de actuele stand van zaken en het standpunt ten aanzien van het restant van het verzoek. Over het verdere vervolg van de procedure zullen partijen daarna door de rechtbank geïnformeerd worden.
De rechtbank wijst de GI en de moeder er wel op dat zo lang er nog geen perspectief is bepaald, het doel nog altijd is om terug te werken aan een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder. Dit betekent ook, zoals reeds in de vorige beschikking is overwogen, dat er door de GI blijvend oog moet zijn voor een (opbouwende) contactregeling tussen de moeder en de kinderen en dat deze ervoor zorgt dat zij, zoals eerder ook al is overwogen, de mogelijkheid krijgen om voldoende tijd met elkaar te kunnen doorbrengen. Juist vanwege de taalbarrière die ontstaat, is het belangrijk dat zij regelmatig kunnen blijven communiceren met elkaar in een voor allen begrijpelijke taal.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
Mondelinge beslissing van 17 november 2021:
verlengt de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] tot 5 december 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] in een voorziening voor pleegzorg tot 5 december 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het restant van deze verzoeken aan tot de nadere schriftelijke beslissing van
1 december 2021.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op
17 november 2021 door mr. Hamburger, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Toekoen en mr. Bogaert, rechters tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, als griffier.
Deze mondelinge beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 december 2021.
Nadere beschikking:
verlengt de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] tot 21 november 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] in een voorziening voor pleegzorg tot 21 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het restant van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot
donderdag 21 april 2022 pro forma, in afwachting van schriftelijk bericht van de GI, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen;
behoudt zich iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021 door
mr. Hamburger, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Toekoen en mr. Bogaert, rechters tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.