In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2021, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiser had op 2 december 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV weigerde deze op 9 april 2019, met de motivering dat eiser geen arbeidsvermogen had. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 10 januari 2020. Eiser stelde dat zijn beperkingen niet duurzaam waren en dat verbetering van zijn belastbaarheid mogelijk was door adequate behandeling. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en ouders, terwijl het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M.S. van Zaane.
De rechtbank beoordeelde de feiten en overwegingen van het UWV, waaronder rapportages van verschillende verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen in de periode in geding niet duurzaam was, omdat er behandelmogelijkheden waren die verbetering konden brengen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.