ECLI:NL:RBZWB:2021:639
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Hindriks
- Rechtspraak.nl
Kort geding over ontruiming van horecapand wegens huurachterstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen InBev Nederland N.V. en de vennootschap onder firma De Kastelein Breda. InBev vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van een horecapand aan de Vismarktstraat 3 te Breda, omdat De Kastelein sinds maart 2020 geen huur meer had betaald. InBev stelde dat er een aanzienlijke huurachterstand was ontstaan en dat zij belang had bij ontruiming om verdere betalingsachterstanden te voorkomen. De Kastelein voerde verweer en betwistte het spoedeisend belang van InBev, wijzend op haar sterke financiële positie ondanks de COVID-19-maatregelen.
De kantonrechter oordeelde dat InBev geen spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming. De rechter overwoog dat de ontruiming de huurovereenkomst niet zou ontbinden en dat het onwaarschijnlijk was dat een andere horecaondernemer het pand op korte termijn zou willen huren. Bovendien was er geen bewijs dat de financiële situatie van InBev een reden was om de ontruiming toe te wijzen. De vordering van InBev werd dan ook afgewezen.
In reconventie heeft De Kastelein haar vordering gewijzigd en verzocht om voorlopige vaststelling van de betalingsverplichting, waaraan InBev instemde. De kantonrechter heeft deze betalingsverplichting vastgesteld conform de gemaakte afspraken en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.