Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroepschrift tegen een aanslag vennootschapsbelasting. De gemachtigde van de belastingplichtige heeft het beroepschrift ingediend, maar dit voldeed niet aan de wettelijke vereisten zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er was geen schriftelijke machtiging overgelegd en het beroepschrift was niet ondertekend door de belastingplichtige. Bovendien ontbraken de noodzakelijke motiveringen voor het beroep.
De griffier heeft de gemachtigde meerdere keren de kans gegeven om de verzuimen te herstellen, maar deze heeft hier geen gebruik van gemaakt. Ondanks uitstelverzoeken en de mogelijkheid om de verzuimen te corrigeren, heeft de gemachtigde de benodigde documenten niet aangeleverd binnen de gestelde termijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brieven van de griffier zijn afgeleverd op het opgegeven adres van de gemachtigde, maar er is geen actie ondernomen om de verzuimen te verhelpen.
Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 van de Awb. De uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.