In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige 2], die onder toezicht staan van de Stichting Jeugdbescherming Brabant Roosendaal. De GI verzocht om de kinderen uit huis te plaatsen bij de vader, omdat er zorgen waren over de thuissituatie bij de moeder, die vaak vermoeid zou zijn en daardoor niet altijd emotioneel en fysiek beschikbaar voor de kinderen. De moeder heeft echter aangegeven dat zij op korte termijn een andere baan kan krijgen, waardoor zij meer beschikbaar zal zijn voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder niet voldoende zijn om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen, vooral omdat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en een verhuizing naar de vader een te zware belasting zou zijn. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft de moeder wel aangespoord om haar werk- en thuissituatie te verbeteren, zodat zij beter voor de kinderen kan zorgen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als de situatie onveranderd blijft.