ECLI:NL:RBZWB:2021:6478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/02/388193 JE RK 21-1579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige 2], die onder toezicht staan van de Stichting Jeugdbescherming Brabant Roosendaal. De GI verzocht om de kinderen uit huis te plaatsen bij de vader, omdat er zorgen waren over de thuissituatie bij de moeder, die vaak vermoeid zou zijn en daardoor niet altijd emotioneel en fysiek beschikbaar voor de kinderen. De moeder heeft echter aangegeven dat zij op korte termijn een andere baan kan krijgen, waardoor zij meer beschikbaar zal zijn voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder niet voldoende zijn om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen, vooral omdat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en een verhuizing naar de vader een te zware belasting zou zijn. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft de moeder wel aangespoord om haar werk- en thuissituatie te verbeteren, zodat zij beter voor de kinderen kan zorgen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als de situatie onveranderd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/388193 / JE RK 21-1579
Datum uitspraak: 1 september 2021

Beschikking kinderrechter machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT ROOSENDAAL,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum2] 2009 te [geboorteplaats2] ,
hierna te noemen: [roepnaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[roepnaam minderjarige] , voornoemd,

[roepnaam minderjarige 2] , voornoemd,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [X] ,
advocaat: mr. J.D. Kentie, te Breda,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [XX] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 21 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 26 juli 2021;
- het op 25 augustus 2021 door mr. Kentie ingediende verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek.
Op 1 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] , die in elkaars aanwezigheid apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. Kentie;
- een vertegenwoordiger van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] , hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen, wordt uitgevoerd door de ouders.
[roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 2 januari 2020 zijn de kinderen onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 1 oktober 2021.

De verzoeken

De GI verzoekt de uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van de ondertoezichtstelling bij de vader met gezag, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder verzoekt de kinderrechter primair om de GI in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen. Subsidiair, voor zover de kinderrechter het verzoek van de GI toewijst, verzoekt de moeder de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de machtiging tot uithuisplaatsing aan heldere voorwaarden te verbinden, waaraan de beide ouders en de GI dienen te voldoen, voordat [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] zo’n ingrijpende verhuizing dienen te ondergaan, althans deze machtiging tot uithuisplaatsing niet geven voor het adres van de vader in [XXX] , doch voor een ander, neutraal
adres van een nader aan te wijzen professionele instelling, zoals een gezinshuis in de nabijheid van hun huidige scholen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de moeder om de GI nadere heldere en concrete instructies te geven voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, zodat wordt voldaan aan de wettelijke doelen van de ondertoezichtstelling, namelijk: passende intensieve hulp (doen) verlenen, ouders ondersteunen, zodat deze de verantwoordelijkheid weer helemaal op zich kunnen nemen en de gezinsband bevorderen.

Het standpunt van de verzoekster

De GI legt het navolgende aan het schriftelijk verzoek ten grondslag. De GI stelt dat er sinds korte tijd toenemende zorgen bestaan over de thuissituatie van [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] bij de moeder. Begin 2021 nemen de meldingen over vermoeidheid bij de moeder toe. In de afgelopen maanden heeft de GI vanuit de betrokken hulpverlening en vanuit eigen observaties steeds meer zorgsignalen ontvangen. De emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder zou onvoldoende zijn. [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] geven aan dat de moeder structureel iedere dag in het begin van de avond op de bank al in slaap valt. Tijdens een overleg op 29 juni 2021 zijn de zorgen besproken. Tijdens dit overleg ontkende de moeder de zorgen en gaf ze aan dat zij zowel emotioneel als fysiek beschikbaar is voor [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] . De moeder vertelde dat zij moe kan zijn, vanwege het feit dat zij op de vijf werkdagen in de week steeds om 04:15 uur uit bed moet en fysiek zwaar werk verricht. Ook vertelde de moeder dat zij openstaat voor verbetering, maar geen ontslag kan nemen of minder uren kan werken. De moeder stelt dat dit betekent dat zij nog steeds moe kan zijn. Zij hoopt op begrip hiervoor. De GI en de betrokken hulpverlening concluderen dat er bij de moeder geen stabiele lijn te zien is. De zorgen over de thuissituatie bij de moeder zijn op bepaalde momenten afgenomen. [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] gaven dan geen bijzonderheden aan en ook de hulpverlening signaleerde geen zorgen bij de moeder. Deze positieve ontwikkeling wordt echter niet voor een langere tijd aangehouden. Sinds februari 2021 zijn de zorgen over vermoeidheid bij de moeder toegenomen. Sinds april 2021 zijn de zorgen nog verder toegenomen. Vanwege voornoemde zorgen is de moeder fysiek vaak afwezig voor [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] . Zij geven aan vaak niet met de moeder te kunnen praten op momenten dat zij dit willen. Hierdoor is de moeder ook emotioneel niet altijd voor hen beschikbaar. Ondanks de dringende boodschap die hierover op 29 juni 2021 aan de moeder is gegeven, heeft zij onvoldoende aangetoond de problematiek te onderkennen en zich in te willen zetten om de zorgen over en voor [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] weg te nemen.
In aanvulling op het verzoek is door de vertegenwoordiger van de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat een uithuisplaatsing in het belang van [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] noodzakelijk is. Er is gedurende lange tijd geprobeerd om de thuissituatie bij de moeder voor hen te verbeteren. Onder meer Pandor heeft zeer intensieve hulpverlening geboden. Het is echter onvoldoende gelukt om een stabiele thuissituatie bij de moeder te realiseren. Tegelijkertijd is duidelijk zichtbaar dat de vader zich aan alle gemaakte afspraken houdt en de kinderen een stabiele thuissituatie kan bieden.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de vertegenwoordiger van de GI aangegeven dat het voornemen bestaat om spoedig een verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing in te dienen.

De standpunten van de belanghebbenden

Door [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige 2] is aan de kinderrechter verteld dat zij bij hun moeder in [XXXX] willen blijven wonen. Zij hebben daar hun scholen en sociale leven. Zij stellen dat hun moeder geregeld vermoeid is, maar dat zij wel bij haar terecht kunnen als er echt iets aan de hand is. Zij maken de moeder desnoods uit haar slaap wakker.
Door of namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de moeder in de afgelopen periode een plan heeft gemaakt om de thuissituatie voor [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] te verbeteren. Zij heeft sinds augustus 2020 een baan als orderpicker. Zij start iedere werkdag om 06:00 uur ’s ochtends. Zij heeft recentelijk contact gehad met een uitzendbureau voor een andere baan. Zij kan op korte termijn aan de slag met thuiswerk. De moeder verwacht dat daarmee de zorgen omtrent haar vermoeidheid worden weggenomen. Zij werkt dan vanuit huis, hoeft niet vroeg van huis, is fysiek voor de kinderen beschikbaar als zij naar school gaan en zij voert dan geen zwaar werk meer uit. Voorts is zijdens de moeder tijdens de mondelinge behandeling met een verwijzing naar haar zelfstandig verzoek aangevoerd dat het gezinssysteem thans in het kader van de ondertoezichtstelling niet de zorg wordt geboden die het nodig heeft. De moeder stelt zich op het standpunt dat de dynamiek tussen de ouders de zorgen over de thuissituatie van de kinderen bij haar versterkt. Zij mist daarin het inzicht van de GI. Er is meer hulpverlening nodig dan het gezinssysteem thans wordt geboden.
Door de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het liefst wil dat [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] in [XXXXX] kunnen blijven wonen. Zij zijn aldaar geworteld en hebben daar hun sociale leven. Echter, de vader constateert dat zij in de thuissituatie bij de moeder geen kind kunnen zijn. De vader is zowel emotioneel als fysiek beschikbaar voor [roepnaam minderjarige 2] en [roepnaam minderjarige] . Volgens de vader geldt dat niet voor de moeder.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter onderkent dat er zorgen bestaan over de opvoedingssituatie van de kinderen bij de moeder met betrekking tot de zorgmeldingen in de periode vanaf februari 2021. De zorgen over hen zijn gelegen in het feit dat de moeder geregeld erg vermoeid is, onder meer vroeg in de avond in slaap valt en daarmee emotioneel en fysiek voor hen niet beschikbaar is. De zorgen over de thuissituatie bij de moeder bestaan al langere tijd en er wordt door de betrokken hulpverlening geen verbetering in de situatie voor de kinderen waargenomen. Een uithuisplaatsing is echter een ultimum remedium en daartoe dient slechts te worden overgegaan indien er geen andere mogelijkheid voorhanden is. De kinderrechter stelt vast dat de zorgen in de thuissituatie bij de moeder enkel zien op de bij haar bestaande vermoeidheid en het ten gevolge daarvan niet (altijd) beschikbaar zijn voor de kinderen. De moeder geeft hiervoor als verklaring dat zij iedere werkdag erg vroeg (04:15 uur) opstaat en fysiek zwaar werk verricht. De kinderrechter stelt tegelijkertijd vast dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht dat zij op zoek is gegaan naar een andere baan, te weten thuiswerk, en naar verwachting op korte termijn daarmee kan starten. Uitgaande daarvan betekent dit dat de moeder thuis werk zal gaan verrichten en derhalve niet meer erg vroeg hoeft op te staan en dat zij thuis is op de momenten dat de kinderen naar school gaan en thuis komen van school. Ook is de verwachting dat de moeder in de avonduren niet meer wordt belast met vermoeidheid en slaap. Bovendien is het werk dat de moeder thuis zal verrichten fysiek geen zwaar werk. De verwachting is dan ook dat de moeder op korte termijn, in tegenstelling tot de huidige situatie, volledig beschikbaar zal zijn voor de kinderen. Zij zijn geworteld in [XXXXXX] , gaan aldaar naar school en hebben in die plaats en omgeving hun sociale leven. De vader woont in [XXXXXXX] . Een eventueel verblijf bij de vader betekent voor de kinderen, mede gezien hun leeftijd en de tijd van het jaar (begin nieuwe schooljaar), een te zware belasting omdat dat voor hen een verhuizing naar een andere regio betekent. Daarnaast heeft de moeder (naar verwachting) op korte termijn ander werk, waardoor zij zowel emotioneel als fysiek meer beschikbaar zal zijn voor de kinderen. Ten slotte stelt de kinderrechter vast dat de huidige ondertoezichtstelling van kracht is tot 1 oktober 2021. Uit het voorgaande volgt dat een uithuisplaatsing van de kinderen op dit moment niet in het belang van hun verzorging en opvoeding noodzakelijk is. Wel wordt aan de moeder meegegeven dat zij haast moet maken met het verbeteren van haar (werk)omstandigheden, zodat zij meer voor de kinderen beschikbaar is.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de vertegenwoordiger van de GI aangegeven dat het voornemen bestaat om een verlengingsverzoek voor de machtiging uithuisplaatsing in te dienen, dit naast het nog in te dienen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Indien en voor zover de GI constateert dat de opvoedsituatie bij de moeder in de komende weken onveranderd blijft en zij nog steeds van mening is dat het opvoedklimaat van de kinderen bij de moeder (structureel) onvoldoende is, dan ligt het op de weg van de GI om, samen met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, een nieuw een verzoek voor een machtiging tot uithuisplaatsing bij de kinderrechter in te dienen, welk verzoek dan gelijktijdig met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal worden behandeld.
Aangaande het zelfstandig verzoek van de moeder overweegt de kinderrechter als volgt. Zij verzoekt de kinderrechter om de GI nadere heldere en concrete instructies te geven met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling, zodat wordt voldaan aan de wettelijke doelen daarvan. Nog los van de vraag of de moeder kan worden gevolgd in het standpunt ten aanzien van de uitvoering van die maatregel, vast staat dat die maatregel op dit moment geldt voor de periode tot 1 oktober 2021. Het is nu dan ook niet zinvol om gezien de korte periode die nog resteert, dat verzoek inhoudelijk te beoordelen. Eventueel kan de moeder haar grieven ten aanzien van de uitvoering aan de orde stellen bij de mondelinge behandeling van het door de GI nog in te dienen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de onderhavige verzoeken af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Bouhoud, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.