ECLI:NL:RBZWB:2021:6481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/02/389863 JE RK 21-1958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsoverdracht aan gecertificeerde instelling voor medische behandeling van meervoudig gehandicapt kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de gedeeltelijke uitoefening van het gezag over een minderjarige, geboren in 2005, die meervoudig gehandicapt is. De moeder, die het gezag uitoefent, werkt niet mee met de gecertificeerde instelling (GI) die verantwoordelijk is voor de jeugdzorg. De minderjarige heeft dringend medische behandelingen nodig, maar de moeder weigert toestemming te geven voor deze behandelingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige, die onder toezicht staat van de GI, ernstig is en dat er een noodzaak is voor medische interventie. De GI heeft verzocht om gedeeltelijke gezagsoverdracht, zodat zij de noodzakelijke medische behandelingen kan coördineren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de moeder niet in staat is om de belangen van de minderjarige adequaat te behartigen, en heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen. De beslissing houdt in dat de GI voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, tot 1 november 2022, het gezag uitoefent met betrekking tot medische behandelingen en een persoonlijkheidsonderzoek. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de GI onmiddellijk kan handelen in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/389863 / JE RK 21-1958
Datum uitspraak: 17 december 2021

Beschikking toekenning gedeeltelijke uitoefening van het gezag

in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [roepnaam minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[roepnaam minderjarige] , voornoemd

[moeder] , hierna te noemen de moeder,

zonder vaste woon- of verblijfplaats, bijgestaan door mr. D.P.W.H. Cremers, advocaat.
De kinderrechter merkt als informant aan:

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage van de GI van 2 september 2021, ingekomen bij de griffie op 3 september 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling met gesloten deuren van de
kinderrechter van 24 november 2021.
Op 3 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet.
Verschenen zijn:
- [roepnaam minderjarige] , die al eerder op 24 november 2021 apart via Skype is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige verzoek met het door de GI ingediende verzoek in de zaak met kenmerk C/02/389864 / JE RK 21-1959, zijn beide verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld.
In de zaak met kenmerk C/02/389864/ JE RK 21-1959 is bij separate beschikking van heden beslist. Daarbij zijn de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] en de op haar betrekking hebbende machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de periode van 1 januari 2022 tot 1 november 2022, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 1 februari 2018 is [roepnaam minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst met ingang van 1 januari 2022 tot 1 november 2022.
Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 juli 2021 tot 2 oktober 2021. Bij beschikking van 17 december 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] laatstelijk verlengd met ingang van 1 januari 2022 tot 1 november 2022.
[roepnaam minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging tot uithuisplaatsing bij een woonvoorziening [woonvoorziening 1] .

Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265e, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) te bepalen dat het gezag over [roepnaam minderjarige] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling en een persoonlijkheidsonderzoek met IQ-bepaling, toegekend wordt aan de GI en te bevelen dat deze gedeeltelijke gezag toekenning aangetekend zal worden in het gezagsregister. De GI verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van verzoekster

Namens de GI is ter mondelinge behandeling aangevoerd dat [roepnaam minderjarige] al anderhalf jaar niet meer deugdelijk door een arts wordt behandeld. De reden hiervan is dat de moeder niet meewerkt. Vanwege de houding van de moeder wil [roepnaam minderjarige] ook geen behandeling. Zo is er een persoonlijkheidsonderzoek nodig om te kunnen bepalen op welk niveau [roepnaam minderjarige] momenteel zit en wat er nodig is voor haar ontwikkeling. De GI wil wel een onderzoek aanvragen, maar de moeder geeft hier geen toestemming voor. Voor andere medische behandelingen geeft zij ook geen toestemming. Daarnaast wil zij ook geen informatie uitwisselen met de GI en andere (medische) instanties. De GI heeft van een arts vernomen dat er een medische afspraak voor [roepnaam minderjarige] was gemaakt, maar deze heeft de GI moeten afzeggen omdat de moeder geen ziektekostenverzekering had. Pas recent heeft de moeder met bijstand van de GI zo’n verzekering willen afsluiten. Nu staat er een afspraak op 9 december 2021. Het is van belang dat de genoemde afspraak wel doorgaat. Verder is het belangrijk dat [roepnaam minderjarige] naar een revalidatiearts gaat. Zij heeft hulpmiddelen en neurologisch onderzoek nodig. Op hetzelfde terrein als waar zij op de school zit, is een revalidatiecentrum waar zij terecht kan. Dit is prettig, aangezien zij veel verschillende afspraken heeft. Hoewel de GI het aanbod van de advocaat van de moeder waardeert, heeft zij er geen vertrouwen in dat de moeder adequaat zal blijven meewerken. Het is eerder al meermalen gebleken dat de moeder wantrouwend is tegen instanties, waaronder de GI. Zij heeft in haar gedachten te maken met complottheorieën en een gesprek met haar is niet goed mogelijk. Sinds 2018 zijn er drie jeugdzorgwerkers bezig geweest, maar de moeder weigert om met ieder van hen mee te werken. Zij heeft inmiddels ook al veel advocaten gehad. Voorts is de moeder praktisch niet te bereiken. Zij heeft geen postadres, reageert niet op sms-berichten en haar e-mailadres zou zijn gehackt. De moeder is enkel telefonisch weleens te bereiken. De GI handhaaft haar verzoek.

De standpunten van belanghebbenden en informant

[roepnaam minderjarige] heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder bepaalt wat goed voor haar is. Het is volgens haar dan ook aan de moeder om te beslissen over haar medische behandelingen. De wens van [roepnaam minderjarige] is om samen met de moeder te wonen. Dat is de wens van de moeder en dus ook van haar. Vanwege dit idee heeft [roepnaam minderjarige] het niet naar haar zin in [woonvoorziening 2] .
Door en namens de moeder is bij de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij de afspraken voor [roepnaam minderjarige] wel is nagekomen. De GI heeft de afspraken juist afgezegd. Om de kinderrechter de gelegenheid te geven om tot een gedegen besluit te komen, moet het dossier eerst gestructureerd en geobjectiveerd worden. De advocaat van de moeder heeft als letselschadeadvocaat toegang tot een medisch adviesbureau. Via dat bureau kan er een objectiever beeld worden verkregen van de behoeften van de moeder en van [roepnaam minderjarige] . Ook in het kader van het bewind van de moeder en de letselschade van [roepnaam minderjarige] is er veel behoefte aan objectivering. Tevens kan er door dat bureau naar de geestesgesteldheid en opvoedkwaliteit van de moeder worden gekeken. Voorts kan er voor [roepnaam minderjarige] worden gekeken naar medische diagnostiek en behandeling. Als duidelijk is hoe het met [roepnaam minderjarige] is, kan er worden gekeken wat een passende thuissituatie is. Indien er een indicatie is dat [roepnaam minderjarige] in een woning kan worden geplaatst, moet er wel een woning voor de moeder zijn. Voor nu is het belangrijk dat er rust komt en afspraken worden nagekomen. Er moet worden voorkomen dat de moeder denkt dat er niet goed voor [roepnaam minderjarige] wordt gezorgd. Als de moeder geen ruimte wordt gegeven, bestaat de vrees dat haar wantouwen alleen maar toeneemt. De moeder kan een machtiging tekenen waarin zij akkoord geeft voor behandeling, revalidatie en de start van een persoonlijkheidsonderzoek. Als de moeder dit weigert, refereert de advocaat zich aan het oordeel van de kinderrechter. Voordat het zover komt wil de advocaat wel de gelegenheid krijgen om dat alles te regelen. Vervolgens kan er op korte termijn na een rapport van het medisch adviesbureau weer een mondelinge behandeling worden gepland.
Namens de Raad is bij de mondelinge behandeling aangegeven dat [roepnaam minderjarige] geen uitstel van de behandeling meer kan hebben. Er moet niet worden onderschat wat voor intensieve zorg [roepnaam minderjarige] nodig heeft. Zij heeft permanent behandeling nodig, die steeds moet worden bijgesteld. Daarvoor is nodig dat zij blijvend medisch wordt begeleid. De Raad acht een persoonlijkheidsonderzoek van [roepnaam minderjarige] ook van belang. Als zij achttien jaar is moet er duidelijkheid zijn over haar perspectief en welke ontwikkelingsmogelijkheden zij heeft. Voorts moet er worden gekeken hoe [roepnaam minderjarige] los kan komen van de loyaliteit richting de moeder zodat haar autonomie kan groeien. De Raad stemt in met het verzoek van de GI. Gezien het verleden en de opstelling van de moeder dient er daarvoor te worden gekozen en niet voor het traject dat door de advocaat van de moeder is voorgesteld. De uitkomst van zo’n traject is onduidelijk.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265e lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing en ook nadat deze machtiging is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Hij kan dit doen met betrekking tot: het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan twaalf jaar of van de minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.
De kinderrechter overweegt dat een verzoek op grond van artikel 1:265e BW alleen kan worden toegewezen als is voldaan aan een aantal voorwaarden.
In de eerste plaats moet er sprake zijn van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. Dat is het geval. Deze beschermingsmaatregelen duren nog voort tot in ieder geval 1 november 2022.
Daarnaast moet medisch handelen noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Ook dat is het geval.
Naar het oordeel van de kinderrechter is voldoende komen vast te staan uit de stukken en de toelichting van de GI tijdens de mondelinge behandeling dat [roepnaam minderjarige] , die meervoudig gehandicapt is, medische behandeling nodig heeft en dat voor een goede behandeling niet alle informatie beschikbaar is. Zo is een persoonlijkheidsonderzoek van [roepnaam minderjarige] nodig om te kunnen bepalen op welk IQ-niveau zij momenteel zit en wat er nodig is voor haar ontwikkeling. Pas na het beschikbaar komen van die informatie kan zij adequaat worden behandeld. Daarnaast zijn er andere medische behandelingen die [roepnaam minderjarige] moet ondergaan. De moeder zelf geeft voor dat onderzoek en behandelingen geen toestemming. Daardoor mist [roepnaam minderjarige] al meer dan een jaar de broodnodige medische behandelingen.
De kinderrechter kan dan ook niet anders dan concluderen dat medische behandeling van [roepnaam minderjarige] noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Die is namelijk gericht op het wegnemen van haar ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De door de GI gewenste behandelingen, waaronder het persoonlijkheidsonderzoek van [roepnaam minderjarige] , merkt de kinderrechter aan als een medisch onderzoek, nu de GI stelt dat na kennisname van de resultaten van dat onderzoek trajecten van medische behandelingen kunnen worden gestart. Er zal dan (mede) sprake zijn van trajecten gericht op diagnostiek en behandeling van mogelijke DSM geclassificeerde problematiek door een psycholoog.
De kinderrechter dient te onderzoeken of niet kan worden volstaan met een minder verstrekkende maatregel, omdat een overheveling van het gezag ingrijpt in zowel de rechten van het kind als die van de ouder.
De moeder acht een thuisplaatsing de beste oplossing omdat zij vindt dat de uithuisplaatsing schadelijk is voor [roepnaam minderjarige] . De kinderrechter wijst erop dat de plaatsing van [roepnaam minderjarige] in het kader van het onderhavige verzoek niet ter discussie staat. Daarvoor wordt verwezen naar de voornoemde beschikking van heden inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Dit is dus geen mogelijkheid.
De kinderrechter moet voorts vaststellen dat de GI en de moeder een verschillende visie hebben wat betreft de oplossing van de problematiek. Ook tijdens de mondelinge behandeling hebben zij daarover geen overeenstemming kunnen bereiken. Het bij de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder gedane voorstel om hem door tussenkomst van een medisch adviesbureau de kans te bieden om de noodzakelijke onderzoeken te laten doen en aldus via die weg laten vaststellen wat de problematieken van de moeder en [roepnaam minderjarige] zijn acht de kinderrechter in deze fase van het debat niet de juiste weg. Blijkens de toelichting van de advocaat moet hij met de moeder zijn voorstel bespreken en alleen bij instemming van haar zal hij zijn voorstel kunnen uitvoeren. Vast staat dat de GI al vele malen met de moeder heeft gesproken om onder meer toestemming te krijgen voor diverse medische behandelingen, die steeds is geweigerd. Daarnaast heeft de moeder bij de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zij nog niet weet of zij bereid is om haar advocaat toestemming te geven voor het door hem laten verrichten van de door hem genoemde onderzoeken. Mede op grond hiervan onderschrijft de kinderrechter het standpunt van de GI en de Raad dat de moeder, zelfs bij een eventuele toestemming aan haar advocaat, niet structureel zal meewerken met de GI. Dit blijkt duidelijk uit haar voortdurende houding richting de GI, die zij steeds heeft gewantrouwd. Daarnaast acht de kinderrechter het wenselijk dat de begeleiding van het medisch traject van de moeder en van [roepnaam minderjarige] plaatsvindt onder regie van de GI. Ten slotte wordt geoordeeld dat alhoewel [roepnaam minderjarige] ouder is dan twaalf jaar, zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen terzake, nu zijzelf ten aanzien van de medische trajecten niet aangeeft wat haar eigen behoeften zijn, maar de moeder volgt in haar wensen.
In artikel 1:265h BW is neergelegd dat de kinderrechter verzocht kan worden om voor een specifieke medische behandeling toestemming te geven, ondanks dat de ouders met gezag hier niet mee instemmen. De reikwijdte van dit artikel is daarmee minder verstrekkend dan het verzochte op basis van artikel 1:265e eerste lid onder b, BW. Gelet op het feit dat voor [roepnaam minderjarige] meer dan een enkele specifieke medische behandeling nodig is, acht de kinderrechter het niet juist om bij het ontbreken van de toestemming van de moeder op grond van dit artikel vervangende toestemming te verlenen. In dit verband volgt de kinderrechter het advies van de Raad om het verzoek van de GI toe te wijzen.
Alles afwegende zal de kinderrechter dat verzoek van de GI toewijzen. Hij acht een gedeeltelijke gezagsoverdracht aan de GI in het belang van [roepnaam minderjarige] om de benodigde medische behandelingen te kunnen starten en continuering van die behandelingen vorm te kunnen geven.
De kinderrechter merkt op dat de na te noemen beslissing van kracht is tot het einde van de machtiging tot uithuisplaatsing, zijnde tot 1 november 2022.
Als de GI deze gedeeltelijke gezagsoverdracht na voornoemde datum wenst voort te zetten, dan zal zij een nieuw verzoek daartoe bij de kinderrechter moeten indienen.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
De kinderrechter:
bepaalt dat het gezag over [roepnaam minderjarige] , voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, derhalve tot 1 november 2022, met betrekking tot het geven van toestemming voor medische behandelingen en een persoonlijkheidsonderzoek met een IQ-bepaling wordt uitgeoefend door de GI en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Geers, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.