ECLI:NL:RBZWB:2021:6500
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag reclamebelasting door osteopaat
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een osteopaat en de heffingsambtenaar van de gemeente over een aanslag reclamebelasting. De heffingsambtenaar had op 31 augustus 2019 een aanslag opgelegd voor het jaar 2019 en op 31 oktober 2019 ook voor 2018. De osteopaat maakte bezwaar tegen beide aanslagen, maar het bezwaar tegen de aanslag voor 2019 werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag voor 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de heffingsambtenaar daar nog niet op had beslist.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de aanslag voor 2019 uitgevoerd. De osteopaat stelde dat zij geen reclame had gemaakt en dat het maken van reclame voor commerciële doeleinden verboden was volgens de Beroepscode Osteopathie. De rechtbank oordeelde echter dat de bestickering van de vensters van haar praktijkruimte voldeed aan de definitie van een 'reclameobject' zoals vastgelegd in de gemeentelijke verordening. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht had opgelegd, omdat de bestickering gericht was op het trekken van de aandacht van het publiek.
De rechtbank verwierp ook de stelling van de osteopaat dat zij voorafgaand aan de aanslag op de hoogte had moeten worden gesteld. De rechtbank benadrukte dat de heffing van reclamebelasting voortvloeit uit de verordening die voorafgaand aan het belastingjaar was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de aanslag ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.