In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 2.812, die was opgelegd ter zake van een motorrijtuig. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.873. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur een hertaxatie had laten uitvoeren, maar dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd voor een hogere schadevergoeding dan de inspecteur had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de hertaxateur deskundig en onafhankelijk was en dat de door de belanghebbende opgevoerde schade niet meer was dan normale gebruiksschade. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de belanghebbende vergoed tot een bedrag van € 1.068.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.A.M. van Meer, en heeft de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.