2.6Bij brief van 21 oktober 2021 heeft mr. Kramer namens de man meegedeeld dat partijen tot een volledig vergelijk zijn gekomen. Onder intrekking van de met de overeenstemming strijdige verzoeken, verzoekt de man de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw voortaan te belasten met het éénhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen;
II. het ouderschapsplan d.d. 16 december 2016 (
bedoeld zal zijn: 2015), en daarmee de beschikking d.d. 12 februari 2016 van de rechtbank Overijssel (zaak-/rekestnummer C/08/181268 ES RK 16-121) te wijzigen, door te bepalen dat:
a. de man en de minderjarige kinderen van partijen geen contact- en omgang met
elkaar hebben, en dat vernieuwde omgang en contact plaatsvindt in overleg met de
vrouw;
b. het de man vrij staat om per email bij de vrouw te informeren over het wel en wee
van de kinderen;
c. de man zijn medewerking verleent aan omgang tussen de minderjarige kinderen van
partijen en de familie van de man, waarbij de vrouw deze omgang met de familie van
de man dient te initiëren;
d. de man met ingang van 1 oktober 2021 dient bij te dragen in de kosten van
opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen van partijen, waarbij de
betreffende bijdragen kunnen worden gewijzigd bij een wijziging van
omstandigheden op grond van de wet, met een bij vooruitbetaling voor de eerste
van de maand aan de vrouw te betalen bedrag van € 75,00 per kind per maand, met
een wettelijke indexering voor het eerst per 1 januari 2023, onder de bepaling dat de
overige door partijen overeengekomen regelingen met betrekking tot de kosten van
opvoeding en verzorging van de kinderen met ingang van 1 oktober 2021 ophouden
te bestaan;
e. partijen per datum 1 oktober 2021 over en weer niets meer van elkaar te vorderen
te hebben ten aanzien van de kosten van opvoeding en verzorging van de
minderjarige kinderen van partijen;
III. te bepalen c.q. te verklaren voor recht dat partijen overeengekomen zijn dat:
a. partijen gezamenlijk de rechtbank zullen verzoeken de ten aanzien van de
minderjarige kinderen van partijen bestaande ondertoezichtstellingen te beëindigen;
b. partijen over en weer niet gehouden zijn verder nog op enigerlei wijze bij te dragen
in de kosten van het levensonderhoud van de ander, en dat partijen over en weer
door het overeenkomen van deze regeling onvoorwaardelijk afstand doen van alle
verdere partneralimentatierechten, waarbij deze afspraak voor beide partijen
bindend is en dat deze niet door rechterlijke uitspraak of anderszins kan worden
gewijzigd, behoudens in het geval van een zo ingrijpende wijziging van
omstandigheden dat de alimentatiegerechtigde naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden, zoals in
artikel 1:159 lid 3 BW is bepaald;
c. partijen ten aanzien van de verdeling van hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.