ECLI:NL:RBZWB:2021:6569
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering en loonsanctie in bestuursrechtelijke procedure
Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H.J. aan de Stegge, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 augustus 2020, waarin de toekenning van een WIA-uitkering aan haar werkneemster met ingang van 10 augustus 2019 werd vastgesteld. De werkneemster was sinds 1 mei 2010 in dienst bij eiseres en was op 13 augustus 2016 uitgevallen door medische problemen. Eiseres is eigenrisicodrager voor de Wet WIA en had eerder een loonsanctie opgelegd gekregen van het UWV vanwege niet-naleving van re-integratieverplichtingen.
Tijdens de zitting op 17 november 2021 in Breda, heeft eiseres betoogd dat de WIA-uitkering per einde wachttijd, dus per 10 augustus 2018, toegekend had moeten worden. Eiseres stelde dat het UWV ten onrechte de FML pas geldig had verklaard vanaf 10 augustus 2019 en dat dit niet correct was. Subsidiair verzocht eiseres om schadevergoeding van € 40.111,60, omdat zij meende dat het UWV onterecht een loonsanctie had opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had toegekend met ingang van 10 augustus 2019, omdat de loonsanctie tot die datum van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen geslaagd beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel en dat de schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat het loonsanctiebesluit niet ter beoordeling lag. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.