In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J.W.C. Lipman, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 13 februari 2020, omdat zij met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 12,78% als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden rekening gehouden met de door eiseres aangegeven klachten, waaronder pijnklachten na een busongeluk. De rechtbank concludeerde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 7 oktober 2020, die de belastbaarheid van eiseres vaststelde, adequaat was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze functies medisch passend waren voor eiseres, ondanks haar klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op basis van de inkomsten uit deze functies een mate van arbeidsongeschiktheid van 15,38% had, wat onvoldoende was voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft daarom de weigering van de WIA-uitkering door het UWV bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.