In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 24 juli 2020, waarin een terugvordering van een te hoog uitbetaald bedrag aan nabestaandenuitkering werd aangekondigd. Eiseres ontving sinds mei 2019 een uitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) en daarnaast een WIA-uitkering van het UWV. De Svb had eerder vastgesteld dat er over een bepaalde periode een te hoog bedrag was uitbetaald en had een terugvordering van € 1.719,35 opgelegd. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waardoor deze in rechte vaststaan.
Tijdens de zitting op 2 december 2021 was eiseres niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. De rechtbank heeft overwogen of eiseres nog voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De Svb had de betalingsregeling voor de terugvordering ingetrokken, omdat eiseres zich niet aan de afspraken had gehouden. De rechtbank concludeerde dat eiseres met haar beroep niet meer kon bereiken dat de Svb een lagere maandlast zou vaststellen, aangezien de terugvordering inmiddels was verrekend met een nabetaling die eiseres had ontvangen.
Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 23 december 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.