ECLI:NL:RBZWB:2021:6678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
02-245749-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging met geweld, gepleegd onder invloed van financiële problemen en middelengebruik

Op 30 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2021 in Tilburg een diefstal heeft gepleegd. De verdachte heeft een gereedschapskoffer en een hoeveelheid werktuig gestolen uit een winkel, waarbij hij de caissière heeft bedreigd met een mes. De verdachte was ten tijde van het delict onder invloed van alcohol en medicatie, en handelde uit paniek door acute financiële problemen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 16 december 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft de diefstal bekend en er zijn geen verweren gevoerd door de verdediging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank oordeelt dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 150 uur opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling door de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematiek en de stappen die hij heeft gezet in zijn behandeling en begeleiding.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook de wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte is strafbaar verklaard voor de diefstal met bedreiging met geweld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 30 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/245749-21
vonnis van de meervoudige kamer van 30 december 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1980 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte bij de [Naam 1] in Tilburg een gereedschapskoffer en een hoeveelheid werktuig heeft gestolen terwijl hij aan de caissière een mes heeft laten zien en heeft gevraagd om geld. Dit is subsidiair ten laste gelegd als een poging daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes. Er is sprake van een voltooid delict. Verdachte heeft de spullen in tassen gedaan en is voorbij de kassapoorten gelopen. De diefstal is gevolgd van bedreiging met geweld door een mes te tonen aan de caissière. Het tonen van het mes kan worden gezien als een manier om de vraag naar geld kracht bij te zetten en niet als een afzonderlijke poging tot afpersing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ook van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen en heeft geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde diefstal met bedreiging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 september 2021 te Tilburg, een gereedschapskoffer en een hoeveelheid werktuig , die aan de [Naam 1] (gelegen aan de [Straatnaam] te Tilburg), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [Naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een mes, in de richting van die [Naam 2] te houden/tonen endaarbij de woorden toe te voegen: "leg hier maar geld neer";
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie vordert daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen. Daarnaast vordert de officier van justitie, in verband met de ernst van het feit, een werkstraf van 240 uur op te leggen. Bij de bepaling van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de problematiek die ten tijde van het strafbare feit speelde. Daarnaast heeft de officier van justitie in positieve zin rekening gehouden met het feit dat verdachte aan de slag is gegaan met zijn probleemgebieden: hij gebruikt geen alcohol meer, laat zich behandelen en begeleiden en heeft schuldhulpverlening.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de verdediging bepleit een taakstraf van maximaal 180 uur op te leggen aangezien een taakstraf van langere duur de positief ingeslagen weg op het gebied van behandeling en begeleiding mogelijk zal doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld van diverse goederen van de [Naam 1] . Daarbij heeft hij de caissière bedreigd met een mes. De caissière heeft de hulp ingeroepen van collega’s die verdachte ter plaatse hebben aangehouden. Verdachte heeft verklaard dat hij in de ochtend voorafgaand aan de diefstal bier had gedronken en medicatie had gebruikt. Toen hij een telefoontje kreeg dat hij ontvangen uitkeringsgelden moest terugbetalen, is er iets in zijn hoofd geknapt. Hij heeft toen het plan opgevat om met een mes naar de [Naam 1] te gaan en hij heeft daar gereedschap in een tas gedaan en meegenomen. Toen verdachte de collega’s van de caissière aan zag komen dacht hij al: “waar ben ik mee bezig”. Verdachte heeft verklaard dat hij nooit de intentie had de caissière geweld aan te doen en dat hij erge spijt heeft van zijn daad. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment van de diefstal op diverse vlakken problemen had en dat de getoonde spijt oprecht is. Hoewel de rechtbank ook de indruk heeft dat verdachte niet de intentie had om geweld te gebruiken en dat hij in een opwelling heeft gehandeld, neemt dit niet weg dat het een zeer ernstig feit is dat de caissière zich blijkens haar verklaring ook bedreigd voelde en bang was.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het vrijwel blanco strafblad van verdachte.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het rapport van de reclassering van Iriszorg van 26 november 2021. In dit rapport staat onder andere dat de reclassering een indirecte relatie ziet tussen het leefgebied dagbesteding en het plegen van het feit. Omdat verdachte ten tijde van de verdenking geen dagbesteding had als gevolg van zijn hartproblemen, ontbrak het hem aan structuur in zijn leven. Dit vergroot de kans op verveling hetgeen het risico op het plegen van delicten met zich meebrengt. De reclassering ziet ook een relatie tussen het leefgebied financiën en het feit. Verdachte is in paniek geraakt toen hij geen recht bleek te hebben op een ziektewetuitkering waardoor schulden zouden ontstaan en is overgegaan tot het plegen van het onderhavige delict. Verdachte was ten tijde van het feit onder invloed van medicatie en alcohol en kon daardoor op dat moment niet meer helder nadenken. Er is dus ook een directe relatie tussen het middelengebruik en het plegen van het feit. De reclassering ziet tot slot ook een directe relatie tussen het psychosociaal functioneren en het feit. Verdachte heeft niet de juiste vaardigheden aangeleerd om met zijn problematiek om te kunnen gaan. Momenteel verblijft verdachte bij Stichting de Ontmoeting en volgt hier een dagbesteding, beide op justitiële titel. Verdachte heeft hierdoor structuur in zijn leven en hij wordt begeleid bij het stabiliseren van zijn leefgebieden. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich schaamt voor het feit en toont een houding waarin hij verantwoordelijkheid neemt om met zijn problematiek om te kunnen gaan. Verdachte is gestopt met het gebruik van alcohol en is momenteel goed ingesteld op medicatie. Hij neemt deel aan dagbesteding en start op korte termijn met zijn ambulante verslavingsbehandeling. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met een mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en herstelbemiddeling. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een taakstraf. Vanwege de financiële situatie van verdachte is een financiële sanctie niet wenselijk.
De rechtbank acht het, gelet op de problematiek van verdachte en het feit dat hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien aan zijn probleemgebieden te willen en kunnen werken, niet wenselijk dat verdachte teruggaat naar de gevangenis.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om er voor te zorgen dat verdachte in de toekomst als hij problemen heeft en in paniek raakt niet weer overgaat tot het plegen van een strafbaar feit. Daarnaast wordt door de bijzondere voorwaarde de positieve weg die verdachte is ingeslagen, gewaarborgd. Voorts zal de rechtbank, in verband met de ernst van het feit, aan verdachte een taakstraf van 150 uur opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis telefonisch moet melden (in verband met maatregelen omtrent corona) bij Reclassering Tactus in Apeldoorn, telefoonnummer 088-3822887. Hierna worden er nadere afspraken gemaakt over de wijze van uitvoering en de meldplichtcontacten. Verdachte moet zich vervolgens blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’en aan een gedragsinterventie en/of urinecontroles;
* dat verdachte zich laat begeleiden en behandelen door Justact of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering het nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte verblijft bij de Ontmoeting in Apeldoorn of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt, indien de reclassering het noodzakelijk acht, aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan een traject voor herstelbemiddeling indien het slachtoffer hiervoor open staat en indien de reclassering het noodzakelijk acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering van Tactus tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P.M.C.J. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 december 2021.
Mr. Martens, mr. Maandag en mr. Smits zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.