ECLI:NL:RBZWB:2021:6681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
C/02/387966 JE RK 21-1532
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
  • A. Hamburger
  • J. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in het kader van omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ouders, de moeder en de vader, hebben beiden een verzoek ingediend tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 21 oktober 2021 door de gecertificeerde instelling (GI) was gegeven. De schriftelijke aanwijzing regelde de omgang tussen [minderjarige] en haar ouders, maar de ouders waren van mening dat deze regeling niet meer actueel was en hen belemmerde in hun pogingen om de omgangsregeling uit te breiden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er recente ontwikkelingen zijn die de situatie van [minderjarige] hebben veranderd. De pleegouders hebben het initiatief genomen om samen te werken met de ouders, wat heeft geleid tot een verbeterde communicatie en een ontspannen omgang tussen hen. De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing niet langer actueel was en dat de verzoeken van de ouders om deze te vervallen, moesten worden toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van samenwerking tussen de GI, de ouders en de pleegouders om tot een gezamenlijke en haalbare omgangsregeling te komen.

De rechtbank heeft de schriftelijke aanwijzing van 21 oktober 2021 vervallen verklaard en benadrukt dat de ouders en pleegouders in goed overleg moeten werken aan een uitbreiding van de omgangsregeling, waarbij de GI een regierol zal vervullen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/387966 / JE RK 21-1532
Datum uitspraak: 22 december 2021

Nadere beschikking over een schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Krol,
en

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Koopman-van Lieshout,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,

[pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informanten zijn in de procedure betrokken [pleegzorgwerker 2] , in de hoedanigheid van pleegzorgwerker en [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper, beiden werkzaam voor Vigere pleegzorg (hierna: Vigere).
Het verdere procesverloop
Het procesverloop blijkt uit:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 24 augustus 2021;
- de op 27 oktober 2021 ontvangen producties van de GI;
- de op 10 november 2021 ontvangen brief van de advocaat van de vader;
- de op 12 november 2021 ontvangen brief van de advocaat van de moeder met producties;
- de op 29 november 2021 ontvangen brief van de advocaat van de moeder met als bijlage een brief van de pleegouders.
Op 8 december 2021 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak mondeling, met gesloten deuren, behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegouders,
- twee vertegenwoordigsters van de GI,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- [pleegzorgwerker 1] en [gedragswetenschapper] , werkzaam bij Vigere.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het onderhavige verzoek en de door de GI ingediende verzoeken in de zaken met de nummers C/02/388585 / JE RK 21-1663 en C/02/391782 / JE RK 21-2347 zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gezamenlijk behandeld. In laatstgenoemde zaken is heden bij aparte beschikking beslist.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders sinds april 2020.
Bij beschikking van 27 september 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. Laatstelijk, bij beschikking van heden heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 september 2022. Bij die beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 juli 2022. Het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden in afwachting van een nadere mondelinge behandeling van het verzoek in mei/juni 2022.
De meervoudige kamer heeft bij beschikking van 14 juli 2021 het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering vervangen door de GI.
Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (op dat moment de GI) heeft op 6 juli 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder met betrekking tot de omgangsregeling tot 2 augustus 2021.
Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek op 24 augustus 2021 was de (huidige) GI bezig met het opstellen van een nieuwe schriftelijke aanwijzing. Aangezien de moeder met haar verzoek beoogde de omgangsregeling door de kinderrechter te laten toetsen, is uit praktisch oogpunt aangenomen dat het verzoek van de moeder zich ook richt tot de op dat moment nog vast te stellen schriftelijke aanwijzing. Uit proceseconomische overwegingen is verder aangenomen dat de vader een verzoek doet tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, gericht tegen hem, omdat ook hij de omgangsregeling graag door de kinderrechter getoetst wil zien. De behandeling dan de verzoeken is vervolgens aangehouden in afwachting van de nieuwe schriftelijke aanwijzing.
Op 21 oktober 2021 heeft de GI een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de omgangsregeling, inhoudende
- dat er eenmaal per maand contact is tussen [minderjarige] en zowel de moeder als de vader, gedurende een uur, bij Vigere;
- dat het contact wordt begeleid door één van de pleegouders en de pleegzorgwerker van Vigere of de jeugdzorgwerker van de GI;
- dat de ene maand contact zal plaatsvinden met de vader en de moeder alleen en dat in de andere maand de vader [x] mag meenemen naar het contact en de moeder [xx] ;
- dat de omgang zal plaatsvinden volgens de door de GI vastgestelde structuur.
De moeder en de vader kunnen zich niet vinden in de vastgestelde omgangsregeling en zij handhaven hun verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing.

De standpunten

De GI legt aan de aanwijzing ten grondslag dat de ouders onvoldoende lijken in te zien wat de gevolgen zijn van het belaste verleden van [minderjarige] en het aandeel van de ouders daarin, alsmede het gebrek aan emotionele toestemming voor verblijf in het pleeggezin. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en zij moet rust en ruimte krijgen voor haar traumabehandeling. Dat is lastig te combineren met het contact met de ouders, omdat die contacten veel onrust en spanningen met zich meebrengen. Hoewel de ouders [minderjarige] behoeden voor fysieke onveiligheid tijdens de contacten, hebben zij af en toe aansturing nodig om structuur en duidelijkheid te bieden. De GI handhaaft de schriftelijke aanwijzing, ondanks allerlei recente ontwikkelingen. De vastgestelde omgangsregeling is immers actueel en dat staat los van een eventuele uitbreiding van de omgang in de toekomst.
De moeder kan zich niet vinden in de schriftelijke aanwijzing. Kort geleden hebben zij en de pleegouders in het belang van [minderjarige] de handen ineengeslagen en hebben zij zich voorgenomen om te bezien of een uitbreiding van de omgangsmomenten kan leiden tot een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De schriftelijke aanwijzing staat aan de uitvoering daarvan in de weg en is daarmee contra-productief.
De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder. De krachten zijn gebundeld en de vader wil zich er hard voor maken dat het beoogde doel wordt bereikt. Hij meent dat de huidige contactregeling ook weinig ruimte biedt voor een ontspannen omgangsmoment met [minderjarige] en hij ervaart hierdoor juist een onderlinge verwijdering. De huidige contactregeling is te spanningsvol en er zal volgens hem meer rust ontstaan als de contacten frequenter plaatsvinden.

De beoordeling

Bij beschikking van heden met de zaaknummers C/02/388585 / JE RK 21-1663 en C/02/391782 / JE RK 21-2347 is uitgebreid overwogen dat er sprake is van recente ontwikkelingen, die de situatie van [minderjarige] hebben doen veranderen. Nadat de GI te kennen heeft gegeven van plan te zijn [minderjarige] over te plaatsen naar een gezinshuis, hebben de pleegouders het initiatief genomen om te komen tot samenwerking met de ouders, omdat zij allen het beste willen voor [minderjarige] . Er hebben (stevige) gesprekken plaatsgevonden, die ertoe hebben geleid dat de ouders en pleegouders een streep hebben gezet onder het verleden en daardoor is (mogelijk) ruimte ontstaan voor een uitbreiding van de contacten tussen [minderjarige] en haar ouders. Door het onderlinge begrip verlopen de contactmomenten momenteel op ontspannen wijze.
Hoewel de haalbaarheid van een uitgebreidere omgang in de toekomst zal moeten blijken, wordt een nader onderzoek naar de mogelijkheden in de weg gestaan door de schriftelijke aanwijzing met betrekking tot de omgangsregeling. Daarmee is de schriftelijke aanwijzing naar het oordeel van de rechtbank niet langer actueel en om die reden dienen de verzoeken van de ouders te worden toegewezen.
Dat betekent niet dat de ouders en de pleegouders in onderling overleg kunnen overgaan tot een uitbreiding van de omgangsregeling. De GI speelt daarbij een rol en in goed onderling overleg tussen alle betrokkenen zal moeten worden bezien in hoeverre een uitbreiding van de omgangsregeling haalbaar en doenlijk is, wat daarvan de effecten zijn op [minderjarige] , of een eventuele verdere uitbreiding van de contacten mogelijk is en zo ja, op welke termijn. De GI zal hierin de regierol moeten vervullen.
Om aan dit proces vorm te kunnen geven, zal moet worden gewerkt aan herstel van het onderlinge vertrouwen tussen de GI en pleegzorg enerzijds en de ouders en pleegouders anderzijds en zal moeten worden gekomen tot een gezamenlijk en reëel plan. Daarbij zal in openheid met elkaar moeten worden gecommuniceerd en ook moeten worden geaccepteerd dat de te nemen beslissingen misschien afwijken van het meest wenselijke individuele scenario. De rechtbank acht dit haalbaar, nu er inmiddels een goede basis is gelegd in het contact tussen de ouders en de pleegouders, waarbij het belang van [minderjarige] voorop wordt gesteld.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De meervoudige kamer van de rechtbank:
verklaart, uitvoerbaar bij voorraad, de schriftelijke aanwijzing van 21 oktober 2021 vervallen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Phillips, Hamburger en Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.