ECLI:NL:RBZWB:2021:6712
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake boete opgelegd door Centraal Administratie Kantoor
In deze zaak heeft eiser, wonende in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) van 26 januari 2021, waarbij een boete aan eiser was opgelegd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 29 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/2449. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was de bekendmaking op 26 januari 2021, waardoor de termijn eindigde op 9 maart 2021. Eiser heeft pas op 8 juni 2021 beroep ingesteld, wat buiten de termijn valt.
Eiser heeft als reden voor de te late indiening opgegeven dat hij geen tijdige reactie op zijn aangetekende bezwaar heeft ontvangen en dat hij vanwege een immuunziekte tijdens de coronacrisis niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormen voor het verzuim. Eiser had, indien hij gedurende de beroepstermijn niet in staat was om zelf een beroepschrift in te dienen, iemand kunnen verzoeken om dit voor hem te doen. Bovendien zou eiser ook te laat zijn geweest met het indienen van zijn beroep als de datum van ontvangst van de beslissing op bezwaar, 18 februari 2021, als uitgangspunt werd genomen.
De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.