ECLI:NL:RBZWB:2021:6864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
386858 HA RK 21-135, 386861 HA RK 21-136, 386862 HA RK 21-137, 386863 HA RK 21-138 en 386865 HA RK 21-139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • P. Peters
  • M. Römers
  • A. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke zaken met meerdere verzoekers

Op 1 juli 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van vijf verzoekers, die zich hadden gewend tot de rechtbank in verband met de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken. De verzoekers, vertegenwoordigd door gemachtigde J.A. Cardol, voerden aan dat er sprake was van een schijn van partijdigheid van de rechter, omdat de heer Verhoeven niet aanwezig mocht zijn bij de mondelinge behandeling. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kunnen trekken.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De kamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de heer Verhoeven niet toe te laten tot de zitting een procesbeslissing is, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees van vooringenomenheid van de rechter.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de wrakingsverzoeken afgewezen en bepaald dat de behandeling van de aanhangige zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummers 386858 HA RK 21-135, 386861 HA RK 21-136, 386862 HA RK 21-137, 386863 HA RK 21-138 en 386865 HA RK 21-139
beslissing van 1 juli 2021 inzake de wrakingsverzoeken ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker 1] ,
gevestigd te Oirschot,
[verzoeker 2] ,
wonende te Waalre,
[verzoeker 3] ,
gevestigd te Liempde,
[verzoeker 4] ,
wonende te Maren-Kessel,
[verzoeker 5] ,
wonende te Wohlen Aargau (Zwitserland),
verder ook te noemen verzoekers,
gemachtigde: J.A. Cardol te Utrecht.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de zaken met nummer BRE 18/5887 ( [verzoeker 1] ), BRE 19/2882
( [verzoeker 2] ), BRE 18/3076 tot en met BRE 18-3078, BRE 18-2440, BRE 18/2441, BRE 20-6176 ( [verzoeker 3] ), BRE 20/6175 ( [verzoeker 4] ) en BRE 19/777 ( [verzoeker 5] );
- het proces-verbaal van de zitting van 17 juni 2021 waar de wrakingsverzoeken zijn gedaan.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Bastiaansen, hierna te noemen de
rechter, belast met de behandeling van de zaken met nummer BRE 18/5887 BRE 19/2882, BRE 18/3076 tot en met BRE 18-3078, BRE 18-2440, BRE 18/2441, BRE 20-6176, BRE 20/6175 en BRE 19/777.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoekers is aangevoerd dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat doordat de heer Verhoeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig mocht zijn.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoekers aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hen een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoekers geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
De rechter heeft tijdens de zitting de gemachtigde voorgehouden dat de heer Verhoeven is geweigerd in deze zaken en dat hij de aanwezigheid van de heer Verhoeven niet toestaat bij de mondelinge behandeling. De wrakingskamer is van oordeel dat deze beslissing van de rechter moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoekers vooringenomen is of dat hun vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst de verzoeken af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaken met nummer BRE 18/5887, BRE 19/2882, BRE 18/3076 tot en met BRE 18-3078, BRE 18-2440, BRE 18/2441, BRE 20-6176, BRE 20/6175 en BRE 19/777 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens indiening van de verzoeken;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in die zaken niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 1 juli 2021 door mr. Peters, mr. Römers en
mr. Haerkens-Wouters, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.