ECLI:NL:RBZWB:2021:6884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
C/02/392423 JE RK 21-2457
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om afgifte paspoorten en vervangende toestemming voor vakantie met pleegkinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende geschillen rondom de uitvoering van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen. De gecertificeerde instelling (GI) had twee verzoeken ingediend: het eerste verzoek betrof de afgifte van paspoorten van de minderjarigen door de moeder, en het tweede verzoek was om vervangende toestemming te verlenen aan de pleegouders om met een van de minderjarigen op vakantie te gaan.

De moeder betwistte dat zij de paspoorten niet had afgegeven en stelde dat zij deze eerder aan een jeugdzorgwerker had overhandigd. De GI kon tijdens de mondelinge behandeling niet bevestigen of ontkennen dat de paspoorten al in hun bezit waren. Bovendien was er geen recent verzoek aan de moeder gedaan om de paspoorten af te geven. De kinderrechter concludeerde dat er geen geschil was over de afgifte van de paspoorten, waardoor het verzoek van de GI werd afgewezen.

Wat betreft het tweede verzoek om vervangende toestemming voor de vakantie, kon de GI niet specificeren wanneer en waar de vakantie zou plaatsvinden. Dit gebrek aan concrete informatie maakte het voor de kinderrechter onmogelijk om het verzoek adequaat te beoordelen. Daarom werd ook dit verzoek afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 6 januari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/392423 / JE RK 21-2457
Datum uitspraak: 21 december 2021

Beschikking geschillenregeling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [roepnaam minderjarige] ,

[minderjarige2] ,

geboren op [geboortedatum2] 2018 te [geboorteplaats2] ,
hierna te noemen [roepnaam minderjarige2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden inzake [roepnaam minderjarige] aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [X] ,
bijgestaan door mr. C.G.A. Mattheussens, advocaat te Roosendaal,

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [XX] ,
bijgestaan door mr. K.G.I.M. Schröder, advocaat te Utrecht, voor [roepnaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als informant inzake [roepnaam minderjarige2] aan:

[vader] , voornoemd, bijgestaan door mr. Schröder, voornoemd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 19 november 2021, ingekomen bij de griffie op 26 november 2021;
- het verzoek van de GI van 20 december 2021, ingekomen bij de griffie op 21 december 2021.
Op 21 december 2021 heeft de kinderrechter de verzoeken met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

De ouders hebben het gezamenlijk gezag over [roepnaam minderjarige] . Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 24 september 2021 zijn [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] onder toezicht van de GI gesteld tot 24 januari 2022. [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] verblijven op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing in verschillende pleeggezinnen.

Het verzoek

De GI verzoekt de kinderrechter om de moeder te bevelen de paspoorten van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] aan de GI af te geven. Daarnaast verzoekt de GI om aan haar vervangende toestemming te geven voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [roepnaam minderjarige2] . Bij de mondelinge behandeling is door de GI verklaard dat dit verzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek voor vervangende toestemming voor [roepnaam minderjarige2] om met haar pleegouders ten behoeve van vakantie naar het buitenland te kunnen reizen.

Het standpunt van de verzoekster

De vertegenwoordigster van de GI heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat door de jeugdzorgwerker meermalen aan de moeder is gevraagd om paspoorten van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] aan de GI af te geven. Die identiteitsbewijzen heeft de GI nodig om ten behoeve van hen een beroep te kunnen doen op medische zorg, zoals inschrijving bij de tandarts. Daarnaast heeft [roepnaam minderjarige2] een paspoort nodig om met haar pleegouders naar het buitenland te kunnen gaan voor vakantie. Volgens de GI is al meermalen aan de moeder om de paspoorten en de toestemming voor de vakantie gevraagd, maar is die steeds geweigerd.
Volgens de verklaring van de vertegenwoordigster van de GI is haar niet bekend dat de moeder de paspoorten al eerder aan een jeugdzorgwerker heeft afgegeven. Daarom kan zij het standpunt van de moeder dat zij die documenten al aan de GI heeft afgegeven niet ontkennen of erkennen. De GI weet echter nog niet voor welke periode en naar welk land de pleegouders van [roepnaam minderjarige2] met haar op vakantie willen gaan.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is bij de mondelinge behandeling, voor zover thans van belang, verklaard dat de moeder al aan de vorige jeugdzorgwerker de paspoorten van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] heeft afgegeven. Die paspoorten heeft zij later niet terugkregen. Daarnaast wordt aangevoerd dat het verzoek voor vervangende toestemming voor de vakantie voor [roepnaam minderjarige2] erg vaag is. Er is onder meer geen termijn aangegeven en de bestemming is ook niet bekend. Uitdrukkelijk wordt betwist dat door de GI aan de moeder eerder is verzocht om afgifte van de paspoorten of de toestemming voor een vakantie met de pleegouders. Volgens de moeder heeft zij al vijf maanden geen contact met de GI gehad. Volgens de moeder moeten de verzoeken worden afgewezen. De GI heeft haar zaken niet goed op orde, aldus de moeder.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:262b Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt de kinderrechter dat er sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 1:262b BW. De GI stelt dat de moeder weigert om de paspoorten van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] aan haar af te geven. De moeder heeft verklaard dat de moeder de paspoorten al aan een eerder betrokken jeugdzorgwerker heeft afgegeven. Daarnaast heeft de moeder verklaard dat in de afgelopen maanden niet aan haar om afgifte van die documenten heeft verzocht.
De vertegenwoordigster van de GI heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zij de gestelde eerdere afgifte door de moeder niet kan ontkennen of erkennen. Hiervan uitgaande kan niet worden gezegd dat de moeder niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de GI al in het bezit is van de paspoorten van [roepnaam minderjarige] en [roepnaam minderjarige2] . Daarnaast heeft de GI niet onderbouwd dat voor de indiening van het verzoek aan de moeder (meermalen) is verzocht om afgifte van die documenten. Van een geschil in voornoemde zin is dan ook geen sprake. Het desbetreffende verzoek dient reeds daarom te worden afgewezen.
De GI heeft daarnaast verzocht om aan de pleegouders vervangende toestemming te geven om met [roepnaam minderjarige2] op vakantie te kunnen gaan. De GI heeft bij de mondelinge behandeling niet kunnen aangeven in welke periode de vakantie zal zijn en ook niet in welk land. Het verzoek is dan ook niet concreet om dat adequaat te kunnen beoordelen. Reeds daarom dient ook dit verzoek te worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. van Ginkel, als griffier.
De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 januari 2022.