ECLI:NL:RBZWB:2021:6933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
C/02/374054 / HA ZA 20-378
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht assurantietussenpersoon bij evenementenverzekering en uitsluiting pandemierisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Rebirth Events en het assurantiekantoor Midden Brabant Advies. Rebirth, dat jaarlijks het Rebirth Festival organiseert, vorderde schadevergoeding van de gedaagde assurantietussenpersoon omdat er geen evenementenverzekering was afgesloten die dekking bood tegen het pandemierisico, wat leidde tot de afgelasting van het festival in 2020 vanwege COVID-19. De rechtbank oordeelde dat de assurantietussenpersoon niet tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde niet wist, of redelijkerwijs niet behoorde te weten, dat verzekeraars het pandemierisico mogelijk zouden uitsluiten bij evenementenverzekeringen. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de verweten gedragingen van de assurantietussenpersoon en de gestelde schade van Rebirth. De vorderingen van Rebirth werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De procedure begon met een tussenvonnis op 11 november 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 april 2021. De rechtbank beoordeelde of de assurantietussenpersoon een waarschuwingsplicht had jegens Rebirth in de periode voor de aanvraag van de evenementenverzekering op 20 februari 2020. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten waren die erop wezen dat het binnen de beroepsgroep van assurantietussenpersonen algemeen bekend was dat verzekeraars het pandemierisico zouden uitsluiten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet tekort was geschoten in zijn rol als bemiddelaar en dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig aanvragen van de verzekering bij Rebirth lag. De vorderingen van Rebirth werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/374054 / HA ZA 20-378
Vonnis van 2 juni 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING REBIRTH EVENTS,
gevestigd te Haaren,
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Gool te Breda,
tegen
1. de vennootschap onder firma
MIDDEN BRABANT ADVIES,
gevestigd te Oisterwijk,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Eiseres zal hierna Rebirth en gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 november 2020 en de daarin genoemde stukken,
  • de akte indiening producties van Rebirth, met producties 22 t/m 38,
  • de mondelinge behandeling op 20 april 2021 en de door mr. Van Gool overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rebirth organiseert jaarlijks meerdere muziekfestivals in de regio Haaren-Helvoirt, waaronder het Rebirth Festival. Het Rebirth Festival richt zich op hardstyle technomuziek en de laatste jaren bezoeken vele tienduizenden bezoekers, veelal jongeren, het Rebirth Festival.
2.2.
[gedaagde] is een assurantiekantoor dat als assurantieadviseur en assurantietussenpersoon optreedt. Sinds 2012 treedt [gedaagde] op voor Rebirth. [gedaagde] beheert de vaste doorlopende verzekeringen van Rebirth (zoals de ziekteverzuimverzekering voor personeel, goederen- en inventarisverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, ICT-verzekering, opstalverzekering en rechtsbijstandverzekering). Daarnaast verzorgt [gedaagde] jaarlijks de polis voor de evenementenverzekering voor het Rebirth Festival. Het Rebirth Festival heeft in de periode voorafgaand aan het jaar 2020 zeven keer plaatsgevonden.
2.3.
In de jaren tot 2019 is de evenementenverzekering jaarlijks rechtstreeks afgesloten bij Nationale-Nederlanden. In 2019 is voor de totstandkoming van de evenementenverzekering gebruik gemaakt van de bemiddeling van beursmakelaar Schreuder Verzekert, omdat de polis vanwege de hoogte van het te verzekeren risico niet meer door één maatschappij kon worden verzekerd.
2.4.
In 2019 heeft Rebirth voor het eerst met een noemenswaardige schade te maken gehad waarvoor zij onder de evenementenverzekering heeft dienen te claimen. De schade van € 27.563,00 is onder de evenementenverzekering vergoed.
2.5.
Het was al jaren gebruikelijk dat Rebirth ongeveer zes weken voor aanvang van het Rebirth Festival met [gedaagde] afstemde over het sluiten van de evenementenpolis. Doorgaans duurde het na het eerste contact hierover enkele weken voordat de polis werd afgegeven. Dit gebeurde al jaren probleemloos. De polis die jaarlijks werd afgegeven bevatte dekking voor onvoorziene omstandigheden, waaronder begrepen de eventuele schade die voortvloeide uit epidemieën, pandemieën of besmettelijke ziekten.
2.6.
In 2020 zou het Rebirth Festival plaatsvinden van 10 tot en met 12 april 2020.
2.7.
Op 20 februari 2020 heeft Rebirth bij monde van haar secretaris [naam] telefonisch contact opgenomen met [naam] van [gedaagde] om de evenementenverzekering voor het Rebirth Festival editie 2020 tot stand te brengen. [naam] heeft aan [naam] per e-mail van 20 februari 2020 een afschrift van het polisblad van de evenementenverzekering die in 2019 was verstrekt gezonden met daarop aangegeven de gewenste wijzigingen in de dekkingsrisico’s. [naam] heeft aan [naam] meegedeeld dat hij voor het indienen van de aanvraag van de polis tevens een exemplaar van het zogenaamde Integraal Organisatie Plan (hierna: IOP) van het festival nodig had. Het IOP is een fors document dat vanwege de bestandsgrootte niet per e-mail kan worden verzonden. In de e-mail van 20 februari 2020 heeft [naam] aan [naam] meegedeeld dat hij het betreffend document via de webapplicatie WeTransfer aan hem zal toezenden.
2.8.
Op 24 februari 2020 omstreeks 23.42 uur heeft WeTransfer een automatisch gegenereerd bericht naar het e-mailadres van [naam] verzonden met de melding dat de aangeboden bestanden nog niet waren gedownload.
2.9.
Omdat [naam] vakantie had heeft hij dit bericht pas op 28 februari 2020 opgemerkt. [naam] heeft vervolgens onmiddellijk op 28 februari 2020 via Whatsapp contact met [naam] gezocht. Hij heeft gevraagd naar de stand van zaken en de vraag gesteld of het moeten afgelasten van het evenement wegens Corona onder de dekking valt. [naam] heeft daarop geantwoord dat hij het bestand met IOP nog niet via WeTransfer had ontvangen en daarnaast heeft hij het persbericht van Nationale Nederlanden doorgestuurd dat verzekeraars vanaf 27 februari 2020 op polissen voor evenementenverzekeringen een uitsluiting hebben opgenomen ten aanzien van dekking voor schade wegens epidemie, pandemie of besmettelijke ziekten als onvoorziene omstandigheid.
2.10.
Vanaf 28 februari 2020 is nog tevergeefs geprobeerd om een polis evenementenverzekering af te sluiten met de dekking voor onvoorziene omstandigheden, daaronder begrepen schade wegens epidemie, pandemie of besmettelijke ziekten.
2.11.
De advocaat van Rebirth heeft [gedaagde] bij brief van 16 maart 2020 aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] dat er geen evenementenverzekering is afgesloten die dekking biedt tegen het pandemierisico.
2.12.
Het Rebirth Festival is in 2020 niet doorgegaan omdat de Rijksoverheid in het kader van de bestrijding van het COVID-19 virus op 23 maart 2020 de aanvullende maatregel heeft afgekondigd dat evenementen waarvoor een meld- of vergunningsplicht bestaat tot 1 juni 2020 worden verboden. Deze maatregel is verlengd.

3.Het geschil

3.1.
Rebirth vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is jegens Rebirth en gehouden is om Rebirth voor de schade die zij lijdt en zal lijden als gevolg van de afgelasting van het Rebirth Festival 2020 en te gelasten Rebirth schadeloos te stellen, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 12 maart 2020, althans 23 maart 2020, tot aan de dag der algehele uiteindelijke voldoening, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten;
2. [gedaagde] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om aan Rebirth te voldoen een voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding van € 100.000,00;
3. [gedaagde] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van dit geding;
4. indien [gedaagde] niet tijdig voldoet aan de veroordeling, [gedaagde] tevens hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling van de nakosten conform liquidatietarief.
3.2.
Rebirth legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die zij als assurantietussenpersoon jegens Rebirth heeft. Rebirth stelt daartoe dat [gedaagde] in de eerste maanden van 2020 niet proactief heeft gehandeld tijdens de snelle verspreiding van het Covid19-virus doordat zij heeft nagelaten ervoor te waarschuwen dat deze ontwikkeling mogelijk zou leiden tot dekkingsuitsluitingen van verzekeraars in evenementenpolissen ten ter voorkoming hiervan tijdig alternatieven/voorzieningen voor te stellen. Daarnaast heeft [gedaagde] niet gezorgd voor een adequate en snelle indiening van de verzekeringsaanvraag op 20 februari 2020 bij de verzekeringsmaatschappij(en) en/of beursmakelaar. In het bijzonder is [gedaagde] te kort geschoten door niet te informeren bij Rebirth waar het benodigde IOP document bleef dat zou worden toegezonden en bij het uitblijven daarvan reeds de aanvraag ‘voorlopig’ in te dienen. Verder is de behandelaar van de aanvraag, [naam] , zonder verdere instructies omtrent het verwachte IOP document en de in te dienen aanvraag, vanaf 22 februari 2020 met vakantie gegaan zonder te zorgen voor adequate waarneming. Niet is gebleken dat er enig besef van urgentie bij [gedaagde] aanwezig was.
Rebirth stelt dat zij door de handelwijze van [gedaagde] schade heeft geleden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht. Met betrekking tot de totstandkoming van de evenementenverzekering had [gedaagde] niet de reguliere rol van assurantietussenpersoon maar slechts van bemiddelaar. De verantwoordelijkheid voor het tijdig aanvragen van de evenementenverzekering en de omvang van de te verkrijgen dekking lag volledig bij Rebirth. Gelet op de verhouding tussen [gedaagde] en Rebirth was er voor [gedaagde] geen taak weggelegd om Rebirth actief te benaderen over een eventuele dreiging dat verzekeraars het pandemierisico mogelijk zouden uitsluiten bij evenementenverzekeringen. [gedaagde] was daar op dat moment ook niet mee bekend en er was ook geen algemeen besef bij tussenpersonen dat verzekeraars vanwege het Coronavirus het pandemierisico bij evenementenverzekeringen niet langer wilden verzekeren.
Evenmin was het de taak van [gedaagde] om in de periode tussen 24 en 28 februari 2020 navraag te doen naar de toezending van het IPO en daarvoor was ook geen aanleiding. Het alvast indienen van de aanvraag zonder het IPO zou zinledig zijn geweest omdat voor een verzekeraar het IPO noodzakelijk was om het risico te kunnen beoordelen. Dat Verhoeven vrij was, kan [gedaagde] evenmin worden verweten, zeker niet nu hij zijn e-mail dagelijks las terwijl bovendien een afwezigheidassistent stond ingesteld. Bovendien zou de mededeling dat hij vrij was niets hebben toegevoegd, zeker niet nu Van Sprang zelf met vakantie ging.
[gedaagde] voert verder aan dat het causaal verband tussen de haar verweten gedraging en de gestelde schade ontbreekt. Volgens [gedaagde] zou het niet mogelijk zijn geweest om in de periode van 20 tot en met 26 februari 2020 dekking te verkrijgen voor het pandemierisico. [gedaagde] beroept zich op eigen schuld aan de zijde van Rebirth. [gedaagde] betwist de gestelde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen Rebirth en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht is, waarop de artikelen 7:400 BW en verder van toepassing zijn. Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. (Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003: AF0122).
De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de opdrachtgever voor zover kenbaar voor de tussenpersoon en de overige omstandigheden van het geval. Met dit uitgangspunt zal de rechtbank het geschil tussen partijen beoordelen.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of er in de periode voor 20 februari 2020 een waarschuwingsplicht van [gedaagde] jegens Rebirth bestond. Daarvoor dient naar het oordeel van de rechtbank allereerst vast te staan dat het in de periode voor 20 februari 2020 binnen de beroepsgroep van assurantietussenpersonen algemeen bekend was dat verzekeraars vanwege het Coronavirus het pandemierisico bij evenementenverzekeringen mogelijk niet langer zouden gaan verzekeren. Feiten en omstandigheden waaruit deze algemene bekendheid binnen de beroepsgroep blijkt zijn door Rebirth niet gesteld. De door Rebirth genoemde omstandigheden dat het Corona-virus zich in januari 2020 snel in China heeft verspreid, dat de eerste gevallen van het virus op 24 januari 2020 in Frankrijk, op 27 januari in Duitsland en 31 januari 2020 in Italië, Groot-Brittannië en Spanje werden geconstateerd en dat op 12 februari 2020 bekend werd dat de op 19 april 2020 geplande Grand-Prix Formule 1 in Shanghai werd afgelast, zijn onvoldoende. Hieruit blijkt immers niet dat het Coronavirus mogelijk ook gevolgen zou hebben voor de verzekeringsbranche in Nederland.
Rebirth heeft verder verwezen naar het op 15 februari 2020 in het nieuwsforum Schade Magazine verschenen artikel waarin is aangekondigd dat vanwege het Coronavirus verzekeraars met uitsluitingen zouden komen voor de evenementenverzekering. Dat het nieuwsforum Schade Magazine binnen de branche een veel gelezen vakblad is, is door [gedaagde] betwist en door Rebirth niet nader onderbouwd zodat deze publicatie onvoldoende is om ervan uit te gaan dat het binnen de beroepsgroep van assurantietussenpersonen algemeen bekend was dat verzekeraars vanwege het Coronavirus het pandemierisico bij evenementenverzekeringen mogelijk niet langer zouden gaan verzekeren. Op de mondelinge behandeling heeft Rebirth nog gewezen op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2020 (ECLI:NL:RBAMS: 2020:3766) waarin staat vermeld dat verzekeraar Chubb op 28 januari 2020 in een e-mail aan intermediair Klap No Risk BV heeft bericht dat ingaande 27 januari 2020 voor alle evenementen gold dat schade veroorzaakt of ontstaan in verband met onder meer een uitgebroken pandemie niet is verzekerd. Deze uitspraak is geen reden anders te oordelen. Dat één assurantietussenpersoon eind januari 2020 op de hoogte was van een komende uitsluiting, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van algemene bekendheid. Daarbij is van belang dat het ook niet voor de hand ligt dat het algemeen bekend was dat verzekeraars de pandemiedekking mogelijk zouden gaan uitsluiten, nu verzekeraars er (juist) geen belang bij hebben om deze informatie reeds voor de wijziging van de door hen gehanteerde polisvoorwaarden met assurantietussenpersonen te delen.
Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] voor 20 februari 2020 niet wist, of redelijkerwijs behoorde te weten, dat de dekking van het pandemierisico door verzekeraars in evenementenpolissen mogelijk zou worden uitgesloten. Reeds op grond hiervan wordt de stelling van Rebirth dat [gedaagde] in de periode voor 20 februari 2020 tekort is geschoten in haar waarschuwingsplicht, als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd. Het verweer van [gedaagde] dat op haar geen waarschuwingsplicht rustte omdat zij slechts een bemiddelende rol vervulde en omdat het in dit geval geen verzekering betrof die tot haar portefeuille behoorde, kan daarmee onbesproken blijven.
4.3.
Dat [gedaagde] in de periode van de aanvraag van de evenementenverzekering op 20 februari 2020 tot het moment waarop het niet meer mogelijk was een evenementenverzekering af te sluiten zonder dekkingsuitsluiting van het pandemierisico op 27 februari 2020 wel een waarschuwingsplicht had, is door Rebirth evenmin feitelijk onderbouwd. Rebirth baseert deze stelling immers op dezelfde feiten en omstandigheden die hiervoor reeds zijn vermeld en besproken.
Daar komt bij dat niet is gebleken dat er een causaal verband bestaat tussen de [gedaagde] verweten gedraging en de gestelde schade. Gelet op het gevoerde verweer, had het op de weg van Rebirth gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat er in de periode van 20 februari 2020 tot 27 februari 2020 een passende evenementenverzekering had kunnen worden afgesloten indien de [gedaagde] verweten gedragingen niet zouden hebben plaatsgevonden. Dit heeft Rebirth nagelaten. Daartoe wordt het volgende overwogen. Rebirth stelt ter onderbouwing dat intermediair Klap No Risk BV op 26 februari 2020 binnen een dag voor de door evenementenorganisatie MiDek BV georganiseerde evenementen ‘Super Fout’ en ‘Gezelligheid Kent Geen Tijd’ dekking heeft geregeld. Als productie 19 heeft Rebirth de e-mailcorrespondentie tussen MiDek BV en Klap No Risk overgelegd en als productie 20 een afschrift van de polissen van 26 februari 2020. Dit is onvoldoende. Vaststaat dat de dekking voor die beide evenementen wezenlijk afwijkt van de dekking die Rebirth wilde voor het Rebirth Festival. Zo bedraagt bijvoorbeeld de verzekerde som voor de rubriek onkosten voor het evenement ‘Gezelligheid Kent Geen Tijd’ € 700.000,00 terwijl Rebirth voor die rubriek een verzekerde som wilde van € 1.900.000,00. Bovendien staat tussen partijen vast dat de evenementenverzekering voor het Rebirth Festival vanwege de verzekerde som op de assurantiebeurs ondergebracht dient te worden, waarmee, zo staat ook vast, de nodige tijd zou zijn gemoeid. Rebirth heeft op de mondelinge behandeling zelf aangegeven dat de doorloopsnelheid voor een op de assurantiebeurs ondergebrachte verzekering met een volledig risico 13 à 14 dagen bedraagt.
Verder staat als onweersproken vast dat Klap No Risk BV de mogelijkheid heeft om snel een polis op te maken omdat zij gevolmachtigd is om onder bepaalde voorwaarden namens verzekeraars een verzekering af te sluiten op basis van op voorhand door de verzekeraars geaccepteerde voorwaarden. [gedaagde] heeft deze volmacht niet en bovendien geldt een dergelijke volmacht niet voor verzekeringen die op de assurantiebeurs worden afgesloten.
Rebirth stelt verder dat zij zelf de proef op de som heeft genomen door een aanvraag voor dekking voor haar festival bij Klap No Risk BV in te dienen. Als productie 14 heeft Rebirth
de door haar ingediende aanvraag van 8 maart 2020 en het verzekeringsaanbod van 18 maart 2020 overgelegd. Ook hieruit blijkt niet dat het mogelijk was om binnen een tijdsbestek van 7 dagen een evenementenverzekering af te sluiten. Tussen de aanvraag en de afgifte van de offerte zitten immers 10 dagen. De stelling van Rebirth dat via [gedaagde] de dekking sneller zou zijn verleend omdat [gedaagde] over de kennis, basisgegevens en schadeverleden omtrent het Rebirth Festival beschikte, is door Rebirth niet nader onderbouwd zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Dit geldt temeer nu niet door Rebirth is betwist het verweer van [gedaagde] dat in de offerte het belangrijke voorbehoud is opgenomen dat er nog een aanvraagformulier moest worden ingediend en opgave moest worden gedaan van het schadeverloop, zodat er nog een beoordeling van het aanvraagformulier en het schadeverloop diende plaats te vinden.
De stelling van Rebirth dat (binnen zeven dagen) een evenementenverzekering met een lager risico, of voorlopige dekking, had kunnen worden afgesloten zodat de schade beperkt had kunnen worden, is door [gedaagde] betwist en door Rebirth niet feitelijk onderbouwd, zodat ook deze stelling wordt gepasseerd.
4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van Rebirth zullen worden afgewezen.
4.5.
Rebirth zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 5.582,00
4.6.
[gedaagde] vordert nakosten voor een bedrag van € 157,00 zonder betekening, dan wel € 239,00 in geval van betekening. [gedaagde] heeft zich gebaseerd op de tot 1 februari 2021
geldende tarieven. Nu de rechtbank niet meer mag toewijzen dan verzocht, zullen de nakosten worden toegewezen conform het gevorderde tarief en op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
4.7.
De door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen evenals de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Rebirth in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 5.582,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Rebirth in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Rebirth niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021.