In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een verzoek tot wijziging van de contactregeling en het hoofdverblijf van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders aan de orde. De ouders, die in conflict zijn, hebben twee kinderen van 15 en 13 jaar. De vader heeft het hoofdverblijf van de kinderen en biedt structuur, maar zijn rigoureuze opvoedstijl laat weinig ruimte voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de kinderen. De moeder pleit voor een co-ouderschapsregeling, maar de vader verzet zich hiertegen en weigert hulpverlening. De rechtbank heeft op 30 september 2021 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en een jeugdzorgwerker aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen hulp nodig hebben en dat de vader bijgestuurd moet worden in zijn opvatting over de opvoeding.
De rechtbank oordeelt dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader blijft, maar dat er een strikte regeling voor contact met de moeder moet komen. De rechtbank legt een dwangsom op aan de vader voor het geval hij de contactregeling niet naleeft. De ouders worden aangespoord om samen te werken en de communicatie te verbeteren, in het belang van de kinderen. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen af, omdat dit de situatie niet zou verbeteren. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. M. van Leuven en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.