ECLI:NL:RBZWB:2021:6942

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/02/386490 FA RK 21-2783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake voorlopige voorzieningen en toevertrouwing van minderjarigen in het kader van een echtscheiding met betrekking tot de gevolgen van COVID-19

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.G. Cox, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Reeven-Özer, verzocht om een co-ouderschapsregeling en het gebruik van de echtelijke woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 werd duidelijk dat de man zijn kinderen belast met zijn opvattingen over het COVID-19-virus, wat leidde tot zorgen over hun welzijn. De rechtbank oordeelde dat de vrouw beter in staat is om de kinderen rust en stabiliteit te bieden en dat het in hun belang is dat zij aan haar worden toevertrouwd. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toe, terwijl het verzoek van de man om gezamenlijk gebruik werd afgewezen. De rechtbank stelde ook een zorgregeling vast waarbij de man contact heeft met de kinderen op bepaalde dagen, maar wees het verzoek om een co-ouderschapsregeling af. De vrouw trok haar verzoek om een onderhoudsbijdrage voor de kinderen in, waardoor dit verzoek niet verder werd behandeld. De beschikking werd uitgesproken door mr. De Beer, in aanwezigheid van griffier mr. Reijerse.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/386490 FA RK 21-2783
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.M.G. Cox,
en
[man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 9 juni 2021 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 30 juni 2021 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de brieven van mr. Cox van 23 juni 2021 en 29 juni 2021, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 1 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De verzoeken

De vrouw verzocht oorspronkelijk, samengevat:
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar, met bevel aan de man om de woning met achterlating van de sleutels te verlaten en daarin niet terug te keren;
- toevertrouwing van na te noemen minderjarigen aan haar met bevel aan de man tot afgifte van deze minderjarigen;
- vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarigen van € 25,= per maand per kind;
- te verstaan dat de man maandelijks het van zijn ouders te ontvangen bedrag van € 334,41 zal bijdragen in de gezamenlijke lasten van de eigen woning van partijen.
De man verzoekt samengevat:
-
primair: te bepalen dat partijen gezamenlijk gebruik zullen blijven maken van de echtelijke woning tot het moment dat de man een eigen woning toegewezen heeft gekregen;
-
subsidiair: vaststelling van een regeling inzake de verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarigen (hierna: zorgregeling) waarbij de kinderen de ene week bij de man zijn in de echtelijke woning en de andere week bij de vrouw alsmede in de echtelijke woning;
-
meer subsidiair:
- te bepalen dat na te noemen minderjarige kinderen aan de man worden toevertrouwd;
- te bepalen dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, alsmede tot het gebruik van de daartoe behorende inboedel, met bevel aan de vrouw om de woning te verlaten en deze niet meer te betreden.

3.De beoordeling

Bijdrage aan lasten echtelijke woning
3.1.
Het verzoek van de vrouw te verstaan dat de man een bedrag van € 334,41 blijft voldoen ten behoeve van de lasten van de echtelijke woning ligt als op de wet gegrond en niet weersproken voor toewijzing gereed.
Toevertrouwing van de minderjarigen
3.2.
De vrouw verzoekt om toevertrouwing van de minderjarige kinderen [minderjarige 3] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 1] 2011, [minderjarige 1] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 2] 2014, en [minderjarige 2] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 3] 2017. De vrouw is, veel beter dan de man, in staat om de kinderen rust en stabiliteit te bieden. De man is erg dwingend in het uitdragen van zijn opvattingen over het COVID19-virus, zo meent hij dat er een complot gaande is rondom het COVID19-virus, en belast de kinderen met zijn negatieve denkbeelden. De kinderen voelen zich hierdoor ongelukkig en schamen zich voor de man.
3.3.
De man voert gemotiveerd verweer. De man herkent zich niet in de omschrijvingen zoals door de vrouw gedaan als het gaat om zijn gedrag richting de kinderen. Hij heeft niet meer gedaan dan zijn visie uitleggen aan hen. Daarbij vraagt de man zich af in hoeverre de standpunten van de vrouw wat betreft het COVID19-virus correct zijn en haar visies wel mogen worden gedeeld. De man heeft de afgelopen negen jaar voor de kinderen gezorgd terwijl de vrouw aan het werk was, hij is goed in staat om voor de kinderen te zorgen.
3.4.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij veel signalen bespeurt bij de man van angst rondom het COVID19-virus en dat hij hiermee ook de kinderen belast. In het contact tussen de man en de kinderen mag het over meer gaan dan het COVID19-virus.
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en het behandelde op de mondelinge behandeling blijkt dat de man een goede vader is voor de kinderen en de kinderen wil beschermen. Echter, de wijze waarop hij de kinderen wil beschermen leidt ertoe dat hij de kinderen onbedoeld belast door zich veel uit te spreken over zijn visie op het COVID19-virus en de in dit kader getroffen overheidsmaatregelen. De man geeft aan dat hij deze visie voor zich kan houden wanneer hij met de kinderen is. Gelet op de stukken en de wijze waarop de man zich op de mondelinge behandeling uitsprak lijkt het er echter op dat hij de ernstige zorgen die hij heeft over de situatie rondom het COVID19-virus en de overheidsmaatregelen moeilijk kan loslaten. De vraag is of hij dit wel kan doen als hij met de kinderen is. Op dit moment kan de vrouw de kinderen meer rust bieden. Gelet hierop acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat zij worden toevertrouwd aan de vrouw.
Uitsluitend gebruik van de echtelijke woning gelegen aan de [adres]
3.6.
De vrouw verzoekt het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Tussen partijen is al langere tijd veel ruzie en spanning, mede door de houding van de man rondom het COVID19-virus en de door de overheid getroffen maatregelen. De vrouw kan de man niet meer bereiken en het is voor haar niet meer mogelijk om nog langer met hem te leven. De vrouw geeft aan dat zij daarom bij uitsluiting van de man in de echtelijke woning wil blijven. Zij kan de kosten van de woning blijven voldoen. Daarbij is de man in staat om bij familie of vrienden te verblijven en heeft hij aangegeven dat hij op zoek is naar een eigen woonruimte.
3.7.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat partijen gezamenlijk in de woning kunnen blijven wonen tot het moment dat de man een andere woning heeft kunnen regelen. Hij doet daartoe een zelfstandig verzoek. De man geeft aan dat hij een aantal weken bij een vriend in Haarlem heeft verbleven om de rust in de echtelijke woning weder te laten keren nadat de vrouw aangaf het geregistreerd partnerschap te willen ontbinden. Het is niet mogelijk om langer bij die vriend te blijven. De man kan mogelijk wel een vakantiehuisje van een kennis huren. Daarnaast staat hij hoog op de lijst bij de woningbouw.
3.8.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling is gebleken dat de verhouding tussen partijen gespannen is en is verslechterd door de verschillende opvattingen van partijen over het COVID19-virus en de door de overheid getroffen maatregelen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van partijen en na te noemen kinderen is dat zij samen in de echtelijke woning blijven wonen zoals door de man verzocht. Het is in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven. Omdat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, is het in het belang van de vrouw en de kinderen om in de echtelijke woning te kunnen verblijven. Bovendien is gebleken dat de man al geruime tijd staat ingeschreven bij de woningbouw en dat hij mogelijk het vakantiehuisje van een kennis kan huren. De rechtbank gaat er vanuit dat hij erin zal slagen om vervangende woonruimte te vinden voor hemzelf. Gelet op vorenstaande zal het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning worden toegewezen en het primaire verzoek van de man worden afgewezen.
Zorgregeling
3.9.
De man verzoekt een co-ouderschapsregeling vast te stellen, waarbij partijen allebei de helft van de zorg voor de kinderen voor hun rekening nemen.
3.10.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling gemotiveerd verweer gevoerd. De vrouw vertrouwt de man er niet in dat hij kan stoppen met de kinderen te belasten. Om die reden is een co-ouderschapsregeling voor haar op dit moment niet bespreekbaar. Zelfs als de man twee of drie dagen achter elkaar voor de kinderen zou zorgen zou dit al teveel zijn wat haar betreft. Als de man één dag contact heeft met de kinderen dan verloopt dat goed.
3.11.
Op dit moment ziet de Raad geen basis voor een co-ouderschapsregeling. Wel vindt de Raad het van belang dat er contact is tussen de man en de kinderen. De Raad adviseert een regeling van enkele dagen per week contact in de echtelijke woning wanneer de vrouw daar niet aanwezig is. Bij de hulpverlening die partijen hebben ingeschakeld zullen zij verder aan de slag moeten gaan om afspraken te maken voor de toekomst.
3.12.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat er een passende zorgregeling wordt vastgesteld. Gelet op de mogelijke belasting van de kinderen door de man acht de rechtbank de door de man verzochte co-ouderschapsregeling in dit geval niet passend. Daarom zal een regeling worden vastgesteld waarbij, zoals door de Raad geadviseerd, een aantal dagen per week contact is tussen hen. Deze regeling ziet er als volgt uit. De man en de kinderen zijn gerechtigd tot contact:
- iedere maandag uit school tot 19.00 uur, en in de vakanties van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- iedere woensdag uit school tot 19.00 uur, en in de vakanties van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- iedere zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, nader in onderling overleg tussen partijen te bepalen welke dag.
Deze contacten vinden plaats in de woning van de vrouw wanneer zij er niet is, of de man gaat met de kinderen buitenshuis een activiteit doen. De man kan tijdens deze contacten laten zien dat hij de kinderen niet belast met zijn visie over het COVID19-virus. Het staat partijen vrij om in nader onderling overleg deze zorgregeling uit te breiden, eventueel onder begeleiding van de door hen ingezette hulpverlening. Gelet op het voorgaande wordt het meer of anders verzochte door de man omtrent de toevertrouwing van de kinderen en vaststelling van een zorgregeling afgewezen.
Kinderbijdrage
3.13.
De vrouw heeft haar verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen op de mondelinge behandeling ingetrokken.
3.14.
Nu de vrouw dit verzoek heeft ingetrokken kan dit verzoek niet meer worden onderzocht en dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan de [adres] , en beveelt de man die woning te verlaten en deze verder niet te betreden;
verstaat dat de man een bedrag van € 334,41 blijft voldoen ten behoeve van de lasten van de echtelijke woning;
bepaalt dat aan de vrouw worden toevertrouwd de minderjarigen
1. [minderjarige 3] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 1] 2011,
2. [minderjarige 1] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 2] 2014,
3. [minderjarige 2] , geboren te [geboortedag] op [geboortedatum 3] 2017;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- iedere maandag uit school tot 19.00 uur, en in de vakanties van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- iedere woensdag uit school tot 19.00 uur, en in de vakanties van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- iedere zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, nader in onderling overleg tussen partijen te bepalen welke dag,
met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.12.;
weigert het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover