Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.de vennootschap onder firmaFLOWER EXPRESS ZEELAND,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, een ondernemer in koeriersdiensten, betaling van een bedrag van € 6.753,78 van de gedaagden, Flower Express en [gedaagde sub 2]. Eiser stelt dat er een mondelinge overeenkomst is gesloten waarbij de gedaagden vijf klanten en een bedrijfsauto van hem zouden overnemen voor een totaalbedrag van € 18.000,00, te betalen in maandelijkse termijnen. Eiser heeft echter geen betaling ontvangen voor de geleverde diensten en vordert daarom de wettelijke handelsrente en proceskosten.
De gedaagden betwisten de stelling van eiser en stellen dat zij slechts hulp hebben geboden aan eiser in verband met zijn ziekte. Flower Express is opgericht na de gestelde overeenkomst en is volgens hen geen partij bij de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat eiser de bewijslast draagt voor het bestaan van de mondelinge overeenkomst en dat de vordering tegen Flower Express voor afwijzing gereed ligt, aangezien deze vennootschap niet betrokken was bij de gestelde overeenkomst. De kantonrechter geeft eiser de gelegenheid om bewijs te leveren van de overeenkomst met [gedaagde sub 2].
De zaak wordt naar de rol verwezen voor bewijslevering, waarbij eiser moet aangeven op welke wijze hij het bewijs wil leveren. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.