ECLI:NL:RBZWB:2021:7078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
9203482_17112021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Kerkhofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Stichting Leystromen een vordering ingediend tegen de bewindvoerder van de goederen van twee gedaagden. De zaak betreft een voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van een woning in Rijen. De procesgang omvat een tussenvonnis van 21 juli 2021, een mondelinge behandeling op 20 oktober 2021, en correspondentie tussen partijen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de goederen van de gedaagden onder bewind waren gesteld, en de bewindvoerder is als formele procespartij in het geding verschenen.

Leystromen vorderde betaling van rente en kosten, alsook de ontbinding van de huurovereenkomst. De partijen hebben na de comparitie overeenstemming bereikt over een regeling, die door de kantonrechter in het vonnis is opgenomen. De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, proceskosten en maandelijkse huurverplichtingen, en heeft de huurovereenkomst ontbonden. De bewindvoerder is ook verplicht om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het vonnis is uitgesproken op 17 november 2021 door mr. Kerkhofs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9203482 \ CV EXPL 21-1923
vonnis d.d. 17 november 2021
inzake
de stichting
Stichting Leystromen,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.N. Reijn, gerechtsdeurwaarder te Tilburg,
tegen
[bewindvoerder], in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Leystromen”, “de bewindvoerder” en
“ [gedaagden] ”

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis in deze zaak van 21 juli 2021 met de daarin genoemde stukken;
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de gehouden mondelinge behandeling van 20 oktober 2021;
het ter griffie op 9 november 2021 ontvangen e-mailbericht, zijdens de bewindvoerder;
e ter griffie op 10 november 2021 ontvangen akte na comparitie tevens wijziging van eis met één productie, zijdens Leystromen.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Leystromen vordert – na wijziging van haar eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd betaling van rente en kosten. Tevens vordert zij een voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst.
2.2.
[gedaagden] heeft aanvankelijk verweer gevoerd, zoals nader omschreven in de conclusie van antwoord.
2.3.
Tijdens de gehouden mondelinge behandeling van 20 oktober 2021 is de kantonrechter ambtshalve bekend geworden met het feit dat de goederen toebehorende aan [gedaagden] bij beschikking van de kantonrechter te Tilburg per 21 juli 2021 onder bewind zijn gesteld, waarbij [bewindvoerder] te Tilburg tot bewindvoerder is benoemd. Leystromen is vervolgens in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder op te roepen om in het geding te verschijnen en dat heeft zij per exploot van
1 november 2021 gedaan. De bewindvoerder is nadien door middel van het versturen van het e-mailbericht van 9 november 2021 in het geding verschenen en heeft daarom thans als formele procespartij te gelden.
2.4.
Partijen hebben na de comparitie van 20 oktober 2021 overleg gehad. Bij afzonderlijke berichten, ter griffie ontvangen op 9 november 2021 en 10 november 2021, hebben Leystromen en de bewindvoerder aan de kantonrechter laten weten dat zij met elkaar een overeenstemming hebben bereikt en dat zij de daartoe door hen opgestelde (en door Leystromen overgelegde) regeling in een vonnis vastgelegd willen hebben.
2.5.
Hoewel de akte niet mede is ondertekend door de bewindvoerder, blijkt uit het
e-mailbericht van 9 november 2021 dat zij wel instemt met de inhoud van de akte en de regeling, zodat de kantonrechter er van uit gaat dat sprake is van een tussen partijen tot stand gekomen regeling. De kantonrechter zal deze regeling opnemen in de beslissing van dit vonnis, zoals door partijen verzocht.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal worden beslist als volgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan Leystromen te betalen een bedrag van € 123,42 ter zake buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, alsmede een bedrag van € 1.079,02 aan proceskosten;
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan Leystromen te betalen een bedrag van € 628,80 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 december 2021 tot het tijdstip van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke toegestane huurverhoging, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning staande en gelegen te Rijen aan de [adres] en veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis met al degenen en al hetgeen dat zich daarin of daarop niet vanwege Leystromen bevindt te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Leystromen te stellen, indien en zodra binnen twee jaar na heden ten minste aan één van de navolgende voorwaarden wordt voldaan:
  • [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke is met betaling van de geldelijke veroordeling binnen 14 dagen na heden; en/of
  • [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke is in de correcte nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, in het bijzonder de tijdige en volledige voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur;
veroordeelt [bewindvoerder] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor het geval dat zij meer dan veertien dagen in gebreke blijft met de voldoening van enige verplichting uit hoofde van dit vonnis tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gehele nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen) met ingang van de vijftiende dag na het in gebreke zijn;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kerkhofs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.