ECLI:NL:RBZWB:2021:7083

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
8989504_10112021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en de totstandkoming van een overeenkomst in het kader van incassozaken

In deze civiele zaak vordert Zwembadplus B.V. betaling van een bedrag van € 359,98, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 54,00 van [gedaagde] B.V. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die volgens Zwembadplus tot stand is gekomen tijdens een telefonisch contact op 27 juni 2020, waarbij Zwembadplus advies heeft gegeven en een monteur heeft gestuurd naar het zwembad van [gedaagde]. [gedaagde] betwist echter dat er een overeenkomst is gesloten, omdat zij geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden en stelt dat de monteur niets heeft gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de overeenkomst tot stand is gekomen, gebaseerd op de gedragingen van beide partijen en de omstandigheden van het geval. De rechter oordeelt dat Zwembadplus de werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling. De kantonrechter wijst de vordering van Zwembadplus toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 364,27. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken op 10 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 8989504 \ CV EXPL 21-299
vonnis d.d. 10 november 2021
inzake
de besloten vennootschap
Zwembadplus B.V.,
gevestigd te Wierden,
eiseres,
hierna: “Zwembadplus”,
gemachtigde: M. Hennen, werkzaam bij Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres] ,
gedaagde,
hierna: “ [gedaagde] ”,
procederend in persoon van de heer [naam directeur] .

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 19 januari 2021 met producties;
het extract audiëntieblad van de rolzitting van 27 januari 2021 met de weergave van de mondelinge conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
e conclusie van dupliek.

2.Het geschil

2.1.
Zwembadplus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 359,98, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020, althans de wettelijke (handels-)rente vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, en betaling van € 54,00 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten - voor zover relevant - in rechte vast:
op 27 juni 2020 hebben partijen telefonisch contact gehad in verband met (vocht)problemen aan het oprolsysteem van het zwembad van [gedaagde] ;
Zwembadplus heeft aan de telefoon geadviseerd om de printplaat in te sprayen met een vochtverdrijver en om de printplaat vervolgens te laten drogen;
op 27 juni 2020 om 15:48 uur ontving [gedaagde] een WhatsAppbericht van Zwembadplus waarin stond dat een monteur langs zou komen “ETA 16:50 uur”;
e monteur van Zwembadplus is op 27 juni 2020 ter plaatse geweest bij [gedaagde] .
3.2.
Zwembadplus legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de telefonisch tot stand gekomen overeenkomst. Zij stelt dat [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden is tot het betalen voor de diensten die Zwembadplus heeft geleverd, hetgeen [gedaagde] heeft nagelaten. Derhalve wordt daarvan thans betaling gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen, omdat zij geen opdracht heeft gegeven om op 27 juni 2020 langs te komen voor het verrichten van werkzaamheden. [gedaagde] voert hierbij aan dat zij het WhatsAppbericht van de monteur pas later heeft gelezen, waardoor zij hier niet op tijd op kon reageren. Daarnaast betwist [gedaagde] dat er diensten zijn geleverd door Zwembadplus, omdat de monteur ter plaatse niets heeft gedaan. [gedaagde] is daarom van mening dat zij geen vergoeding aan Zwembadplus verschuldigd is.
3.4.
Tussen partijen is in geschil of zij een overeenkomst zijn aangegaan voor het verrichten van werkzaamheden door Zwembadplus aan het zwembad van [gedaagde] . Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 van het BW). Daarbij is van belang dat aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk plaats hoeven te vinden, zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in één of meer gedragingen. Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van dat wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Beslissend is niet of partijen nog in onderhandeling zijn over één of meer openstaande punten, maar of over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming is bereikt. Het antwoord op de vraag wat de essentialia van een overeenkomst zijn, hangt af van de bedoeling van partijen, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval (zie ook HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9771).
3.5.
Hoewel partijen van mening verschillen over hetgeen precies tijdens het telefoongesprek van 27 juni 2020 is besproken, overweegt de kantonrechter dat Zwembadplus bij conclusie van repliek stelt dat zij door [gedaagde] is benaderd met het dringende verzoek om zo spoedig mogelijk de reparatie te verrichten omdat het afdekzeil na een storm niet meer open of dicht kon. Ook stelt Zwembadplus dat er volgens [gedaagde] haast bij geboden was, omdat vanwege de versoepelingen met betrekking tot de coronamaatregelen het zwembad weer open mocht gaan voor klanten. In het licht van die specifiek gestelde feiten en omstandigheden heeft [gedaagde] haar betwisting vervolgens niet nader gestaafd, waardoor de kantonrechter oordeelt dat de door Zwembadplus gestelde inhoud van het telefoongesprek vaststaat. Daarnaast begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] aangeeft dat zij niet eerder kon reageren op het WhatsAppbericht van de monteur, maar dit neemt niet weg dat [gedaagde] de monteur vervolgens wel in de gelegenheid heeft gesteld om ter plaatse het zwembad te inspecteren. Indien [gedaagde] van mening was geweest dat er geen overeenkomst bestond met Zwembadplus voor het verrichten van werkzaamheden ter plaatse, dan had het op de weg van [gedaagde] gelegen om dit in ieder geval op dat moment kenbaar te maken aan (de monteur van) Zwembadplus. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] hiertoe is overgegaan, waardoor de kantonrechter het niet aannemelijk acht dat [gedaagde] de overeenkomst niet had willen aangaan. Bovendien heeft [gedaagde] met deze gedraging in ieder geval het vertrouwen gewekt dat partijen deze werkzaamheden overeengekomen waren. De kantonrechter is dan ook van mening dat er over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming is bereikt en oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen vast staat.
3.6.
De kantonrechter verwerpt daarnaast het verweer van [gedaagde] dat Zwembadplus geen werkzaamheden heeft verricht waardoor [gedaagde] geen betaling verschuldigd zou zijn. Bij conclusie van repliek stelt Zwembadplus immers dat zij de besturingskast ter plekke heeft geïnspecteerd en deze verder heeft drooggemaakt, alvorens de stroom er terug op te zetten.
Ook stelt Zwembadplus dat zij op 29 juni 2020 de geleverde afstandsbediening heeft gekoppeld aan de besturingskast. [gedaagde] heeft deze specifiek gestelde werkzaamheden vervolgens niet nader betwist, zodat met inachtneming daarvan de kantonrechter het gevorderde bedrag ad € 359,98 toewijsbaar acht. Vanwege het betalingsverzuim is de gevorderde wettelijke rente hierover eveneens toewijsbaar vanaf 13 juli 2020.
3.7.
Nu Zwembadplus voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en de hoogte ook overeenkomt met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, acht de kantonrechter het bedrag van € 54,00 toewijsbaar.
3.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die proceskosten worden begroot op een bedrag van € 88,27 aan explootkosten, een bedrag van € 126,00 aan griffierecht en een bedrag van € 150,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 75,00), zijnde een totaalbedrag van € 364,27.
3.9.
De nakosten, waarvan Zwembadplus betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Zwembadplus te betalen een bedrag van € 413,98 vermeerderd met de wettelijke rente over € 359,98 vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Zwembadplus tot op heden begroot op € 364,27 daarin begrepen een bedrag van € 150,00 als salaris voor de gemachtigde van Zwembadplus;
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Zwembadplus volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 37,50 aan salaris voor de gemachtigde van Zwembadplus, en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.