ECLI:NL:RBZWB:2021:7084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
9003740_15092021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contributie en tegenvordering tot terugbetaling van reeds betaalde contributie in verband met opzegging van lidmaatschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Club Pellikaan Tilburg B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde in conventie, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geschil over de betaling van contributie na de opzegging van een lidmaatschap. Club Pellikaan vorderde een bedrag van € 286,63, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl de gedaagde in reconventie een tegenvordering indiende van € 122,40. De gedaagde stelde dat hij de overeenkomst op 25 februari 2020 had opgezegd, en dat hij geen contributie meer verschuldigd was over de maanden juli en augustus 2020. De rechtbank heeft de getuigenverklaring van een getuige die aanwezig was bij de opzegging als voldoende bewijs geaccepteerd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging op 1 april 2020 effectief was, waardoor de vordering van Club Pellikaan werd afgewezen en de tegenvordering van de gedaagde werd toegewezen. De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagde vastgesteld op nihil, aangezien hij zonder gemachtigde had geprocedeerd. Het vonnis werd uitgesproken op 15 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9003740 \ CV EXPL 21-444
vonnis d.d. 15 september 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Club Pellikaan Tilburg B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: “Club Pellikaan”
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V., gerechtsdeurwaarder te Tilburg,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: “ [gedaagde in conventie] ”
procederende in persoon.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 13 januari 2021 met producties;
het extract audiëntieblad van de rolzitting van 10 februari 2021 met de weergave van de mondelinge conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
de akte uitlaten eiseres tevens houdende antwoord in reconventie;
het extract audiëntieblad van de rolzitting van 7 april 2021 met de weergave van de mondelinge antwoord akte.

2.Het geschil

In conventie:
2.1.
Club Pellikaan vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 286,63, vermeerderd met de wettelijke rente over € 244,80 vanaf 13 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde in conventie] voert verweer.
In reconventie:
2.3.
[gedaagde in conventie] vordert bij wijze van tegenvordering Club Pellikaan te veroordelen tot betaling van € 122,40.
2.4.
Club Pellikaan concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
3.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen beide geschillen gezamenlijk worden behandeld.
3.2.
Tussen partijen staan de volgende feiten - voor zover relevant - in rechte vast:
tussen partijen is op 28 juni 2016 een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende het lidmaatschap ter beoefening van sport bij Club Pellikaan in Tilburg;
op deze overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing;
in 2020 bedraagt de verschuldigde contributie € 122,40 per maand;
Op 8 februari 2021 heeft de heer [getuige] een verklaring afgelegd waarin staat:
“Ik was erbij aanwezig toen [gedaagde in conventie] zijn opzegbrief overhandigde aan de medewerker van Club Pellikaan die op dat moment aan de balie/receptie bij de ingang van het gebouw aan het werk was. Wij zijn die avond samen met de auto naar Club Pellikaan gereden en hadden met [naam 1] en [naam 2] afgesproken om een potje padel te gaan spelen. Volgens mij stond er op dat moment een blonde dame achter de ontvangstbalie, maar dit durf ik niet meer met honderd procent zekerheid te zeggen. Wel weet ik zeker dat de opzegbrief niet in een envelop zat en dat deze door de dame achter de balie in ontvangst genomen is.”
Club Pellikaan heeft de contributie over de maand april 2020 van de rekening van [gedaagde in conventie] afgeschreven.
3.3.
Club Pellikaan legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst. Zij stelt dat [gedaagde in conventie] op grond van die overeenkomst gehouden is tot het betalen van contributie over de maanden juli en augustus 2020, hetgeen hij - ondanks herinneringen daartoe - heeft nagelaten. Derhalve wordt daarvan thans betaling gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.
3.4.
[gedaagde in conventie] erkent dat er een overeenkomst is gesloten tussen partijen, maar voert aan dat hij deze overeenkomst heeft opgezegd door op 25 februari 2020 bij de receptie van Club Pellikaan zijn opzeggingsbrief (gedateerd op 22 februari 2020) te overhandigen. Met inachtneming van de opzegtermijn van een maand is [gedaagde in conventie] derhalve geen contributie meer verschuldigd over de maanden juli en augustus 2020. [gedaagde in conventie] stelt in dat kader dat hij de reeds betaalde contributie over de maand april 2020 derhalve ook niet verschuldigd is en vordert terugbetaling hiervan.
3.5.
Geoordeeld wordt als volgt. Tussen partijen is in geschil wanneer de overeenkomst is opgezegd. Het verweer van [gedaagde in conventie] dat hij de overeenkomst op 25 februari 2020 heeft opgezegd per 1 april 2020, dient te worden aangemerkt als een bevrijdend verweer, zodat de stelplicht en het bewijsrisico ten aanzien hiervan bij [gedaagde in conventie] liggen. [gedaagde in conventie] onderbouwt zijn opzegging met een getuigenverklaring van [getuige] en een kopie van zijn opzeggingsbrief van 22 februari 2020. Hoewel Club Pellikaan de juistheid van die getuigenverklaring betwist, volgt de kantonrechter haar daarin niet. Dat de getuige een bekende van [gedaagde in conventie] is, staat niet in de weg aan het kunnen dienen ter onderbouwing van het standpunt dat er aan de receptie van Club Pellikaan een opzeggingsbrief is overhandigd. [getuige] verklaart gedetailleerd dat hij aanwezig was op het moment van overhandiging van de opzeggingsbrief, dat er volgens hem een blonde dame achter de ontvangstbalie stond en dat de opzeggingsbrief door de dame achter de balie in ontvangst is genomen. Ook het verweer dat er geen specifieke datum in de getuigenverklaring wordt benoemd, leidt er niet toe dat de verklaring niet juist is. Uit het standpunt van [gedaagde in conventie] blijkt immers dat die opzegging op 25 februari 2020 heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter, is in het licht van die getuigenverklaring, de ‘blote’ betwisting van Club Pellikaan onvoldoende concreet gemotiveerd, zodat de kantonrechter deze zal passeren. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie] de overeenkomst op 25 februari 2020 aan de receptie van Club Pellikaan heeft opgezegd tegen 1 april 2020. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van Club Pellikaan zal worden afgewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten treffen daarmee hetzelfde lot.
3.6.
Gelet op het voorgaande staat vast dat [gedaagde in conventie] de overeenkomst per
1 april 2020 heeft opgezegd, zodat vanaf die datum geen betalingsverplichting meer bestond jegens Club Pellikaan. Dit leidt ertoe dat de tegenvordering van [gedaagde in conventie] voor toewijzing gereed ligt.
3.7.
In zowel conventie als reconventie zal Club Pellikaan als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat deze kosten aan de kant van [gedaagde in conventie] worden vastgesteld op nihil, nu [gedaagde in conventie] zonder bijstand van een gemachtigde heeft geprocedeerd en gesteld noch gebleken is dat hij anderszins kosten heeft gemaakt in het kader van deze procedure die voor vergoeding in aanmerking komen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt Club Pellikaan in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] en stelt deze kosten vast op nihil;
in reconventie:
veroordeelt Club Pellikaan om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 122,40;
veroordeelt Club Pellikaan in de proceskosten aan de zijde van [eiser in reconventie] en stelt deze kosten vast op nihil;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.