In deze civiele zaak heeft Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Centraal Beheer Achmea, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van verzekeringspremies. De vordering betreft een bedrag van € 245,21, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag, alsook de proceskosten. De zaak is behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de kantonrechter op 22 september 2021 uitspraak heeft gedaan.
Achmea stelt dat er een verzekeringsovereenkomst is gesloten voor een Hyundai Atos, waarbij [gedaagde] verplicht was om maandelijks premies te betalen. De premie is na controle van de schadevrije jaren verhoogd naar € 162,87. Achmea stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van de premies over de maanden juli en augustus 2020, ondanks meerdere aanmaningen. [gedaagde] betwist de betalingsachterstand en stelt dat zij geen stukken heeft ontvangen van Achmea met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzekeringsovereenkomst is aangegaan en dat [gedaagde] betalingsverplichtingen heeft. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van Achmea, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, toewijsbaar is. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 308,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.