ECLI:NL:RBZWB:2021:7102
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Leppens
- A. de Kroon
- J. van Emstede
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de WHOA
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de besloten vennootschap [bedrijf01] B.V. tot verlenging van de afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek is ingediend op 9 juli 2021, tijdig vóór de afloop van de eerdere afkoelingsperiode die op 9 juli 2021 eindigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf01] op 11 februari 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw heeft gedeponeerd en gekozen heeft voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Op 19 februari 2021 heeft [bedrijf01] verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden, welke is toegewezen bij beschikking van 9 maart 2021.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de voortgang die [bedrijf01] heeft geboekt in de totstandkoming van het akkoord. De observator, mr. C. van den Bergh, heeft aangegeven dat er belangrijke vooruitgang is geboekt, maar nuanceerde zijn standpunt na het ontvangen van een e-mail van mevrouw [naam01] waarin onregelmatigheden in taxatierapporten werden gesignaleerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst instemt met de hoofdlijnen van het akkoord en dat er een conceptakkoord aan de crediteuren is voorgelegd. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij verlenging van de afkoelingsperiode, omdat dit hen meer zal opleveren dan in het geval van een faillissement.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode toegewezen, met de overweging dat aan alle vereisten van de wet is voldaan. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de observator haar zal informeren als er informatie beschikbaar komt die erop wijst dat de afkoelingsperiode moet worden opgeheven of dat het akkoord geen kans van slagen heeft.