ECLI:NL:RBZWB:2021:731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
02-066067-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Collombon
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraffaire met grote hoeveelheid cocaïne onderschept in haven

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 1468 kilogram cocaïne. De cocaïne was onderschept in de haven van Antwerpen, verborgen tussen een lading bananen. De verdachte was aanwezig op de locatie waar de cocaïne zou worden overgeladen, maar de rechtbank sprak hem vrij van de beschuldiging wegens gebrek aan bewijs voor zijn betrokkenheid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen op 14 en 20 januari 2021, waarna het onderzoek op 24 februari 2021 werd gesloten.

De officier van justitie stelde dat de verdachte een begeleidende rol had vervuld bij het transport van de cocaïne, maar de verdediging betwistte dit en voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten boden om vast te stellen dat de verdachte het drugstransport had begeleid. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, die stelde dat hij zijn vader hielp met een zakelijke verhuizing, niet als onaannemelijk kon worden beschouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en gelastte de teruggave van de in beslag genomen telefoon.

De rechtbank benadrukte dat de betekenis van bewijsmiddelen in een strafzaak moet worden beoordeeld in het bredere kader van de zaak. In dit geval was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de invoer van cocaïne, en daarom werd hij vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/066067-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1994 te [Geboorteplaats]
wonende op het adres [Adres verdachte]
raadsman: mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2021 en 20 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 24 februari 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen 1468 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verdovende middelen complex is, waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van verdovende middelen. De officier van justitie beschouwt de rol van verdachte als die van begeleider van het containertransport van Antwerpen naar Kapelle. Bij plaatsing van de container in de loods in Kapelle heeft verdachte een waarschuwende functie vervuld door op de uitkijk te staan. Het bewijs hiervoor kan worden afgeleid uit de WhatsApp-conversatie met [Medeverdachte 1] , een ontvangen sms-bericht, observaties van de politie en camera-opnamen. Op basis van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten en betrokken is bij de (verlengde) invoer van cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er volstrekt geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten bij de invoer van de partij cocaïne. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid in Antwerpen en Kapelle is onderbouwd, aannemelijk en wordt door getuigen bevestigd. De strekking hiervan is dat verdachte niets van doen heeft met het ten laste gelegde. De waarnemingen van het observatieteam met betrekking tot verdachte zijn subjectief gekleurd met als gevolg dat er suggestief te werk is gegaan. Voorts dient ook behoedzaam te worden omgegaan met de bewijswaardering van standaard sms-tekstberichten bij aankomst in het buitenland, zoals in onderhavig geval bij een telefoon van verdachte aan de orde is. De conclusie luidt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
4.3
Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking van 1468 kilogram cocaïne door de Belgische douane in de haven van Antwerpen. Deze cocaïne heeft opgeslagen gelegen in een container, in 1280 pakketten op pallets met dozen bananen, afkomstig uit Colombia. De cocaïne is door de douanebeambten in beslag genomen. Er is één pakket van 1112 gram cocaïne teruggelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Een aantal verdachten heeft tijdens het strafproces een beroep gedaan op het zwijgrecht. Dit heeft mede tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
Hierna zal de rechtbank allereerst puntsgewijs uiteenzetten wat bekend is geworden over de achtereenvolgende aspecten van de invoer van de verdovende middelen, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar de loods in Kapelle, de bevindingen ter plaatse met betrekking tot die loods en de overige omstandigheden van het geval. Daarna zal de rechtbank vaststellen, mede in het licht van de door de procespartijen naar voren gebrachte standpunten, of het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.4
De feiten en omstandighedenOp basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [Naam 1] Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip de [Naam 2] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [Containernummer] niet conform de aangegeven lading was.
De Bill of Lading en Non-Negotiable Waybill vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[Naam 3]Als geadresseerde was opgenomen:
[Naam 1] [Adres van naam 1] .De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling Forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [Kenteken 1] , heeft de container met nummer [Containernummer] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen was geplaatst zijn [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 6] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, werden [Medeverdachte 7] en [Medeverdachte 8] in een Peugeot 208 ( [Kenteken 2] ) aangehouden. Buiten het terrein is verdachte aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van [Medeverdachte 6] opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 6] , de andere voornoemde personen gearriveerd. Volgens [Medeverdachte 1] zijn die mannen gelijktijdig aangekomen. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [Medeverdachte 1] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [Medeverdachte 5] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de overige verdachten de kantine uitgelopen. [Medeverdachte 1] moest daar alleen blijven zitten. Hij kan zich de aanwezigheid van verdachte niet herinneren.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [Kenteken 1] , met daarachter een oplegger, waarop de container [Containernummer] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [Kenteken 3] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop ook dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde
‘ramp’. Deze ramp kan worden gebruikt om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods leek er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties. In de loods was ook geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [Naam 4] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door [Medeverdachte 6] . Deze getuige heeft verklaard dat [Medeverdachte 6] een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [Kenteken 4] ) op naam van [Medeverdachte 6] . In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [Containernummer] . In de carkit van de Audi A7 stonden [Naam 5] en [Medeverdachte 3] als contacten vermeld. [Naam 5] is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container. Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [Kenteken 5] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door [Medeverdachte 4] . In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [Naam 2] van de container.
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [Naam 6] is operationeel manager van [Naam 5] . Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [Medeverdachte 3] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [Naam 1] [Medeverdachte 3] is de eigenaar van [Naam 1] [Medeverdachte 3] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [Naam 7] Het contact met [Naam 7] verliep via [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 5] . [Medeverdachte 3] heeft naar [Naam 5] op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [Containernummer] . [Naam 6] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [Naam 7] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft [Medeverdachte 6] gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is
‘pusherig’overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel [Naam 8] van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [Kenteken 6] ) van [Medeverdachte 2] op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Te zien is dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [Kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [Kenteken 2] ) die aan de [Straatnaam 1] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [Medeverdachte 3] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [Naam 2] ’en
‘container [Containernummer] ’in combinatie met
‘track&trace’.[Medeverdachte 3] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [Naam 2] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [Medeverdachte 3] met de [Naam 2] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Tijdens de fouillering zijn bij [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 8] een BQ Aquaris X2 aangetroffen. In de tas van [Medeverdachte 4] is een Blackberry veiliggesteld. Uit onderzoek komt naar voren dat al deze GSM-toestellen ‘cryptotelefoons’ zijn. Met deze telefoons is het mogelijk om via een afgeschermde manier te communiceren onder elkaar. Er zijn ook nog een BQ Aquaris X2 in een prullenbak in de loods en in de Peugeot 208 gevonden.
Tot slot zijn Encrochat-gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [Medeverdachte 8] en [Medeverdachte 4] kunnen worden geïdentificeerd als gebruikers van het Encrochat-forum. [Medeverdachte 8] opereert onder de accountnaam
‘ [Accountnaam medeverdachte 8] ’en [Medeverdachte 4] onder de accountnaam
‘ [Accountnaam medeverdachte 4] ’. Op 23 april 2020 schrijft [Accountnaam medeverdachte 8] :
“BV was al heet, maar er is ook getipt”.Op 9 mei 2020 heeft [Accountnaam medeverdachte 8] een gesprek met een andere Encrochat-gebruiker waarin hij schrijft:
“Fruit is niet interessant”en
“Teveel verlies per container”en
“Ik zit vast voor 1500 in bananen”en
“Bananen bedrijf in Ned was van mij en me mensen”en
“1 keer 2500 goed”en
“1500 fout”. [Accountnaam medeverdachte 4] heeft 18 april 2020 een gesprek met een ander persoon op Encrochat, waarin hij schrijft:
“Groen en ik spreken elkaar dagelijks”waarop de ander zegt:
“Dat is toch normaal, jullie zijn partners. Ik heb oog ook over alles op de hoogte gehouden”. Op 26 april 2020 zegt deze gesprekspartner tegen [Accountnaam medeverdachte 4] :
“We hebben iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen”waarop [Accountnaam medeverdachte 4] zegt:
“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
[Accountnaam medeverdachte 8] is onder meer door andere gebruikers opgeslagen onder de aliassen: “ [Accountnaam medeverdachte 8] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 8] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 8] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 8] en “ [Accountnaam medeverdachte 8] ”. [Accountnaam medeverdachte 4] werd door anderen onder meer genoemd: “ [Accountnaam medeverdachte 4] ” en “ [Accountnaam medeverdachte 4] ”.
De verklaring van verdachte in relatie tot overige bevindingen in het dossier
De verklaring die verdachte heeft gegeven komt erop neer dat hij op 18 maart 2019 zijn vader [Medeverdachte 6] heeft geholpen met een zakelijke verhuizing van het garagebedrijf naar de [Straatnaam 1] in Kapelle. Hij heeft op straat op hem gewacht omdat zij van plan waren om ook nog in een andere loods opruimwerkzaamheden te gaan verrichten. Volgens verdachte is hij bij zijn vertrek vanaf [Straatnaam 1] een vrachtwagen tegengekomen die de loods is ingereden. Getuige [Medeverdachte 1] kan zich de aanwezigheid van verdachte in de loods niet herinneren. Het observatieteam van de politie heeft verdachte naar een naastgelegen bedrijventerrein zien vertrekken en heeft gezien dat hij daar is blijven staan. Getuige [Naam 9] heeft verklaard dat hij die ochtend een jonge buitenlander, met een Turkse achtergrond, heeft begroet. Getuige [Naam 10] heeft naar zijn zeggen ‘een klein buitenlands mannetje’ zien staan die zijn duim naar hem heeft opgestoken. Verdachte heeft tijdens het opruimen oud ijzer ingeleverd bij een ijzerboer. Getuige [Naam 11] heeft bevestigd dat er oud ijzer is ingeleverd door twee Turks uitziende mannen. Voorts is bekend geworden dat verdachte op 18 maart 2019 om 05.53 uur een sms-bericht heeft ontvangen met de tekst:
‘Welkom in België’.Verder blijkt uit camerabeelden van het industrieterrein in Kapelle dat de auto van verdachte die dag om 08.05 uur vlakbij de [Straatnaam 1] in Kapelle is aangekomen. Om 08.07 uur wordt de vrachtwagen met de container waarin cocaïne is verstopt aldaar waargenomen.
4.5
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat verdachte een verklaring heeft afgelegd die gedeeltelijk te verifiëren valt. Zowel getuige [Medeverdachte 1] als getuige [Naam 11] hebben de verklaring van verdachte voor een deel bevestigd. Verdachte heeft zich beziggehouden met het opruimen van de loods en heeft bij aankomst van de vrachtwagen het terrein verlaten. De verklaring van verdachte hierover kan niet bij voorbaat als onaannemelijk worden beschouwd. De rechtbank is er evenmin van overtuigd dat verdachte, zoals door het Openbaar Ministerie is betoogd, op de uitkijk heeft gestaan en een waarschuwende rol heeft vervuld. Dit valt namelijk niet zonder meer af te leiden uit de bewijsmiddelen. Uit het observatieverslag blijkt dat verdachte in het zicht van het observatieteam is blijven staan en hij met een ander persoon in gesprek is gegaan. Er is door de getuigen [Naam 9] en [Naam 10] over dit gesprek een getuigenverklaring afgelegd. Zij verklaren dat zij een persoon hebben begroet, waarvan zowel het signalement als de plaats van treffen overeenkomen met de verdachte. Verdachte is begroet en hij zou een duim naar de getuigen hebben opgestoken. Deze gedragingen vallen niet direct te rijmen met een persoon die op de uitkijk heeft gestaan en bij onraad moest waarschuwen. Het feit dat in het observatieverslag staat vermeld dat verdachte zich heeft willen verschuilen achter een auto is volgens de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, dus niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank is, anders dan het Openbaar Ministerie, ook van oordeel dat de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten bevatten om vast te stellen dat verdachte het drugstransport heeft begeleid. Het enkele feit dat verdachte een standaard sms-bericht heeft ontvangen waarmee hij welkom werd geheten in België kan de verdachte nog niet zonder meer in verband brengen met het containervervoer. Er zijn geen inhoudelijke gesprekken vastgesteld tussen verdachte en de transporteur of zendmastgegevens die hem in relatie kunnen brengen met het containertransport. Het transport is door de politie gevolgd vanaf de haven van Antwerpen tot Kapelle, maar er is niet gezien of beschreven dat verdachte in de buurt van de betreffende vrachtauto is geweest. Bovendien heeft een camera op het industrieterrein in Kapelle geregistreerd dat verdachte twee minuten eerder dan de vrachtwagen is gepasseerd. De rechtbank beschouwt dit eerder als een contra-indicatie voor een begeleid transport. De marge in afstand en in tijd tussen beide voertuigen is te groot om hieraan de gevolgtrekking te verbinden dat verdachte een ondersteunende rol heeft gehad. De conclusie moet dan ook zijn dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het invoeren van cocaïne.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook daarvan vrijspreken.

5.De overwegingen omtrent het beslag

Verdachte wordt vrijgesproken van de hem verweten gedragingen. De in beslag genomen telefoon dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en hem toebehoort.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* De telefoon (kenmerk: 522550);

Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Collombon en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2021.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1468 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 aanhef, onder A Opiumwet, artikel 47 eerste lid, aanhef, sub 1 Wetboek van Strafrecht)