ECLI:NL:RBZWB:2021:732

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
02/066088-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Collombon
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne in Nederland met gebruik van Encrochat-gegevens

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, die was verstopt tussen lading bananen in de haven van Antwerpen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van 1468 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2019 aanwezig was in een loods in Kapelle, waar de cocaïne zou worden overgeladen. Uit Encrochat-berichten, die op basis van het internationale vertrouwensbeginsel als bewijs zijn toegelaten, bleek van zijn betrokkenheid bij de criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 20.000,00. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte een leidinggevende rol had in de organisatie en dat de cocaïne een aanzienlijke waarde vertegenwoordigde. De rechtbank heeft ook de rechtmatigheid van de Encrochat-gegevens beoordeeld en deze als bewijs toegelaten, waarbij werd vastgesteld dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/066088-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats]
verblijvende op het adres [adres verdachte]
raadsman: mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2021 en 20 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 24 februari 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen 1468 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verdovende middelen complex is, waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van verdovende middelen. Verdachte is tezamen met andere medeverdachten in de ochtend van 18 maart 2019, met twee voertuigen, vanaf een hotel vanuit Berkel-Enschot naar de loods in Kapelle gereden. Verdachte is gezamenlijk met hen gearriveerd aldaar.
Uit de Encrochat-gegevens blijkt dat criminele bedoelingen aan deze ontmoeting ten grondslag hebben gelegen. In één van de twee voertuigen zijn bovendien voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een container te openen en de inhoud over te laden in dozen. Verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid bij de loods bij de aankomst van de container, terwijl dit gelet op de omstandigheden wel om een verklaring schreeuwt. Bij gebreke van een andersluidende verklaring moet worden geconcludeerd dat hij volwaardig deel uitgemaakt heeft van het gezelschap en hij met dezelfde criminele intenties als de anderen naar Kapelle is gegaan. Gelet op deze feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat verdachte voor zijn aanwezigheid in de loods geen andere bedoeling heeft gekend dan de cocaïne in ontvangst te nemen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer daarvan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is op basis waarvan het medeplegen en het opzet bewezenverklaard kan worden. De beweerdelijke criminele relaties die verdachte worden verweten berusten louter op speculatieve gronden. Volgens de raadsman is niet komen vast te staan dat de door de Belgische douane ontmantelde pallets en dozen uit de container dezelfde identieke pallets en dozen betroffen als in de loods in Kapelle. Uit het dossier kan evenmin worden afgeleid dat de auto van verdachte is betrokken bij het ophalen van medeverdachten bij hotel [hotel] in Berkel-Enschot op 18 maart 2019. De verdediging heeft over de Encrochat-gegevens een tweetal verweren naar voren gebracht. Het formele verweer luidt dat de Encrochat-data van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De officier van jusititie heeft nagelaten om, via een machtiging bij een rechter-commissaris van het arrondissement Zeeland-West-Brabant, de Encrochat-data in bezit te krijgen. Er heeft op intercollegiaal niveau tussen officieren van justitie onderling informatie-uitwisseling plaatsgevonden. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op. Het tweede verweer is dat er geen enkele bewijswaarde aan de Encrochat-berichten mag worden ontleend, gelet op de eigenlijke inhoud. Tot slot is bepleit dat er niet kan worden vastgesteld dat de in België in beslag genomen cocaïne, ook de cocaïne is die in Nederland bemonsterd en getest is door het Nederlands Forensisch Instituut.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.1 Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking door de Belgische douane in de haven van Antwerpen van 1468 kilogram cocaïne. Deze cocaïne heeft opgeslagen gelegen in een container, in 1280 pakketten op pallets met dozen bananen, afkomstig uit Colombia. De cocaïne is door de douanebeambten in beslag genomen. Er is één pakket van 1112 gram cocaïne teruggelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Een aantal verdachten heeft tijdens het strafproces een beroep gedaan op het zwijgrecht. Dit heeft mede tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
Hierna zal de rechtbank allereerst aandacht besteden aan het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de Encrochat-gegevens. Daarna zal puntsgewijs uiteengezet worden wat er bekend is over de aspecten van de invoer van de verdovende middelen, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar de loods in Kapelle, de bevindingen ter plaatse met betrekking tot die loods en de overige omstandigheden van het geval. Vervolgens zal de rechtbank moeten vaststellen, mede in het licht van de door de procespartijen naar voren gebrachte standpunten, of het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.3.1.2 Het rechtmatigheidsverweer
De toevoeging van de Encrochat-gegevens aan het dossier
In de brief van het Landelijk Parket die is bijgevoegd bij de Encrochat-gesprekken wordt uitgelegd op basis van welke juridische grondslag het bewijsmateriaal van de cryptotelefoons van klanten van Encrochat in het dossier is terechtgekomen. Hieruit komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op grond van een Frans strafrechtelijk onderzoek zijn het bedrijf Encrochat en de natuurlijke personen die daaraan gelieerd zijn onderzocht. Tijdens dit onderzoek in Frankrijk zijn strafvorderlijke bevoegdheden ingezet. Er is door middel van een ‘interceptie-tool’ inzicht en informatie verkregen over de communicatie die is gedeeld op het Encrochat-forum. De Franse politie heeft onder gezag van de Franse officier van justitie, na machtiging van een Franse rechter, de interceptietool ingezet. Omdat in Nederland een soortgelijk strafrechtelijk onderzoek is opgestart, is een Joint Investigation Team (
hierna: JIT) opgericht door Nederland en Frankrijk. Het JIT richt zich op onderzoek van de verdenking rondom Encrochat en de personen die hiervan gebruik maken. In de JIT-overeenkomst is, zoals gebruikelijk, overeengekomen dat alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het JIT worden vergaard worden gevoegd in een gezamenlijk onderzoeksdossier.
Voorafgaande aan de fase van interceptie is binnen het Nederlands strafrechtelijk onderzoek 26Lemont onder ogen gezien dat de interceptie ook informatie zou (kunnen) opleveren, die direct afkomstig was van klanten en medewerkers van Encrochat die zich in Nederland bevonden. Binnen het onderzoek 26Lemont is door het Openbaar Ministerie geoordeeld dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van gebruikers in Nederland van Encrochat-telefoons voorzienbaar was. Er is daarom zekerheidshalve besloten om naast de rechterlijke machtiging in Frankrijk, waar de informatie werd vergaard, de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van Nederlandse gebruikers eveneens ter toetsing voor te leggen aan een Nederlandse rechter-commissaris, om die inbreuk te toetsen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en de aanwezigheid van een wettelijke grondslag. Dit heeft ertoe geleid dat een vordering ex artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (
hierna: Sv) aan de rechter-commissaris is voorgelegd. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 besloten om deze machtiging, ex artikel 126uba Sv, te verlenen onder een zevental voorwaarden.
Ten tijde van het indienen van de vordering ex artikel 126uba Sv is een lijst van Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde misdaadverbanden overgelegd, waarvan bekend was dat gebruik werd gemaakt van toestellen in Nederland. Ten aanzien van deze lijst heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om relevante data uit 26Lemont te delen met die andere strafrechtelijke onderzoeken. Tevens is de informatie over de georganiseerde criminaliteit, die na analyse van de Franse informatie en de daarbij gehanteerde zoeksleutels later in beeld is gekomen, ook voorgelegd aan de rechter-commissaris ter toetsing aan diens machtiging. Het toevoegen van deze later bekend geworden informatie aan in Nederland lopende strafrechtelijke onderzoeken is eveneens als rechtmatig beoordeeld.
Op 16 september 2020 heeft de officier van justitie van het Landelijk Parket, op grond van artikel 126dd Sv, bepaald dat gegevens die zijn vergaard tijdens het onderzoek 26Lemont kunnen worden gebruikt in het onderzoek Catamaran. De zaaksofficier van justitie heeft deze Encrochat-data vervolgens aan onderhavig dossier laten toevoegen.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat het internationale vertrouwensbeginsel in deze zaak aan de orde is. Dit brengt met zich mee dat de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in dit geval Frans recht) niet getoetst wordt door een Nederlandse rechter. De rechtmatigheid waarmee door de Franse autoriteiten de Encrochat-gegevens zijn achterhaald staat dus niet ter beoordeling en mag worden verondersteld aanwezig te zijn. Ditzelfde geldt in wezen voor de rechtmatigheid van de JIT-overeenkomst op basis waarvan de informatie in een gezamenlijk dossier is gevoegd. Dit is overigens ook niet door de verdediging betwist.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het, uit juridisch oogpunt, noodzakelijk is geweest om een vordering in te dienen om een machtiging te verlenen ingevolge artikel 126uba Sv. Dit betreft een wettelijke bepaling die ondervangt onder welke voorwaarden kan worden binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of gegevensdrager bij de georganiseerde criminaliteit. Dit is nu juist hetgeen reeds in Frankrijk heeft plaatsgevonden, aldaar als rechtmatig is beschouwd, en op basis van het vertrouwensbeginsel niet (nogmaals) door de Nederlandse Rechtspraak wordt beoordeeld.
Vanuit het Openbaar Ministerie is naar voren gebracht dat dit een extra waarborg betreft, om de inbreuk op de belangen van zich in Nederland bevindende Encrochat-gebruikers te toetsen aan de wettelijke vereisten waaronder dit is toegestaan. Wat er van dit argument ook zij, in het licht van het hiervoor aangehaalde internationale vertrouwensbeginsel wordt niet ingezien hoe de Nederlandse machtiging aan de in Frankrijk vastgestelde rechtmatigheid van eventuele aldaar geconstateerde inbreuken kan toe of af doen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan het eventueel niet voldoen aan voorwaarden gekoppeld aan die Nederlandse machtiging geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. De Encrochat-gegevens zijn aan het onderzoek Catamaran toegevoegd op grond van artikel 126dd Sv. Dit betreft de wettelijke basis waarop informatie uit strafrechtelijke onderzoeken onderling gedeeld kan worden. Het is niet gebleken dat deze toevoeging onrechtmatig tot stand is gekomen.
Conclusie:
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat het internationaal vertrouwensbeginsel, de JIT-overeenkomst en artikel 126dd Sv ertoe leiden dat, zowel voor de achterhaalde Encrochat-data als voor de toevoeging daarvan aan het dossier Catamaran, niet is gebleken van enig vormverzuim of ander onrechtmatig handelen. Er is dan ook geen reden om de Encrochat-gegevens van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Het materiële verweer met betrekking tot de inhoud van de Encrochat-gegevens
De rechtbank ziet niet in, zonder nadere onderbouwing van de verdediging, waarom de inhoud van Encrochat-data niet aan het bewijs zou kunnen bijdragen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van dit bewijsmiddel te twijfelen. Voor zover de Encrochat-gegevens van belang zijn voor de bewijswaardering, zal hier later in het vonnis op worden teruggekomen.
Het verweer kan niet slagen.
4.3.2
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1 De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.2 De feiten en omstandighedenOp basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [bedrijf 1]
.Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip de [schip] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [kenmerk 1] niet conform de aangegeven lading was.
De Bill of Lading en Non-Negotiable Waybill vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[bedrijf 2] Colombia.Als geadresseerde was opgenomen:
[bedrijf 1] Breda.De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling Forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [kenteken 1] , heeft de container met nummer [kenmerk 1] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [adres loods] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [adres loods] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen was geplaatst zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, werden verdachte en [medeverdachte 8] in een Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) aangehouden. Buiten het terrein is [medeverdachte 6] aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van [medeverdachte 5] opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] , de andere voornoemde personen gearriveerd. Volgens [medeverdachte 7] zijn die mannen gelijktijdig aangekomen. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [medeverdachte 7] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [medeverdachte 4] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de overige verdachten de kantine uitgelopen. [medeverdachte 7] moest daar alleen blijven zitten. Hij kan zich de aanwezigheid van [medeverdachte 6] niet herinneren.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [kenteken 1] , met daarachter een oplegger, waarop de container [kenmerk 1] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [kenteken 3] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop ook dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde
‘ramp’. Deze ramp kan worden gebruikt om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods leek er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties. In de loods was ook geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [getuige 1] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door [medeverdachte 5] . Deze getuige heeft verklaard dat [medeverdachte 5] een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [kenteken 4] ) op naam van [medeverdachte 5] . In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [kenmerk 1] . In de carkit van de Audi A7 stonden [bedrijf] en [medeverdachte 2] als contacten vermeld. [bedrijf] is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container. Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 5] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door [medeverdachte 3] . In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [schip] Delivery Order van de container.
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [getuige 2] is operationeel manager van [bedrijf] . Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [medeverdachte 2] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [bedrijf 1] . [medeverdachte 2] is de eigenaar van [bedrijf 1] . [medeverdachte 2] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [bedrijf 3] . Het contact met [bedrijf 3] verliep via [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 2] heeft naar [bedrijf] op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [kenmerk 1] . [getuige 2] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [bedrijf 3] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft [medeverdachte 5] gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is
‘pusherig’overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [kenteken 6] ) van [medeverdachte 1] op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Te zien is dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) die aan de [adres loods] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [schip] ’en
‘container [kenmerk 1] ’in combinatie met
‘track&trace’.[medeverdachte 2] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [schip] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [medeverdachte 2] met de [schip] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Tijdens de fouillering zijn bij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en verdachte een BQ Aquaris X2 aangetroffen. In de tas van [medeverdachte 3] is een Blackberry veiliggesteld. Uit onderzoek komt naar voren dat al deze GSM-toestellen ‘cryptotelefoons’ zijn. Met deze telefoons is het mogelijk om via een afgeschermde manier te communiceren onder elkaar. Er zijn ook nog een BQ Aquaris X2 in een prullenbak in de loods en in de Peugeot 208 gevonden.
Tot slot zijn Encrochat-gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte en [medeverdachte 3] kunnen worden geïdentificeerd als gebruikers van het Encrochat-forum. Verdachte opereert onder de accountnaam
‘ [naam 1] ’en [medeverdachte 3] onder de accountnaam
‘ [naam 2] ’. Op 23 april 2020 schrijft [naam 1] :
“BV was al heet, maar er is ook getipt”.Op 9 mei 2020 heeft [naam 1] een gesprek met een andere Encrochat-gebruiker waarin hij schrijft:
“Fruit is niet interessant”en
“Teveel verlies per container”en
“Ik zit vast voor 1500 in bananen”en
“Bananen bedrijf in Ned was van mij en me mensen”en
“1 keer 2500 goed”en
“1500 fout”. [naam 2] heeft 18 april 2020 een gesprek met een ander persoon op Encrochat, waarin hij schrijft:
“ [alias 4] en ik spreken elkaar dagelijks”waarop de ander zegt:
“Dat is toch normaal, jullie zijn partners. Ik heb oog ook over alles op de hoogte gehouden”. Op 26 april 2020 zegt deze gesprekspartner tegen [naam 2] :
“We hebben iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen”waarop [naam 2] zegt:
“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
[naam 1] is onder meer door andere gebruikers opgeslagen onder de aliassen: “ [alias 1] ”, “ [alias 2] ”, “ [alias 3] ”, “ [alias 4] ” en “ [alias 5] ”. [naam 2] werd door anderen onder meer genoemd: “ [alias 6] ” en “ [alias 7] ”.
De verklaring van verdachte
De verdachte heeft bij de politie een beroep gedaan op het zwijgrecht. Hij is tijdens de behandeling ter zitting niet verschenen, waardoor ook daar geen verklaring is afgelegd door verdachte.
4.3.3
Wissellading bananen in vergelijking met in beslag genomen lading cocaïne
In het onderzoek zijn de bevindingen van de verbalisanten opgenomen over de ontmantelde lading cocaïne in de haventerminal in Antwerpen en de lading die is aangetroffen in de loods in Kapelle. Van de lading bananen in Antwerpen, waartussen cocaïne was verstopt, zijn foto’s gemaakt. Het betreft gestapelde kartonnen dozen op twee houten pallets. De dozen zijn lichtbruin van kleur met horizontale groene strepen rondom de dozen. Er bevindt zich een geel/groen rond embleem op elke doos aan de zijkant. Van de lading bananen in de loods in Kapelle zijn eveneens foto’s gemaakt. Hieruit valt af te leiden dat de uiterlijke kenmerken van de dozen in Kapelle exact overeenkomen met de lading die in Antwerpen is ontmanteld. Bovendien is ook de wijze waarop de lading is verpakt identiek. Het gaat namelijk in beide gevallen om twee pallets en een negental dozen die opeen zijn gestapeld. De rechtbank heeft aan de hand van de fotobijlagen de bevindingen van de verbalisanten kunnen controleren. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal onjuistheden bevat met betrekking tot de vaststelling dat er sprake is van tweemaal een identieke lading.
Het verweer van de verdediging op dit punt slaagt niet.
4.3.4
De partij cocaïne die door België en Nederland is bemonsterd en is getest
De ontmantelde partij cocaïne is in de haven van Antwerpen in beslag genomen. De cocaïne was verpakt in pakketten met elk een eigen logo. Er waren in totaal twaalf verschillende logo’s. Van elk logo zijn meerdere bemonsteringen uit het totaalgewicht afgenomen en voor een staalname in potjes veiliggesteld. De potjes zijn dan ook genummerd van 1 tot en met 12. Uit de EOB-stukken blijkt dat 61 bemonsteringen, verdeeld over de 12 genummerde potjes, zijn overgedragen aan Nederland. Deze 61 in België bemonsterde stalen zijn op 27 januari 2020 overgedragen aan verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant. In de EOB-stukken staat vermeld dat het de in beslag genomen partij verdovende middelen uit container [kenmerk 1] betreft, afkomstig van de [schip] , in het kader van het strafrechtelijk onderzoek Catamaran.
De stalen zijn op 1 mei 2020 aan de afdeling Forensisch Onderzoek aangeboden voor verder onderzoek. Van de 61 bemonsterde stalen zijn in Nederland 12 monsters apart gehouden. Elk monster is representatief voor een specifiek logo/genummerd potje. Er zijn twaalf verschillende logo’s/potjes en dus ook twaalf verschillende monsters. Het dozijn monsters is in Nederland voorzien van een eigen SIN-nummer. Zowel uit de kleurreactietest als uit het onderzoek door het NFI blijkt dat de monsters cocaïne bevatten.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de in België in beslag genomen cocaïne dezelfde cocaïne betreft als die in Nederland is bemonsterd en getest. Er is geen sprake van een doorbreking van
‘the chain of evidence’.
Het verweer moet worden verworpen.
4.3.5
De relatie van verdachte tot de Peugeot 208
Feiten en omstandigheden
Op de camerabeelden bij hotel [hotel] in Berkel-Enschot is vastgelegd dat in de ochtend van 18 maart 2019 de Volkswagen Polo van [medeverdachte 1] wordt geparkeerd. Kort daarop verschijnen een grote witte bestelbus en een kleinere blauw/paarse auto op de parkeerplaats. De persoon uit de Volkswagen Polo is overgestapt en heeft als bijrijder plaatsgenomen in de kleinere auto. In elk voertuig zitten dan twee mensen. De vier inzittenden hebben met elkaar contact en zijn dan gezamenlijk weer vertrokken. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) die later die dag aan de [adres loods] in Kapelle zijn aangetroffen.
Yildiz heeft bij de politie over de aankomst van de verdachten bij de loods het volgende verklaard. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] zijn als eerst in de loods aanwezig en zijn met een Audi naar Kapelle gereden. Daarna is [medeverdachte 8] gearriveerd. Hij blijkt in een Mercedes Vito te hebben gereden. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte tegelijkertijd aangekomen aldaar. [medeverdachte 3] blijkt de huurder te zijn van de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ). Verdachte wordt aangehouden als bestuurder van de blauw/paarse Peugeot 208 ( [kenteken 2] ). Beide voertuigen staan op het terrein van de loods. [medeverdachte 4] is als laatste de loods binnengereden met de Volvo-vrachtwagen. [medeverdachte 6] is niet op het terrein van de loods aanwezig en blijkt gebruik te maken van een Toyota Yaris.
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel verdachte niet is herkend op de camerabeelden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot, heeft hij volgens de rechtbank wel deel uitgemaakt van het viertal personen dat daar aanwezig was. Het is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de Mercedes Sprinter en Peugeot 208 zowel bij het hotel als bij de loods geparkeerd hebben gestaan. De kleur van de voertuigen en het model komen overeen. De vier inzittenden hebben contact gemaakt met elkaar en zijn tegelijkertijd vertrokken, zo blijkt uit de camerabeelden. Bij de loods zijn ook een viertal personen tegelijkertijd gearriveerd, waaronder verdachte. De rechtbank gaat ervan uit dat dit dezelfde personen zijn geweest. De andere personen ( [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] ) zijn namelijk met een ander voertuig naar de loods afgereisd, waardoor het onaannemelijk is dat zij op de camerabeelden zouden staan. Hiervoor is overigens ook geen steun te vinden in het dossier. Verder zijn er evenmin aanwijzingen waaruit blijkt dat andere personen die dag met de Peugeot 208 in verband kunnen worden gebracht. Het is ook verdachte die op het moment van de aanhouding bestuurder was van de Peugeot 208.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte als bestuurder van de Peugeot 208 heeft opgetreden. De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte op 18 maart 2019, zowel bij hotel [hotel] in Berkel-Enschot als bij de loods in Kapelle, het voertuig onder zich heeft gehad.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.6
Het medeplegen
Het juridisch kaderDe rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte tot het ten laste gelegde feit leidt de rechtbank het volgende af.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte op 18 maart 2019 in de ochtend met de Peugeot 208 naar de parkeerplaats is gereden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot. Tegelijkertijd met de Peugeot 208 is een Mercedes Sprinter aan komen rijden, die blijkt te zijn gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 3] . Bij aankomst op het parkeerterrein staat de auto van [medeverdachte 1] , een Volkswagen Polo, daar geparkeerd. De bestuurder van de Volkswagen Polo is uit zijn eigen auto gegaan en is als bijrijder in de Peugeot 208 gestapt. Verdachte heeft op dat moment contact met de twee inzittenden van de Mercedes Sprinter. Deze voertuigen zijn daarna tegelijkertijd vertrokken en naar de loods aan de [adres loods] in Kapelle gereden. Uit de getuigenverklaring van [medeverdachte 7] , over de binnenkomst van de verdachten, kan worden afgeleid dat verdachte ook tegelijkertijd met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is gearriveerd. Deze verdachten nemen bij elkaar plaats in één ruimte van de loods en verlaten gezamenlijk die ruimte, zodra [medeverdachte 4] met de vrachtwagen en container bij de loods is aangekomen. In die container is in dozen bananen, wat de lading behoort te zijn, eerder 1468 kilogram cocaïne ontdekt door de douane. De cocaïne is door de douane verwijderd en vervangen door één pakket van 1112 gram.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht, dat zijn gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Verdachte heeft het vervoer geregeld voor een medeverdachte en zichzelf naar de loods en hij heeft daar gezamenlijk met medeverdachten gewacht op de container. De verdachte heeft erop toegezien dat de container daadwerkelijk in de loods is afgeleverd. De verdachte is nog enige tijd in de loods aanwezig gebleven. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen bewezen en dient vervolgens te worden vastgesteld of verdachte ook het opzet heeft gehad op het invoeren van de verdovende middelen.
4.3.7
Het opzet
De situatie van de loods aan de [adres loods] in KapelleDe loods lijkt van tevoren te zijn ingericht om de lading van container [kenmerk 1] uit te laden en vervolgens weer compleet te maken. In de haven van Antwerpen is ontdekt dat in de container, op twee pallets in dozen bananen, cocaïne is verstopt. In de loods bevindt zich een identieke wissellading van bananen. Deze lading staat ook op twee pallets. De dozen komen exact overeen met de dozen waarin de verdovende middelen zijn opgeslagen. Het heeft er alle schijn van dat deze wissellading zou zijn ingeruild voor de lading met cocaïne. Hiermee zou de inhoud van de container weer in overeenstemming zijn gebracht met de oorspronkelijke lading van de vrachtbrief. Daarnaast bevindt zich in de loods een zogeheten
‘ramp’. Dit is een apparaat dat geschikt is om achter een container of oplegger de lading over te zetten. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging door de spullen die in de aldaar geparkeerde Mercedes Sprinter zijn aangetroffen. Er is onder andere een betonschaar gevonden die geschikt is om de zegels van containers te verbreken. Verder bevinden zich in de bus kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen. Het behoeft geen nadere uitleg dat deze voorwerpen geschikt zijn om de cocaïne in over te laden.
Daarbij betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een (zeer) grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich -gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen- met betrekking tot deze verdachten echter niet voor.
De Encrochat-gegevens
Uit de Encrochat-data kan worden afgeleid dat [medeverdachte 3] dagelijks contact heeft met verdachte. Een andere Encrochat-gebruiker omschrijft hun relatie als:
‘partners’Verdachte heeft in een Encrochat-gesprek geschreven dat er met fruit teveel verlies per container wordt geleden, maar hij en anderen wel in het bezit zijn van een bananenbedrijf. Hiermee is het met betrekking tot
‘2500’eens goed verlopen maar in relatie tot
‘1500’fout. Verdachte heeft daarvoor vastgezeten. In een ander gesprek spreekt hij over
‘de BV die al heet was’. [medeverdachte 3] heeft met een andere gesprekspartner een soortgelijk gesprek gevoerd, waarin wordt gezegd dat er eenmaal iets goed is gegaan maar er ook eenmaal hoofdpijn is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank over de Encrochat-data
Volgens de rechtbank zijn er voldoende aanwijzingen die erop duiden dat in de Encrochat wordt gesproken over onderhavige zaak. De combinatie van de geïdentificeerde personen en de inhoud van de gespreksstof tonen overeenkomsten met onderhavig dossier. Bij het ontbreken van een andersluidende verklaring, en nu er ook overigens geen andere feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht die ertoe moeten leiden dat de gesprekken anders moeten worden opgevat, gaat de rechtbank er vanuit dat over deze strafzaak wordt gesproken.
De rechtbank constateert dat uit de Encrochat-gesprekken kan worden afgeleid dat verdachte in een samenwerkingsverband heeft gefunctioneerd met [medeverdachte 3] als partner in een leidinggevende rol en er daarnaast andere personen betrokken zijn. Het is aannemelijk dat met
‘1500’de 1468 kilogram cocaïne wordt bedoeld en met
‘vastzitten’de voorlopige hechtenis die de verdachten opgelegd hebben gekregen. Het feit dat wordt gesproken over
‘de BV die al heet was’kan erop duiden dat met het bedrijf [bedrijf 1] , dat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 2] , door de autoriteiten in de gaten werd gehouden.
Conclusie van de rechtbank met betrekking tot het opzetUit de combinatie van deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten moeten hebben geweten dat het ging om het, uit de container met bananen, overladen van een grote hoeveelheid cocaïne. De rol van verdachte bestond in elk geval uit het faciliteren van het vervoer van personen naar de loods en erop toezien dat de container daadwerkelijk gearriveerd is. Dit alles is gericht geweest op het in ontvangst nemen en verdelen van de partij cocaïne. Verdachte is daarmee aanwezig op een, voor de feitelijke voltooiing van het strafbare feit, essentieel moment. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet. Dit opzet is gericht op de verlengde invoer van cocaïne, zoals hierna zal worden besproken.
4.3.8
De verlengde invoer
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle in de haven is weggehaald, kan de invoer van de volledige 1468 kilogram niet bewezen worden verklaard. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige feit ook onder deze begripsomschrijving valt. De verdachten zijn in een afgesloten loods samengekomen. In de loods bevindt zich een identieke wissellading, de ramp, de betonschaar om containerzegels te verbreken, de kartonnen dozen, de bigshoppers, de afvalzakken en de (sport)tassen. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen erop gericht is geweest om de cocaïne van de container over te laden. Met het gebruik van voornoemde spullen wordt beoogd: het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van cocaïne. Het feit dat de container nog niet daadwerkelijk is geopend, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat er sprake is van ‘verlengde invoer van verdovende middelen’. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat deze verlengde invoer voor de verdachten in de loods uitsluitend betrekking kan hebben op het relatief geringe gedeelte van de cocaïne die is achtergebleven (het teruggeplaatste pakket). Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafoplegging.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen en door hetgeen hiervoor is overwogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 maart 2019 te Kapelle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is geconcludeerd om aan verdachte een geldboete op te leggen van € 20.000,- subsidiair 200 dagen hechtenis. De schorsing van de voorlopige hechtenis dient bij einduitspraak te worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen verklaart, heeft de raadsman van verdachte verzocht, met verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, om de strafeis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst ingaan op de strafwaardigheid van de handel in cocaïne. Daarna zal de rechtbank uitleggen wat in dit soort zaken een gepaste strafmodaliteit is en vervolgens motiveren waarom verdachte de straf krijgt die de rechtbank hem zal opleggen.
Strafwaardigheid handel in cocaïneIn de afgelopen jaren wordt, onder meer in rechtszalen, het juridisch debat gevoerd waarin regelmatig het argument wordt gebruikt dat de handel in cocaïne lang niet zo ernstig is als door justitie wordt beweerd. Door cocaïnehandelaren wordt immers simpelweg voorzien in een behoefte die in alle lagen van de Nederlandse bevolking leeft. Er gaan steeds meer stemmen op die, kort gezegd, pleiten voor de legalisering van harddrugs. Daarbij komt dat, met name door advocaten, wordt gepleit voor het opleggen van lagere straffen aan verdachten die betrokken zijn bij de handel in cocaïne. De discussie over het al dan niet legaliseren van de handel in cocaïne is een discussie die niet in de rechtszaal gevoerd moet worden. Het is aan de wetgever om te bepalen wat strafbaar is en wat niet. Tot op heden is er door de wetgever, mede op basis van afspraken daarover op internationaal niveau, voor gekozen om de invoer van cocaïne in Nederland strafbaar te stellen waar een hoge maximumstraf op staat, namelijk 12 jaar gevangenisstraf. Er zijn geen signalen dat daar op afzienbare termijn verandering in zal komen. Wat er ook zij van het argument dat de cocaïnehandel voorziet in een behoefte onder alle lagen van de bevolking, de strafbaarheid en grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een bijzonder ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Dat verschillende verdachten in het onderhavig onderzoek niets willen verklaren omdat zij zich zorgen maken om hun veiligheid en die van hun naasten, is veelzeggend.
De strafmodaliteit
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Daarnaast is de invoer van cocaïne een ondermijnende vorm van criminaliteit. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
De overwegingen met betrekking tot de strafmaat in dit concrete geval
Verdachte heeft op 18 maart 2019 in Kapelle tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne, die zat verborgen in dozen met bananen afkomstig uit Colombia.
Hoewel ten aanzien van verdachte slechts wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat hij betrokken is bij de verlengde invoer van 1112 gram cocaïne (het teruggeplaatste monster), zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden met de invoer van 1468 kilogram. Er is gebleken dat bij verdachte wetenschap heeft bestaan van de verborgen cocaïne. Er is bovendien ook van tevoren rekening gehouden met die grote hoeveelheid. Dat leidt de rechtbank af uit het aantal personen dat zich in de loods bevond. Dit moet in samenhang worden bezien met de identieke wissellading van twee volle pallets met bananendozen en de ramp die voor containers wordt gebruikt om een grote vracht te laden en te lossen. Bovendien kan hierbij ook worden betrokken dat in de Mercedes Sprinter veel kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen zijn aangetroffen.
De rechtbank ziet de rol van verdachte als een leidinggevende rol, als partner van [medeverdachte 3] , hetgeen naar het oordeel van de rechtbank strafverzwarend meeweegt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich heeft beziggehouden met de invoer van een dergelijk grote hoeveelheid. Het gaat om cocaïne met een totale waarde van vele miljoenen. De officier van justitie heeft dit treffend onderstreept door uit te rekenen dat met deze omvang van cocaïne de gehele bevolking van Breda, bijna één jaar lang, elke dag van een lijntje cocaïne voorzien had kunnen zijn.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet. Verder kan worden vastgesteld dat verdachte voor onderhavig feit 61 dagen in voorarrest heeft verbleven.
Voorts blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte dat hij diverse malen met justitie in aanraking is gekomen en, bij herhaling, onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Daarnaast is artikel 63 van toepassing. Tot slot blijkt uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte dat hij last heeft van een verminderde gezondheidstoestand.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van de tijd die hij voor dit feit in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast wordt aan hem een geldboete opgelegd van € 20.000,- subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis. Het opleggen van een geldboete naast een gevangenisstraf acht de rechtbank aangewezen gelet op het financiële motief dat aan dit strafbare feit ten grondslag zal hebben gelegen. Voorts zal de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang worden opgeheven.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (de telefoons van het merk iPhone en Nokia) vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het invoeren van cocaïne. Deze telefoons behoren de verdachte toe en betreffen, naar het oordeel van de rechtbank, voorwerpen met behulp waarvan het onderhavig feit is begaan.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen telefoon (de BQ Aquaris X2) onttrekken aan het verkeer, aangezien het een cryptotelefoon betreft. Dit is een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 20.000,- (twintigduizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
135 (honderdvijfendertig) dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een telefoon, iPhone (kenmerk: 522574);
* een telefoon, Nokia (kenmerk: 522573);
- verklaart onttrokken aan het verkeer, het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een telefoon, BQ Aquaris X2 (kenmerk: 522572);

Voorlopige hechtenis- beveelt dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Collombon en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2021.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1468 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 aanhef, onder A Opiumwet, artikel 47 eerste lid, aanhef, sub 1 Wetboek van Strafrecht)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen

1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 759-760 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Vanwege het feit dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne bestemd voor Nederland en België werd onderschept, werd vanuit de politie Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doelstelling om de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project bleek dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen in het transport naar Nederland en België. Als één van de mogelijk bij cocaïne-import betrokken fruitbedrijven was het bedrijf [bedrijf 1] . Het bedrijf [bedrijf 1] werd via de Belgische Federale Gerechtelijke Politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit betekende dat containers besteld door het betreffende bedrijf in de haven gecontroleerd zouden worden op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 15 maart 2019 kreeg ik een bericht via de Belgische politie dat op 14 maart 2019 twee containers uit Zuid-Amerika in Antwerpen aan waren gekomen, bestemd voor het bedrijf [bedrijf 1] . Deze containers zouden beiden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van cocaïne. Later ontving ik via de Nederlandse Politie het bericht dat er mogelijk cocaïne was aangetroffen in één van deze containers.

2. Een schriftelijk bescheid, te weten een namens de Federale Overheidsdienst Financiën van België opgesteld proces-verbaal, kenmerknummer 19/D/000288, opgenomen als bijlage op pagina 761-765 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van fiscaal deskundigen: [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] :

Op basis van een risicoanalyse laten wij op 15 maart 2019 containers van de [schip] scannen door de backscatter. Wij krijgen telefoon van het scanteam dat de scanbeelden van containers [kenmerk 1] en [kenmerk 2] niet conform zijn. Op 16 maart 2019 wordt de inhoud van die containers gecontroleerd. Container [kenmerk 2] werd eerst gecontroleerd, dit met negatief resultaat. Daarna controleren wij container [kenmerk 1] . Hierbij worden in verschillende dozen, verdeeld over 2 paletten, een grote hoeveelheid pakken met wit poeder aangetroffen. Een test op het wit poeder met "NARK COCAINE ID SWIPE" was positief voor cocaïne. Na ontmanteling nemen wij de hele partij cocaïne in beslag. De betreffende Bill of Lading nr. [nummer 1] vermeldt onder meer volgende gegevens:
SHIPPER: [bedrijf 2] , Colombia
CONSIGNEE: [bedrijf 1] Breda, the Netherlands.

3. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 790-792 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 15 maart 2019 is bij de recherche van de Eenheid Zeeland-West-Brabant de melding binnengekomen van de Belgische Politie. In de haven van Antwerpen waren twee containers gecontroleerd bestemd voor het bedrijf [bedrijf 1] BV te Breda. Op de scan was te zien dat de lading van één van de containers een inconsistentie toonde. Dit duidt op de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen. Op 16 maart 2019 was ik, samen met een collega inspecteur, aanwezig in de haven van Antwerpen. De twee containers waren door de Belgische douane in een beveiligd deel van de haven gezet. De scan van container [kenmerk 1] toonde inconsistenties in de voorlaatste pallets. Toen er met prikkers in de betreffende dozen werd geprikt was snel duidelijk dat er een andere lading in zat. Ik zag dat aan het uiteinde van de prikker wit poeder zat. Hierna werd door de douane overgegaan tot het openmaken van dozen. In de dozen zaten pakketten. Deze pakketten hadden verschillende kleuren. De pakketten hadden verschillende opdrukken. Een medewerker van de Douane opende een pakket om het te testen op de aanwezigheid van cocaïne. Met gebruik van een
‘Nark Cocaïne ID Swipe’werd deze test uitgevoerd. De test wees uit dat het witte poeder in het pakket inderdaad cocaïne betrof. Er is één pakket van één kilo cocaïne terug in de lading gestopt. Dit met als doel het strafbare feit, invoer van verdovende middelen, aan te kunnen tonen. Later op de dag kreeg ik te horen dat de totale hoeveelheid cocaïne 1468 kilogram betrof.

4. Het ambtsedig proces-verbaal van observatie, opgenomen als bijlage op pagina 793-796 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , K114, [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :

Op 18 maart 2019, tussen 5.45 uur en 9.15 uur, werden de volgende waarnemingen gedaan. Ik zag dat bij de haven te Antwerpen een trekker, van het merk Volvo, met oplegger aan kwam gereden. Ik zag dat de trekker voorzien was van het kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat de container voorzien van het nummer [kenmerk 1] op de eerder genoemde trekker met oplegger werd gezet. De vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] vertrok vanaf de Vosseschijnstraat te Antwerpen. De vrachtwagen ging de A58 op in de richting van Rilland. Vervolgens ging de vrachtwagen de A58 af bij de afrit Rilland. De vrachtwagen reed het viaduct over en ging vervolgens weer de A58 op in de richting van Goes. De vrachtwagen stopte bij een bedrijf gelegen aan de [adres loods] te Kapelle. De vrachtwagen werd achteruit een loods in gereden. De deur van de loods werd gesloten waar eerder de vrachtwagen in was gereden.
* Omstreeks 07.25 uur werd bij Zandvliet de grens tussen België en Nederland overschreden.

5. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 797-798 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 18 maart 2019 werd gezien dat een container met cocaïne werd vervoerd naar een loods aan de [adres loods] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden.
In het pand, waar de container in werd geplaatst, werden aangehouden:
- [medeverdachte 2] (geboren [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 1] (geboren [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] .);
- [medeverdachte 3] (geboren [geboortedag] 1971 te Utrecht);
- [medeverdachte 7] (geboren [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 4] (geboren [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 5] (geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] );
Buiten het pand maar op het terrein van de betreffende loods werden aangehouden:
- [verdachte] (geboren [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 8] (geboren [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] );
Ten slotte werd buiten het terrein aangehouden:
- [medeverdachte 6] (geboren [geboortedag] 1994).

6. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 801-802 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 16 maart 2019 bevond ik mij in Antwerpen op het adres Kaai 188. Ik zag daar een container staan met het nummer [kenmerk 1] . Ik zag dat door de Belgische douane een onderzoek in die container werd ingesteld en dat zij daarbij tussen de bananen een hoeveelheid pakketten aantroffen met daarin vermoedelijk cocaïne. Dat vermoeden werd bevestigd door middel van een indicatieve test van een van die pakketten. Naar later bleek was het gewicht van die cocaïne ongeveer 1468 kilogram. Ik zag dat één pakket van cocaïne opnieuw in de betreffende container werd verborgen. Deze container werd gecontroleerd doorgelaten. Op 18 maart 2019 werd gezien dat deze container werd vervoerd naar een loods aan de [adres loods] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden. Tijdens de doorzoeking trof ik in voornoemde container het betreffende pakket aan op dezelfde plaats als waar deze in Antwerpen was verborgen. Ik nam dat pakket in beslag. De inhoud van dat pakket werd indicatief positief getest op cocaïne.

7. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 803-804 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 13] :

Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen. Deze partij was in beslag genomen. Deze partij betreft een kleine partij van een grote hoeveelheid welke in een container tussen bananen zat verborgen en werd onderschept. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit 1 pakket (blok), gewicht 1112 gram bruto, met witte substantie/poeder inclusief verpakkingsmateriaal. Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen (SIN: AADK6666NL). Dit monster werd getest, waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST. De test gaf een positieve reactie op Cocaïne.

8. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 808-809 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] :

Wij onderzochten het navolgende monster met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende middelen (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AADK6666NL
Bijzonderheden: Totaalpartij 1112 gram bruto cocaïne.
Bij de kleurreactietest ontstaat een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaine.

9. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 9 augustus 2019, (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), opgenomen als bijlage op pagina 810 van het proces-verbaal, inhoudende het verslag van ing. C.M.M. Diever-Heezen:

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AADK6666NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

10. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 955-961 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 18 maart 2019 was ik bij de doorzoeking aanwezig. Ik zag het volgende. [adres loods] te Kapelle betreft een loods op een afgesloten terrein. In de loods zag ik twee vrachtwagens. Een Volvo met het kenteken [kenteken 1] met daarachter een oplegger waarop de container stond die gecontroleerd van Antwerpen naar Kapelle was vervoerd. Daarnaast stond een Mercedes met het kenteken [kenteken 3] . Achter deze Mercedes was een koeltrailer gekoppeld. In mijn bijzijn werd de container geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen één pakket met cocaïne. De koeltrailer die achter de Mercedes vrachtwagen was gekoppeld bevatte enkel pallets met bananen. Los van de beide ladingen zag ik dat achter in de loods twee pallets met bananen stonden. De verpakking van de beide ladingen, alsook die van de twee losstaande pallets met bananen, was exact hetzelfde. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond op twee pallets. Van de volledige lading bananen ontbraken daarom twee pallets. Het is niet uitgesloten dat de twee losstaande pallets met bananen waren bedoeld om de lading in de container volledig te maken, nadat de cocaïne was verwijderd. Achter de Volvo stond een zogenaamde “ramp”, te gebruiken om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. Uit niets was op te maken dat in die loods bepaalde zakelijke werkzaamheden werden uitgevoerd. In de loods was geen koelruimte om eventueel bananen in te koelen.

11. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als ongenummerde bijlage van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 15] :

Wij onderzochten de navolgende twaalf monsters met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0146NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk DG
Monster 2
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0145NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk MD 1
Monster 3
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0144NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TMT
Monster 4
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0143NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Roma
Monster 5
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0142NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 888
Monster 6
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0141NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Iphone
Monster 7
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0140NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Irma
Monster 8
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0137NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 2*
Monster 9
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0138NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TTI
Monster 10
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0136NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk F
Monster 11
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0135NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Coca
Monster 12
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AACB2100NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 7
INDICATIEVE KLEURENTEST
Het resultaat met de kleurreactietest bij
- monster l (AAMK0146NL);
- monster 2 (AMK0145NL);
- monster 3 (AAMK0144NL);
- monster 4 (AAMK0143NL);
- monster 5 (AAMK0142NL);
- monster 6 (AAMK0141NL);
- monster 7 (AAMK0140NL);
- monster 8 (AAMK0137NL);
- monster 9 (AAMK 0138NL);
- monster 10 (AAMK0136NL);
- monster 11 (AAMK0135NL);
- monster 12 (AACB2100NL);
is een oranje en blauwe verkleuring dat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaïne.

12. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 1 mei 2020 (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), inhoudende het verslag van ing. N. Van Doorn:

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMK0146NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0145NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0144NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0143NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0142NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0141NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0140NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0137NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0138NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0136NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0135NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AACB2100NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

13. De ambtsedige processen-verbaal van verhoor, opgenomen als bijlagen op pagina 338-367 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 7] :

V: Wat voor werk doet u?
A: Garagewerk. Waar ik gisteren ben aangehouden was ik pas werkzaam. Ik heb contact met de eigenaar van dat bedrijf, [medeverdachte 5] . Ze hadden eerst een bedrijf in Rotterdam maar waren nu verhuisd naar dat adres waar ik gisteren ben aangehouden. Via de zoon, [medeverdachte 6] , hoorde ik dat ik kon werken bij zijn vader. [medeverdachte 5] pikte mij op met een zwarte Audi om dan samen naar het bedrijf van [medeverdachte 5] te rijden.
V: Wie kende jij nog meer op dat bedrijf?
A: Alleen [medeverdachte 5] en zijn zoon.
P: Wat deed [medeverdachte 5] dan als jij aan het werk was?
V: In die week kwamen mensen langs bij hem, die zaten dan in het kantoor en daar mocht ik niet bij zijn.
O: Het lijkt me handig om je nu dan een aantal foto’s te tonen.
Getoond wordt [medeverdachte 5]
V: Dit is meneer [medeverdachte 5] .
O: Getoond wordt [medeverdachte 6]
V: Dit is de zoon, [medeverdachte 6] .
O: Getoond wordt [medeverdachte 8] .
V: Die heb ik die dag gezien, bij de arrestatie.
O: Getoond wordt [medeverdachte 3] .
V: Die dag van de aanhouding was die er ook.
O: Getoond wordt [medeverdachte 1] .
V: Hij was er ook.
O: Getoond wordt [medeverdachte 4] .
V: Die was er die dag ook van de aanhouding.
O: Getoond wordt [medeverdachte 2] .
V: Die was er ook op de dag van de aanhouding.
O: Getoond wordt [verdachte] .
V: Die was er die dag op de aanhouding.
V: De mensen kwamen één voor één. [medeverdachte 5] is toen een kwartier weg geweest met die Audi. Toen kwam hij terug. Deze man was als eerst. Opmerking: [medeverdachte 8] wordt aangewezen. Hij kwam binnen via de grote deur. Die anderen kwamen ook en toen moest ik uit de kantine. De rest kwam tegelijk binnen. Opmerking: Verdachte wijst aan, [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
P: Heb je ze horen praten met elkaar?
V: Nee. Ik was al weggejaagd en de deur ging dicht. Ik moest naar de kantine van [medeverdachte 5] .
P: Er was een witte vrachtwagen in de loods. En was er verder nog iets?
V: O ja, toen kwam deze meneer binnen.
Opmerking: [medeverdachte 4] wordt aangewezen.
P: Waar was iedereen toen hij aankwam?
V: Ze waren in de kantine en toen hij aankwam met de vrachtwagen kwam iedereen uit de kantine en moest ik erin. Ik zag dat die man de vrachtwagen achteruit de loods inreed.

14. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 836-844 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [getuige 1] :

Vandaag werd ik via een kennis geïnformeerd over een inval in de loods aan de [adres loods] te Kapelle. Ik heb de loods vanaf 1 februari 2019 verhuurd aan [medeverdachte 5] . Hij had een transportbedrijf en wilde de loods gaan gebruiken voor het wegzetten van vrachtwagens.

15. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief de daaraan gehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 887-925 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [getuige 2] :

V: Wat is precies uw functie binnen [bedrijf] ?
A: Ik ben operationeel manager binnen de firma. Ik verzorg zee- en wegtransport van goederen voor bedrijven. [bedrijf] is een expediteur. In het geval van [bedrijf 1] heeft het bedrijf ons gevraagd douaneformaliteiten af te handelen.
V: Op welke wijze is het contact met [bedrijf 1] tot stand gekomen?
A: Hij, [bedrijf 1] heeft ons in 2019 benaderd om zijn zaken te behartigen. [bedrijf 1] is een importeur van groente en fruit. Met hij bedoel ik [medeverdachte 2] , de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] .
V: Sinds wanneer voert [bedrijf] deze werkzaamheden voor [bedrijf 1] uit?
A: Sinds januari 2019.
V: Wat betekent dit voor de werkzaamheden die [bedrijf] voor [bedrijf 1] uitvoert?
A: [medeverdachte 2] heeft verteld dat hij wekelijks één of twee containers met bananen c.q. ander soortig groente en/of fruit zou gaan ontvangen in de haven van Antwerpen. Omdat de lading onder pre-paid shipment word verzonden door de exporteur zou onze bemoeienis starten wanneer de container in de haven van Antwerpen is aangekomen. Het komt er op neer dat we slechts de documenten verzorgen die nodig zijn om een container van de ene naar de andere douanelocatie te vervoeren. Ik overhandig u de T1 documenten van de twee containers waar het in uw geval om gaat. Dat zijn de containers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] . In de laatste container werd de cocaïne aangetroffen. Deze T1 formulieren of MRN-documenten worden door ons per e-mail verzonden aan degene die het transport van de containers verzorgd. In dit geval [bedrijf 3] . [bedrijf 4] is een bedrijf wat de bananen weegt, keurt, vervoert en/of opslaat. Zij zijn gevestigd in Barendrecht. Geïmporteerde bananen van [bedrijf 1] gaan altijd naar [bedrijf 4] .
V: Wat betekent dit dan voor het transport in Nederland, regelt u dat ook?
A: Nee, [medeverdachte 2] / [bedrijf 1] heeft aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur van zijn voorkeur. In dit geval is dat [bedrijf 3] . Ik overhandig u een e-mailbericht, gedateerd op 10 januari 2019, afkomstig van [medeverdachte 2] . In deze mail geeft [medeverdachte 2] [bedrijf] de gegevens van zijn transporteur: [bedrijf 3] te Rotterdam. Onder deze adresgegevens staat de naam [medeverdachte 5] vermeld en de contactgegevens. [medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij altijd al met deze transporteur samenwerkt.
V: Was [medeverdachte 5] degene die u telefonisch sprak?
A: Ik heb het meest met hem getelefoneerd.
V: Zijn bij de eerder geïmporteerde containers altijd dezelfde partijen betrokken geweest?
A: Ja. [medeverdachte 2] stuurde altijd een email welke containers er verwacht werden in Antwerpen. Wij gaven een transportorder uit aan de transporteur. In dit geval altijd [bedrijf 3] .
V: Wat kunt u ons verklaren met betrekking tot de container voorzien van het nummer [kenmerk 1] ?
A: Door [medeverdachte 2] wordt op 12 maart 2019 een e-mail aan ons verstuurd met de Arrival Notice van de containers met de nummers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] . Op 14 maart 2019 wordt door [medeverdachte 2] een e-mail aan ons verstuurd met betrekking tot vrijstelling van deze twee containers. De keuring van beide containers wordt door mij gepland bij [bedrijf 4] in Barendrecht op 18 maart 2019. Door mij werd transporteur [bedrijf 3] per e-mail kennisgegeven.
V: Welke telefoonnummers heeft u eigenlijk van [bedrijf 3] ?
A: Volgens mij heeft die [medeverdachte 5] 14 maart of 15 maart 2019 nog wel gebeld naar ons met de vraag of voornoemde containers ingepland konden worden.
V: Had u de indruk dat [bedrijf 3] een éénmansbedrijf betrof?
A: Ik heb ook wel eens een andere man gesproken die slecht Nederlands sprak. Ik heb de naam van deze man wel ergens opgeschreven. Ik zoek dat voor u op en laat u die naam weten.
V: De contacten die u telefonisch hebt gehad met de [bedrijf 3] waren die altijd met iemand die slecht Nederlands sprak?
A: Nee ik had voornamelijk contact met [medeverdachte 5] .
V: Wie heb je op vrijdag 15 maart gesproken en waarover?
A: Voor zover ik mij kan herinneren heeft [medeverdachte 5] een aantal malen met [bedrijf] gebeld met de vraag of de containers opgehaald konden worden, met andere woorden, [medeverdachte 5] wilde weten of de containers door de douane geïnspecteerd waren en vrijgegeven waren. Achteraf gezien was dit ongebruikelijk. Het kwam pusherig over maar dat is inmiddels te verklaren.
V: Heeft u altijd contact rechtstreeks contact met (de chauffeur van) [bedrijf 3] ?
A: Nee. Het contact vindt in zijn algemeenheid plaats met [medeverdachte 5] . Per uitzondering is er contact geweest met een slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende chauffeur.

16. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 926-954 van het proces-verbaal genaamd genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

[getuige 2] , medewerker van [bedrijf] , werd verhoord als getuige. Naar aanleiding van zijn verklaring zouden gegevens nader worden uitgezocht/aangeleverd.
- vraag 2:e-mailverkeer van [bedrijf 3] ?
- vraag 6:e-mail van de slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende man?
Op 15 oktober 2019 werden van [getuige 2] per e-mail de volgende antwoorden ontvangen;
- vraag 2:Er is weleens gemaild onder het algemene e-mail adres met de naam [medeverdachte 4] ;
- vraag 6:Zie punt 2.

17. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 963-964 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking uitgevoerd op de [adres loods] te Kapelle. Op deze locatie werden door mij documenten aangetroffen.
• In het kantoor bevonden zich voornamelijk documenten op naam van [medeverdachte 5] .
• Ik zag dat er twee transportorders lagen op naam van [bedrijf] gericht aan [bedrijf 3] . Ik zag dat het hierbij ging om containers die opgehaald moesten worden in de haven van Antwerpen en gelost bij de bedrijven in Barendrecht en Poeldijk.
• Ik zag dat er een phytosanitary certifcate aanwezig was gericht aan het bedrijf
[bedrijf 1] .
• Ik zag een factuur gericht aan [bedrijf 1] .

18. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1057-1060 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een personenauto, een zwarte Audi A7, voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Genoemd voertuig stond op het moment van de doorzoeking geparkeerd op het terrein van de [adres loods] te Kapelle. Het kenteken [kenteken 4] staat op naam van [medeverdachte 5] geboren [geboortedag] 1969.
In de armsteun van de middenconsole lag een transportorder met daarop de tekst:
“To: [bedrijf 3] , Date: 14-03-2019, Losadres 1: C [bedrijf 4] delivery date 18-03-2019 11.00 uur. Losadres 2: [bedrijf 5] delivery date 18-03-2019 aansluitend. Pick-up: Antwerp Belgian New Fruit Terminal Rockstockweg 1 haven 212 Antwerp. Cargo details: Container [kenmerk 3] en Container [kenmerk 1] ”.

19. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 1118-1200 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Er vond een doorzoeking plaats op de volgende locaties;
- Locatie: [adres bedrijf 1] te Breda.
- Locatie: [adres loods] te Kapelle. Op deze locatie werden, onder andere, ook voertuigen doorzocht (te weten de Audi A7 voorzien van kenteken [kenteken 4] op naam van [medeverdachte 5] en Volvo vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 1] ).
Tijdens dit onderzoek werd door mij geconstateerd dat er (verschillende) documenten echter behorende bij één en hetzelfde containernummer werden aangetroffen op/in verschillende locaties/voertuigen.
Met betrekking tot containernummer [kenmerk 1]
Locatie:[adres bedrijf 1] .Document:1)[schip] Line NON-Negotiable Waybill;
Shipper: [bedrijf 2] , Colombia
Consignee (geadresseerde); [bedrijf 1]
Vessel (schip): [schip]
Containernummer: [kenmerk 1]
Weegplaats: Bogota
Shipped on board: 2019-02-27
Date issue of Waybill: 2019-02-28
2)[schip] Line Import factuurvoorzien van nummer [nummer 2] , factuurdatum 10 maart 2019 met betrekking tot de container met nummer [kenmerk 1]
3)[schip] Line Arrival Noticed.d. 2019-03-12 met betrekking tot de container met nummer [kenmerk 1]
Locatie:[adres loods] te Kapelle, de Audi.Document:1)Transportorderafkomstig van [bedrijf] Forwarding aan [bedrijf 3] gedateerd op 14-03-2019 om in Antwerpen 2 containers voorzien van containernummers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] (afkomstig van het schip [schip] ) op te halen en te vervoeren naar de losadressen. ETA (Expected Time of Arrival) op: 15-03-2019
Locatie:[adres loods] te Kapelle, de Volvo.Document:1)Ogenschijnlijk
dezelfde transportorderzoals deze in de Audi werd aangetroffen, met dat verschil dat op deze transportorder met een blauwkleurige balpen het containernummer [kenmerk 1] is onderstreept.
2)Een
MRN-documentmet betrekking tot containernummer [kenmerk 1] .
3)Een
CMRmet betrekking tot containernummer [kenmerk 1] , gedateerd op 18-03-2019, vervoer door [bedrijf 3] met een vrachtwagen voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
20. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1040-1044 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 13] en [verbalisant 18] :
Door ons werd op 18 maart 2019 een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . Het voertuig stond geparkeerd op het terrein van de [adres loods] te Kapelle, te weten links naast de loods.
Op de vloer voor de bestuurdersstoel werd een zwart lederen tas aangetroffen. Uit deze tas werden de navolgende goederen inbeslaggenomen:
- een mobiele telefoon (Blackberry);
- een Nederlands rijbewijs op naam van [medeverdachte 3] ;
- een uittreksel Kamer van Koophandel, Stichting Lavilla Racing team, met als één van de bestuurders [medeverdachte 3]
Op de vloer, voor de passagiersstoelen, lag een doos met daarin een grote nieuwe plakbandhouder. Tevens lag er eenzelfde grote plakbandhouder op het dasboard. Naast deze gebruikte plakbandhouder lagen een aantal nieuwe oranje afbreekmessen. Op de passagiersstoel lagen een blauw/zwartkleurige kniptang en een gele zak met daarin rollen vuilniszakken.
De gehele binnenzijde tot de laadruimte was afgedicht met houten platen. In de laadruimte lagen onder andere de navolgende goederen:
- een groot aantal uit elkaar gevouwen dozen, waarbij de naden op de bodem waren dichtgeplakt met bruin plakband;
- een aantal nog in elkaar gevouwen dozen;
- een doos volledig gevuld met nieuwe rollen bruin gekleurd plakband;
- drie nieuw uitziende grijze sporttassen, met in één sporttas een aantal nieuwe grote
bigshoppers van de Action;
- een zwarte rugzak met wielen;
- een grote kniptang, zwart van kleur met oranje handvaten.

21. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1045 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 19] :

Op het terrein van de [adres loods] in Kapelle stond aan de zijkant van het pand een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 5] geparkeerd. Bij navraag bij het RDW bleek dat deze Sprinter op naam stond van een verhuurbedrijf genaamd [bedrijf 7] . Van het verhuurbedrijf ontving ik het huurcontract. Hierop stond dat deze Sprinter op 13-3-2019 verhuurd was aan [medeverdachte 3]

22. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1047-1048 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 20] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken 5] In de laadruimte lag een grote kniptang. De grote kniptang herken ik verbalisant als een zogenaamde betonschaar of boutentang. Het is mij ambtshalve bekend dat een dergelijke tang word gebruikt om de verzegeling van (zee)containers te verbreken/door te knippen.

23. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1253-1259 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 21] :

Op 27 maart 2019 werd op de parkeerplaats aan de achterzijde van Hotel [hotel] te Berkel-Enschot aangetroffen, een grijze Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 6] . De kentekenhouder bleek te zijn: [medeverdachte 1] . Ik zag dat de beelden van 18 maart 2019 aan mij werden getoond. Er bleek dat omstreeks 05.37.30 uur een grijze personenauto werd geparkeerd op de parkeerplaats. Ik zag dat het voertuig op de beelden overeenkwam met het model en de vorm van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo. Er is te zien dat om 05.37.17 uur een lang model bestelbus, wit van kleur, in beeld komt. Direct daarachter volgde een klein model auto die tevens de parkeerplaats opreed. De bestuurder heeft het voertuig niet verlaten. Tevens werd duidelijk zichtbaar dat het voertuig blauw danwel paars van kleur was. De bestuurder van het op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig, verder man 1 genoemd, parkeerde het voertuig achteruit in een parkeervak. De bestuurder van de witte bestelbus, verder man 2 genoemd, zette de bestelbus stil. Op dat moment stapte man 2 uit en liep naar de bestuurderszijde van het voertuig gelijkend op een Volkswagen Polo. Man 1 opende zijn deur. Nadat man 2 ongeveer 10 seconden in de deuropening stond, stapte man 1 uit. Ik zag dat man 2 vermoedelijk met zijn hand in de richting van het kleine model auto wees, waarna hij terug keerde naar de bestelbus en dat man 1 doorliep in de richting van het kleine model auto. Ik zag dat man 1 instapte als bijrijder in het klein model auto. Ik zag dat man 2 aan de bestuurderszijde van de bus instapte. Ik zag in de bestelbus een bijrijder zitten maar ik kon geen uiterlijke kenmerken waarnemen. Daarna reed eerst de bestelbus de parkeerplaats af, direct gevolgd door de kleine auto.
Ik zag dat het de op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig gelijkenissen vertoonde met de in beslag genomen Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 6] . Ik zag dat de witte bestelbus gezien op de beelden veel uiterlijk gelijkende kenmerken had met een in het onderzoek inbeslaggenomen Mercedes Sprinter, wit van kleur, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . Ik zag dat er in het onderzoek een Peugeot 208, paars/blauw van kleur, in beslag genomen werd, ter plaatse aan de [adres loods] te Kapelle. In dit voertuig werd aangehouden als verdachte [verdachte] (geboren: [geboortedag] -1970). Hij zat op de stoel aan de bestuurderszijde. Ik zag dat het voertuig zoals beschreven op de beelden als
“klein model auto”, gelijkenissen vertoonde met de inbeslaggenomen Peugeot 208. Ik zag dat de kleur van deze Peugeot, de vorm van de achterlichten en het model van het voertuig, gelijkenissen vertoonden. Later in het onderzoek is gebleken dat verdachte [medeverdachte 3] de huurder was van de in beslaggenomen witte Mercedes Sprinter.

24. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1290-1298 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 22] :

In het onderzoek werd een vrachtauto met het kenteken [kenteken 1] doorzocht. In een vak van het dashboard van het voertuig werd navigatieapparatuur aangetroffen van het merk TOMTOM. Nadat het toestel door mij werd ingeschakeld zag ik dat het menu werd weergegeven in de Bulgaarse taal.

25. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1341-1352 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 22] :

Bij de aanhoudingsfouillering van verdachte [medeverdachte 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971, werd een mobiele telefoon aangetroffen van het merk en type Samsung S6.
Gebruiker:[medeverdachte 2]
Internetgeschiedenis:15 maart 2019 tussen 16.17 uur en 16.40 uur in totaal 55 zoekopdrachten waarbij
“ [schip] ”en
“track&trace”en containernummer
“ [kenmerk 1] ”worden gebruikt. Uit de tijdlijn blijkt dat in de periode van 8 juli 2012 tot 17 maart 2019 alleen op de datum 15 maart 2019 gezocht wordt op “ [schip] ” in combinatie met “track&trace”.

26. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1326-1330 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Van de in beslag genomen gsm’s werd gezien dat het zeven crypto-gsm’s betroffen. Met crypto-gsm’s worden gsm’s bedoeld waarbij maatregelen zijn getroffen om communicatie af te schermen. Deze telefoons werden bij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [verdachte] (2x) tijdens de fouillering in de kleding aangetroffen. Er is één telefoon aangetroffen in een tas bij de bestuurdersstoel van de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ). Dit voertuig werd gehuurd door [medeverdachte 3]

27. De afzonderlijk schriftelijke bescheiden, te weten de Encrochat-gegevens, in de periode van 26 maart 2020 tot en met 2 juni 2020:

Time: Sender-id: Message:
2020-04-23 [naam 1] @ [mailadres] BV was al heet, maar er is ook getipt.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Fruit is niet interessant.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Teveel verlies per container.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Ik zit vast voor 1500 in bananen.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Bananenbedrijf in Ned was van mij en me mensen.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] 1 keer 2500 goed.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] 1500 fout.
2020-04-18 [naam 2] @ [mailadres] [alias 4] en ik spreken elkaar dagelijks.
2020-04-18 [naam 7] @ [mailadres] Dat is toch normaal, jullie zijn partners.
2020-04-26 [naam 7] @ [mailadres] We hebben een keer iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen.
2020-04-26 [naam 2] @ [mailadres] Ja, we moeten verder hoe dan ook.
De Encrochat-gebruiker ‘ [naam 1] ’ is geïdentificeerd als: [verdachte] ( [geboortedag] -1970).
De Encrochat-gebruiker ‘ [naam 2] ’ is geïdentificeerd als: [medeverdachte 3] ( [geboortedag] -1971).
Het account ' [naam 2] ' wordt bij de gebruikers van Encrochat-accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen:
' [alias 6] ' en ' [alias 7] '.
Het account ' [naam 1] ' wordt bij de gebruikers van de Encrochat-accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen:
" [naam 1] " en " [alias 1] " en " [alias 2] " en " [alias 3] " en " [alias 4] " en " [alias 5] " en " [alias 8] " en " [alias 9] " en " [alias 10] ".