ECLI:NL:RBZWB:2021:733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
02/066005-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Collombon
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraffaire met grote hoeveelheid cocaïne onderschept in haven

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 1468 kilogram cocaïne. De cocaïne was onderschept in de haven van Antwerpen, verborgen tussen een lading bananen. De verdachte was aanwezig op de locatie waar de cocaïne zou worden overgeladen, maar de rechtbank sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere medeverdachten. De verdachte had een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en zijn verklaring ter zitting was niet verifieerbaar. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen konden worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de invoer van cocaïne. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen telefoons aan de verdachte en hevelde het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/066005-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [adres 1]
raadsman: mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2021 en 20 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 24 februari 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen 1468 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verdovende middelen complex is, waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet op het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van verdovende middelen. Verdachte is tezamen met andere medeverdachten in de ochtend van 18 maart 2019 met twee voertuigen vanaf een hotel in Berkel-Enschot naar de loods in Kapelle gereden. Verdachte is aldaar gezamenlijk met hen gearriveerd. Uit de Encrochat-gegevens blijkt dat criminele bedoelingen aan deze ontmoeting ten grondslag hebben gelegen. In één van de twee voertuigen zijn bovendien voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een container te openen en de inhoud over te laden in dozen. Verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Bij gebreke van een andersluidende verklaring moet worden geconcludeerd dat hij volwaardig deel uitgemaakt heeft van het gezelschap en met dezelfde criminele intenties als de anderen naar Kapelle is gegaan. Gelet op deze feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat verdachte voor zijn aanwezigheid in de loods geen andere bedoeling heeft gekend dan de cocaïne in ontvangst te nemen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer daarvan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Op de eerste plaats is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen. Er zijn geen aanknopingspunten die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en andere medeverdachten. Op de tweede plaats kan uit de gedragingen van verdachte niet worden afgeleid dat er opzet heeft bestaan, ook niet in voorwaardelijke zin, op de invoer van cocaïne. Op de derde plaats is het alternatief scenario dat verdachte naar voren heeft gebracht niet per definitie in strijd met de waarheid, omdat het mogelijk niet te controleren valt, of zelfs onaannemelijk voorkomt. De raadsman heeft subsidiair betoogd dat er een partiële vrijspraak moet volgen en verdachte hooguit voor de invoer van 1 kilogram cocaïne kan worden veroordeeld. Het overige deel is immers reeds eerder in België in beslag genomen. Handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen kunnen niet meer strekken tot de verdere invoer van die verdovende middelen
(vgl. Hoge Raad 17 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0975).
4.3
Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking van 1468 kilogram cocaïne door de Belgische douane in de haven van Antwerpen. Deze cocaïne heeft opgeslagen gelegen in een container, in 1280 pakketten op pallets met dozen bananen, afkomstig uit Colombia. De cocaïne is door de douanebeambten in beslag genomen. Er is één pakket van 1112 gram cocaïne teruggelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Een aantal verdachten heeft tijdens het strafproces een beroep gedaan op het zwijgrecht. Dit heeft mede tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
Hierna zal de rechtbank allereerst puntsgewijs uiteenzetten wat bekend is geworden over de achtereenvolgende aspecten van de invoer van de verdovende middelen, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar de loods in Kapelle, de bevindingen ter plaatse met betrekking tot die loods en de overige omstandigheden van het geval. Daarna zal de rechtbank vaststellen, mede in het licht van de door de procespartijen naar voren gebrachte standpunten, of het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.4
De feiten en omstandighedenOp basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [bedrijf 1]
.Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip de [schip] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [kenmerk] niet conform de aangegeven lading was.
[naam 1] vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[naam 2] .Als geadresseerde was opgenomen:
[bedrijf 1] , [adres 2] .De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling Forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [kenteken 1] , heeft de container met nummer [kenmerk] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [adres 3] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [adres 3] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen was geplaatst zijn verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, werden [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] in een Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) aangehouden. Buiten het terrein is [medeverdachte 8] aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van [medeverdachte 5] opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , de andere voornoemde personen gearriveerd. Volgens [medeverdachte 3] zijn die mannen gelijktijdig aangekomen. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [medeverdachte 3] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [medeverdachte 4] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de overige verdachten de kantine uitgelopen. [medeverdachte 3] moest daar alleen blijven zitten. Hij kan zich de aanwezigheid van [medeverdachte 8] niet herinneren.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [kenteken 1] , met daarachter een oplegger, waarop de container [kenmerk] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [kenteken 3] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop ook dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde
‘ramp’. Deze ramp kan worden gebruikt om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods leek er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties. In de loods was ook geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [getuige 1] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door [medeverdachte 5] . Deze getuige heeft verklaard dat [medeverdachte 5] een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [kenteken 4] ) op naam van [medeverdachte 5] . In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [kenmerk] . In de carkit van de Audi A7 stonden GD-ITS en [medeverdachte 1] als contacten vermeld. GD-ITS is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container. Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 5] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door [medeverdachte 2] . In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [schip] Line Delivery Order van de container.
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [getuige 2] is operationeel manager van GD-ITS. Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [medeverdachte 1] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] is de eigenaar van [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [bedrijf 2] . Het contact met [bedrijf 2] verliep via [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] heeft naar GD-ITS op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [kenmerk] . [getuige 2] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [bedrijf 2] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft [medeverdachte 5] gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is
‘pusherig’overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [kenteken 6] ) van verdachte op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Te zien is dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) die aan de [adres 3] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [schip] ’en
‘container [kenmerk] ’in combinatie met
‘track&trace’.[medeverdachte 1] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [schip] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [medeverdachte 1] met de [schip] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Tijdens de fouillering zijn bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] een BQ Aquaris X2 aangetroffen. In de tas van [medeverdachte 2] is een Blackberry veiliggesteld. Uit onderzoek komt naar voren dat al deze GSM-toestellen ‘cryptotelefoons’ zijn. Met deze telefoons is het mogelijk om via een afgeschermde manier te communiceren onder elkaar. Er zijn ook nog een BQ Aquaris X2 in een prullenbak in de loods en in de Peugeot 208 gevonden.
Tot slot zijn Encrochat-gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] kunnen worden geïdentificeerd als gebruikers van het Encrochat-forum. [medeverdachte 7] opereert onder de accountnaam
‘ [accountnaam 2] ’en [medeverdachte 2] onder de accountnaam
‘ [accountnaam 1] ’. Op 23 april 2020 schrijft [accountnaam 2] :
“BV was al heet, maar er is ook getipt”.Op 9 mei 2020 heeft [accountnaam 2] een gesprek met een andere Encrochat-gebruiker waarin hij schrijft:
“Fruit is niet interessant”en
“Teveel verlies per container”en
“Ik zit vast voor 1500 in bananen”en
“Bananen bedrijf in Ned was van mij en me mensen”en
“1 keer 2500 goed”en
“1500 fout”. [accountnaam 1] heeft 18 april 2020 een gesprek met een ander persoon op Encrochat, waarin hij schrijft:
“Groen en ik spreken elkaar dagelijks”waarop de ander zegt:
“Dat is toch normaal, jullie zijn partners. Ik heb oog ook over alles op de hoogte gehouden”. Op 26 april 2020 zegt deze gesprekspartner tegen [accountnaam 1] :
“We hebben iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen”waarop [accountnaam 1] zegt:
“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
[accountnaam 2] is onder meer door andere gebruikers opgeslagen onder de aliassen: “ [accountnaam 2] ”, “ [accountnaam 2] ”, “ [accountnaam 2] ”, “ [accountnaam 2] ” en “ [accountnaam 2] ”. [accountnaam 1] werd door anderen onder meer genoemd: “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 1] ”.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij het politieverhoor op zaaksinhoudelijke vragen een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte wel een verklaring afgelegd. Volgens verdachte heeft hij op verzoek van een zekere [naam 3] ingestemd met een voorstel om die dag voor € 150,- een container met fruit uit te laden. Hij kent [naam 3] vanuit zijn functie als personal trainer in de sportschool. Hij weet niet hoe [naam 3] verder heet en heeft hem zelf ook niet terug kunnen vinden. Verdachte heeft verder erkend dat hij vanuit Berkel-Enschot met andere personen naar de loods in Kapelle is gereden. Verdachte heeft tijdens de autorit met niemand gesproken.
4.5
Het oordeel van de rechtbank
In de ochtend van 18 maart 2019 is verdachte naar de parkeerplaats gereden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot. Hij heeft zijn eigen auto geparkeerd en is overgestapt in een ander voertuig. Gelet op de automodellen die zijn herkend en de medeverdachten die daarmee in verband zijn te brengen, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte met ten minste één van hen in de auto heeft gezeten. De auto’s en inzittenden zijn naar de loods in Kapelle gereden waar zij gezamenlijk zijn gearriveerd. Volgens getuige [medeverdachte 3] hebben alle verdachten in dezelfde ruimte bij elkaar gezeten en zijn zij bij aankomst van de vrachtwagen die ruimte uitgelopen. De verdachte heeft over zijn eigen aanwezigheid ter zitting een verklaring afgelegd die, mede gelet op het tijdstip waarop die verklaring is afgelegd, niet te verifiëren valt. Het is bovendien onmogelijk om zonder verdere personalia tot identificatie te komen van de door verdachte genoemde [naam 3] .
Nog daargelaten de vraag of het verhaal van verdachte aannemelijk is, is verder onduidelijk gebleven welke handelingen verdachte zou hebben verricht met betrekking tot (het medeplegen van) het invoeren van cocaïne. Het kan niet worden vastgesteld welke rol verdachte heeft vervuld met zijn gedragingen en welk aandeel hem te verwijten valt. De rechtbank is, anders dan het Openbaar Ministerie, niet van oordeel dat bij gebreke van een andersluidende of verifieerbare verklaring van verdachte (voor de ontmoeting bij hotel [hotel] of zijn aanwezigheid in de loods) het niet anders kan zijn dan dat hij volwaardig deel heeft uitgemaakt van het gezelschap en met dezelfde criminele intenties is afgereisd. Hoewel het voor het ten laste gelegde medeplegen niet is vereist dat elke handeling exact en concreet wordt omschreven, moet uit de vastgestelde feiten en omstandigheden wel enig verband kunnen worden aangetoond tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten. Dit is in het onderhavige geval onvoldoende naar voren gekomen. Het adagium ‘je was er bij, dus je bent er bij’ gaat ten aanzien van verdachte niet op.
Bij deze stand van zaken is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.

5.De overwegingen omtrent het beslag

Verdachte wordt vrijgesproken van de hem verweten gedragingen. De in beslag genomen voorwerpen (twee telefoons) dienen te worden teruggegeven aan verdachte, nu deze goederen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en hem toebehoren.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* De telefoon (kenmerk: 524305);
* De telefoon (kenmerk: 522571);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Collombon en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2021.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1468 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 aanhef, onder A Opiumwet, artikel 47 eerste lid, aanhef, sub 1 Wetboek van Strafrecht)