ECLI:NL:RBZWB:2021:735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
02-066030-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Collombon
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne in Nederland met gebruik van criminele middelen en samenwerking met medeverdachten

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De zaak begon met de onderschepping van 1468 kilogram cocaïne in de haven van Antwerpen, verborgen tussen lading bananen. De verdachte was aanwezig op de locatie waar de cocaïne zou worden overgeladen en zijn betrokkenheid werd aangetoond door Encro-chatberichten. Tijdens de zittingen op 14 en 20 januari 2021 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk de cocaïne had ingevoerd en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 20.000,00. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de verlengde invoer van verdovende middelen, waarbij de verdachte een actieve rol had gespeeld in de criminele activiteiten. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de grote hoeveelheid cocaïne en de georganiseerde aard van de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/066030-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag verdachte] 1971 te [Geboorteplaats verdachte]
wonende op het adres [Adres verdachte]
raadsvrouw: mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2021 en 20 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 24 februari 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen 1468 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verdovende middelen complex is, waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van verdovende middelen. Verdachte is tezamen met andere medeverdachten in de ochtend van 18 maart 2019, met twee voertuigen, vanaf een hotel vanuit Berkel-Enschot naar de loods in Kapelle gereden. Verdachte is gezamenlijk met hen gearriveerd aldaar.
Uit de [Naam 1] -gegevens blijkt dat criminele bedoelingen aan deze ontmoeting ten grondslag hebben gelegen. In het voertuig dat door verdachte is gehuurd zijn bovendien voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een container te openen en de inhoud daarvan over te laden in dozen. Verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de loods bij de aankomst van de container, terwijl dit gelet op de omstandigheden wel om een verklaring schreeuwt. Bij gebreke van een andersluidende verklaring moet worden geconcludeerd dat hij volwaardig deel uitgemaakt heeft van het gezelschap en hij met dezelfde criminele intenties als de anderen naar Kapelle is gegaan. Gelet op deze feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat verdachte voor zijn aanwezigheid in de loods geen andere bedoeling heeft gekend dan de cocaïne in ontvangst te nemen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer daarvan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten eerste verzocht om de [Naam 1] -gegevens van het bewijs uit te sluiten, nu dat bewijs onrechtmatig is verkregen. De voorwaarden van de rechter-commissaris om, in een ander onderzoek dan 26Lemont, [Naam 1] -data te gebruiken zijn niet gerespecteerd. Daarnaast is doelgericht en op oneigenlijke gronden naar berichten van
‘ [Accountnaam verdachte] ’gezocht om verdachte te kunnen identificeren. Hiermee is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. De verdediging heeft ten tweede bepleit dat onvoldoende is komen vast te staan dat het account
‘ [Accountnaam verdachte] ’alleen door verdachte is gebruikt. Er is ten derde betoogd dat de integrale kopie van de iPhone van verdachte, zonder toestemming van de officier van justitie of machtiging van de rechter-commissaris, tot een inbreuk heeft geleid van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op dat eveneens dient te leiden tot bewijsuitsluiting. De verdediging heeft verder aangevoerd dat er geen bewijs is voor zowel het medeplegen van als voor het opzet van verdachte op de verlengde invoer van 1 kilogram cocaïne. Tot slot is aangegeven dat een alternatief scenario onvoldoende is onderzocht. Het feit dat verdachte hierover zelf heeft gezwegen kan hem niet worden tegengeworpen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.1 Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking door de Belgische douane in de haven van Antwerpen van 1468 kilogram cocaïne. Deze cocaïne heeft opgeslagen gelegen in een container, in 1280 pakketten op pallets met dozen bananen, afkomstig uit Colombia. De cocaïne is door de douanebeambten in beslag genomen. Er is één pakket van 1112 gram cocaïne teruggelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Een aantal verdachten heeft tijdens het strafproces een beroep gedaan op het zwijgrecht. Dit heeft mede tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
Hierna zal de rechtbank allereerst aandacht besteden aan het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting. Daarna zal puntsgewijs uiteengezet worden wat er bekend is over de achtereenvolgende aspecten van de invoer van de verdovende middelen, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar de loods in Kapelle, de bevindingen ter plaatse met betrekking tot die loods en de overige omstandigheden van het geval. Vervolgens zal de rechtbank moeten vaststellen, mede in het licht van de door de procespartijen naar voren gebrachte standpunten, of het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.3.1.2 Het rechtmatigheidsverweer omtrent de [Naam 1] -data
De toevoeging van de [Naam 1] -gegevens aan het dossier
In de brief van het Landelijk Parket die is bijgevoegd bij de [Naam 1] -gesprekken wordt uitgelegd op basis van welke juridische grondslag het bewijsmateriaal van de cryptotelefoons van klanten van [Naam 1] in het dossier is terechtgekomen. Hieruit komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op grond van een Frans strafrechtelijk onderzoek zijn het bedrijf [Naam 1] en de natuurlijke personen die daaraan gelieerd zijn onderzocht. Tijdens dit onderzoek in Frankrijk zijn strafvorderlijke bevoegdheden ingezet. Er is door middel van een ‘interceptie-tool’ inzicht en informatie verkregen over de communicatie die is gedeeld op het [Naam 1] -forum. De Franse politie heeft onder gezag van de Franse officier van justitie, na machtiging van een Franse rechter, de interceptietool ingezet. Omdat in Nederland een soortgelijk strafrechtelijk onderzoek is opgestart, is een Joint Investigation Team (
hierna: JIT) opgericht door Nederland en Frankrijk. Het JIT richt zich op onderzoek van de verdenking rondom [Naam 1] en de personen die hiervan gebruik maken. In de JIT-overeenkomst is, zoals gebruikelijk, overeengekomen dat alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het JIT worden vergaard worden gevoegd in een gezamenlijk onderzoeksdossier.
Voorafgaande aan de fase van interceptie is binnen het Nederlands strafrechtelijk onderzoek 26Lemont onder ogen gezien dat de interceptie ook informatie zou (kunnen) opleveren, die direct afkomstig was van klanten en medewerkers van [Naam 1] die zich in Nederland bevonden. Binnen het onderzoek 26Lemont is door het Openbaar Ministerie geoordeeld dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van gebruikers in Nederland van [Naam 1] -telefoons voorzienbaar was. Er is daarom zekerheidshalve besloten om naast de rechterlijke machtiging in Frankrijk, waar de informatie werd vergaard, de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van Nederlandse gebruikers eveneens ter toetsing voor te leggen aan een Nederlandse rechter-commissaris, om die inbreuk te toetsen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en de aanwezigheid van een wettelijke grondslag. Dit heeft ertoe geleid dat een vordering ex artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (
hierna: Sv) aan de rechter-commissaris is voorgelegd. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 besloten om deze machtiging, ex artikel 126uba Sv, te verlenen onder een zevental voorwaarden.
Ten tijde van het indienen van de vordering ex artikel 126uba Sv is een lijst van Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde misdaadverbanden overgelegd, waarvan bekend was dat gebruik werd gemaakt van toestellen in Nederland. Ten aanzien van deze lijst heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om relevante data uit 26Lemont te delen met die andere strafrechtelijke onderzoeken. Tevens is de informatie over de georganiseerde criminaliteit, die na analyse van de Franse informatie en de daarbij gehanteerde zoeksleutels later in beeld is gekomen, ook voorgelegd aan de rechter-commissaris ter toetsing aan diens machtiging. Het toevoegen van deze later bekend geworden informatie aan in Nederland lopende strafrechtelijke onderzoeken is eveneens als rechtmatig beoordeeld.
Op 16 september 2020 heeft de officier van justitie van het Landelijk Parket, op grond van artikel 126dd Sv, bepaald dat gegevens die zijn vergaard tijdens het onderzoek 26Lemont kunnen worden gebruikt in het onderzoek Catamaran. De zaaksofficier van justitie heeft deze [Naam 1] -data vervolgens aan onderhavig dossier laten toevoegen.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat het internationale vertrouwensbeginsel in deze zaak aan de orde is. Dit brengt met zich mee dat de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in dit geval Frans recht) in beginsel niet getoetst wordt door een Nederlandse rechter. De rechtmatigheid waarmee door de Franse autoriteiten de [Naam 1] -gegevens zijn achterhaald staat dus niet ter beoordeling en mag worden verondersteld aanwezig te zijn. Ditzelfde geldt in wezen voor de rechtmatigheid van de JIT-overeenkomst op basis waarvan de informatie in een gezamenlijk dossier is gevoegd. Dit is overigens ook niet door de verdediging betwist.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het, uit juridisch oogpunt, noodzakelijk is geweest om een vordering in te dienen om een machtiging te verlenen ingevolge artikel 126uba Sv. Dit betreft een wettelijke bepaling die ondervangt onder welke voorwaarden kan worden binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of gegevensdrager bij de georganiseerde criminaliteit. Dit is nu juist hetgeen reeds in Frankrijk heeft plaatsgevonden, aldaar als rechtmatig is beschouwd, en op basis van het vertrouwensbeginsel niet (nogmaals) door de Nederlandse Rechtspraak wordt beoordeeld.
Vanuit het Openbaar Ministerie is naar voren gebracht dat dit een extra waarborg betreft, om de inbreuk op de belangen van zich in Nederland bevindende [Naam 1] -gebruikers te toetsen aan de wettelijke vereisten waaronder dit is toegestaan. Wat er van dit argument ook zij, in het licht van het hiervoor aangehaalde internationale vertrouwensbeginsel wordt niet ingezien hoe de Nederlandse machtiging aan de in Frankrijk vastgestelde rechtmatigheid van eventuele aldaar geconstateerde inbreuken kan toe of af doen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan het eventueel niet voldoen aan voorwaarden gekoppeld aan die Nederlandse machtiging geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. De [Naam 1] -gegevens zijn aan het onderzoek Catamaran toegevoegd op grond van artikel 126dd Sv. Dit betreft de wettelijke basis waarop informatie uit strafrechtelijke onderzoeken onderling gedeeld kan worden. Het is niet gebleken dat deze toevoeging onrechtmatig tot stand is gekomen.
Conclusie:
De rechtbank is van oordeel dat het internationaal vertrouwensbeginsel, de JIT-overeenkomst en artikel 126dd Sv ertoe leiden dat, zowel voor de achterhaalde [Naam 1] -data als voor de toevoeging daarvan aan het dossier Catamaran, niet is gebleken van enig vormverzuim of ander onrechtmatig handelen. Er is dan ook geen reden om de [Naam 1] -gegevens van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Het materiële verweer met betrekking tot [Naam 1] -account ‘ [Accountnaam verdachte] ’De rechtbank acht het onaannemelijk dat andere personen van het [Naam 1] -account [Accountnaam verdachte] gebruik gemaakt hebben, zoals door de raadsvrouw is betoogd. Met het account [Accountnaam verdachte] is geschreven over werkzaamheden in het kader van een
’outlet’.Het is een feit van algemene bekendheid dat hiermee wordt bedoeld: het verkopen van producten onder de normale prijs. Uit onderzoek blijkt dat verdachte in verband kan worden gebracht met de kledingzaak [Naam 2] . Het woord
‘outlet’sluit hierop aan. Verder heeft [Accountnaam verdachte] geschreven over
‘afspreken in Oisterwijk’. Verdachte woont in Berkel-Enschot, waarvan Oisterwijk een naburige plaats is. Daarnaast heeft [Accountnaam verdachte] in de [Naam 1] geschreven dat hij
‘niets zegt’.Dit komt overeen met zijn proceshouding, aangezien verdachte voortdurend een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht. Voorts heeft [Accountnaam verdachte] genoteerd dat hij in een dossier ten onrechte in verband is gebracht met een veroordeling in 2010, terwijl dit een vrijspraak betrof. Dit is nadien door de advocaat gecorrigeerd. In het dossier van verdachte is dit misverstand aan de orde geweest. Bovendien is [Accountnaam verdachte] door een andere [Naam 1] -gebruiker opgeslagen onder de naam
‘Prent’.Het staat vast dat hiermee een deel van de naam van verdachte is gebruikt.
Volgens de rechtbank is er geen enkele aanwijzing uit de [Naam 1] -data naar voren gekomen, die impliceert dat een ander dan verdachte het account [Accountnaam verdachte] heeft gebruikt.
Het verweer kan niet slagen.
Het rechtmatigheidsverweer omtrent de iPhone-data
Het verweer met betrekking tot de rechtmatigheid van het verkregen bewijs ten aanzien van de iPhone zal door de rechtbank onbesproken worden gelaten, nu de gegevens van de iPhone niet voor het bewijs zullen worden gebruikt.
4.3.2
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1 De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.2 De feiten en omstandighedenOp basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [Naam 3] Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip [Naam 4] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [Containernummer 1] niet conform de aangegeven lading was.
De Bill of Lading en Non-Negotiable Waybill vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[Naam 5] .Als geadresseerde was opgenomen:
[Naam 3] [Adres naam 3] .De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling Forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [Kenteken 1] , heeft de container met nummer [Containernummer 1] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen was geplaatst zijn verdachte, [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 5] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, werden [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 7] in een Peugeot 208 ( [Kenteken 2] ) aangehouden. Buiten het terrein is [Medeverdachte 8] aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van [Medeverdachte 5] opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 5] , de andere voornoemde personen gearriveerd. Volgens [Medeverdachte 3] zijn die mannen gelijktijdig aangekomen. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [Medeverdachte 3] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [Medeverdachte 4] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de overige verdachten de kantine uitgelopen. [Medeverdachte 3] moest daar alleen blijven zitten. Hij kan zich de aanwezigheid van [Medeverdachte 8] niet herinneren.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [Kenteken 1] , met daarachter een oplegger, waarop de container [Containernummer 1] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [Kenteken 3] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop ook dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde
‘ramp’. Deze ramp kan worden gebruikt om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods leek er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties. In de loods was ook geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [Naam 6] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door [Medeverdachte 5] . Deze getuige heeft verklaard dat [Medeverdachte 5] een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [Kenteken 4] ) op naam van [Medeverdachte 5] . In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [Containernummer 1] . In de carkit van de Audi A7 stonden [Naam 7] en [Medeverdachte 2] als contacten vermeld. [Naam 7] is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container. Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [Kenteken 5] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door verdachte. In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [Naam 4] van de container.
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [naam] is operationeel manager van [Naam 7] . Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [Medeverdachte 2] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [Naam 3] [Medeverdachte 2] is de eigenaar van [Naam 3] [Medeverdachte 2] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [Naam 23] Het contact met [Naam 23] verliep via [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 4] . [Medeverdachte 2] heeft naar [Naam 7] op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [Containernummer 1] . [naam] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [Naam 23] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft [Medeverdachte 5] gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is
‘pusherig’overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel de [Naam 8] van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [Kenteken 6] ) van [Medeverdachte 1] op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Te zien is dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [Kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [Kenteken 2] ) die aan de [Straatnaam 1] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [Medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [Naam 4] ’en
‘container [Containernummer 1] ’in combinatie met
‘track&trace’.[Medeverdachte 2] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [Naam 4] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [Medeverdachte 2] met de [Naam 4] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Tijdens de fouillering zijn bij [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 7] een BQ Aquaris X2 aangetroffen. In de tas van verdachte is een Blackberry veiliggesteld. Uit onderzoek komt naar voren dat al deze GSM-toestellen ‘cryptotelefoons’ zijn. Met deze telefoons is het mogelijk om via een afgeschermde manier te communiceren onder elkaar. Er zijn ook nog een BQ Aquaris X2 in een prullenbak in de loods en in de Peugeot 208 gevonden.
Tot slot zijn [Naam 1] -gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [Medeverdachte 7] en [Verdachte] kunnen worden geïdentificeerd als gebruikers van het [Naam 1] -forum. [Medeverdachte 7] opereert onder de accountnaam
‘ [Accountnaam medeverdachte 7] ’en verdachte onder de accountnaam
‘ [Accountnaam verdachte] ’. Op 23 april 2020 schrijft [Accountnaam medeverdachte 7] :
“BV was al heet, maar er is ook getipt”.Op 9 mei 2020 heeft [Accountnaam medeverdachte 7] een gesprek met een andere [Naam 1] -gebruiker waarin hij schrijft:
“Fruit is niet interessant”en
“Teveel verlies per container”en
“Ik zit vast voor 1500 in bananen”en
“Bananen bedrijf in Ned was van mij en me mensen”en
“1 keer 2500 goed”en
“1500 fout”. [Accountnaam verdachte] heeft 18 april 2020 een gesprek met een ander persoon op [Naam 1] , waarin hij schrijft:
“Groen en ik spreken elkaar dagelijks”waarop de ander zegt:
“Dat is toch normaal, jullie zijn partners. Ik heb oog ook over alles op de hoogte gehouden”. Op 26 april 2020 zegt deze gesprekspartner tegen [Accountnaam verdachte] :
“We hebben iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen”waarop [Accountnaam verdachte] zegt:
“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
[Accountnaam medeverdachte 7] is onder meer door andere gebruikers opgeslagen onder de aliassen: “ [Accountnaam medeverdachte 7] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 7] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 7] ”, “ [Accountnaam medeverdachte 7] ” en “ [Accountnaam medeverdachte 7] ”. [Accountnaam verdachte] werd door anderen onder meer genoemd: “ [Accountnaam verdachte] ” en “ [Accountnaam verdachte] ”.
De verklaring van verdachteDe verdachte heeft zowel bij de politie als op het onderzoek ter terechtzitting gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
4.3.3
Het medeplegen
Het juridisch kaderDe rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De betrokkenheid van verdachteVerdachte had op 18 maart 2019 een Mercedes Sprinter in bezit die hij enkele dagen daarvoor had gehuurd. Op camera-opnamen van die ochtend is een soortgelijke witte bestelbus zichtbaar op de parkeerplaats van hotel de [Naam 8] . De twee inzittenden van dit voertuig hebben contact met de twee inzittenden van een kleiner model auto die blauw/paars van kleur is. Deze voertuigen zijn daarna tegelijkertijd vertrokken. Uit de verklaring van getuige [Medeverdachte 3] valt af te leiden dat een viertal verdachten (verdachte, [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 7] ) ook tegelijkertijd is aangekomen bij de loods in Kapelle. Het model, de kleur en uitvoering van de vooromschreven voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [Kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [Kenteken 2] ) die aan de [Straatnaam 1] in Kapelle zijn aangetroffen. Uit het dossier zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen die erop duiden dat andere personen als bestuurder van de Mercedes Sprinter hebben opgetreden. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte in de Mercedes Sprinter vanuit Berkel-Enschot naar Kapelle heeft gereden. Verdachte heeft eerder die ochtend contact gemaakt met de inzittenden van een voertuig dat nadien, net als het voertuig van verdachte, op de plaats delict aanwezig is.
De verdachten zitten in de loods bij elkaar in één ruimte en verlaten gezamenlijk die ruimte, zodra [Medeverdachte 4] met de vrachtwagen en container [Containernummer 1] is gearriveerd. In deze container is eerder 1468 kilogram cocaïne ontdekt door de douane. De cocaïne is door hen verwijderd en vervangen door één pakket van 1112 gram. In het door verdachte gehuurde voertuig bevindt zich een betonschaar, waarmee de verzegeling van een container kan worden verbroken. Verder zijn er in die auto kartonnen dozen, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen aangetroffen. Deze spullen zijn geschikt voor het overladen van de eerder in beslag genomen partij verdovende middelen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Verdachte is met een Mercedes Sprinter naar de loods in Kapelle gereden. Verdachte heeft eerder die ochtend contact onderhouden met de inzittenden van een voertuig dat nadien, net als het voertuig van verdachte, op de plaats delict aanwezig was. Verdachte is gelijktijdig met een aantal medeverdachten bij de loods gearriveerd, heeft gezamenlijk met hen gewacht op de container en was erbij toen deze in de loods werd afgeleverd. Daarnaast heeft verdachte in zijn voertuig geschikt materiaal meegebracht om een verzegelde container te kunnen openbreken en de inhoud ervan te kunnen overladen en te verdelen in kleinere hoeveelheden. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht, dat zijn gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Er dient vervolgens te worden vastgesteld of verdachte ook opzet heeft gehad op het invoeren van de verdovende middelen.
4.3.4
Het opzet
De situatie in de loods in Kapelle
De loods lijkt van tevoren te zijn ingericht om de lading van container [Containernummer 1] uit te laden en vervolgens weer compleet te maken. In de haven van Antwerpen is ontdekt dat in de container, op twee pallets in dozen bananen, cocaïne is verstopt. In de loods bevindt zich een identieke wissellading van bananen. Deze lading staat ook op twee pallets. De dozen komen exact overeen met de dozen waarin de verdovende middelen zijn opgeslagen. Het heeft er alle schijn van dat deze wissellading zou zijn ingeruild voor de lading met cocaïne. Hiermee zou de inhoud van de container weer in overeenstemming zijn gebracht met de oorspronkelijke lading van de vrachtbrief. Daarnaast bevindt zich in de loods een zogeheten
‘ramp’. Dit is een apparaat dat geschikt is om achter een container of oplegger de lading over te zetten. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging door de spullen die in de aldaar geparkeerde Mercedes Sprinter van verdachte zijn aangetroffen. Er is onder andere een betonschaar gevonden die geschikt is om de zegels van containers te verbreken. Verder bevinden zich in de bus kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen. Het behoeft geen nadere uitleg dat deze voorwerpen geschikt zijn om de cocaïne in over te laden.
Daarbij betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een (zeer) grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich -gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen- met betrekking tot deze verdachten echter niet voor.
De [Naam 1] -gegevens
Uit de [Naam 1] -data kan worden afgeleid dat verdachte dagelijks contact heeft met medeverdachte [Medeverdachte 7] . Een andere [Naam 1] -gebruiker omschrijft hun relatie als:
‘partners’.[Medeverdachte 7] heeft in een [Naam 1] -gesprek geschreven dat er met fruit teveel verlies per container wordt geleden, maar hij en anderen wel in het bezit zijn van een bananenbedrijf in Nederland. Hiermee is het met betrekking tot
‘2500’eens goed verlopen maar in relatie tot
‘1500’fout. [Medeverdachte 7] heeft daarvoor vastgezeten. In een ander gesprek spreekt hij over
‘de BV die al heet was’. Verdachte heeft met een andere gesprekspartner een soortgelijk gesprek gevoerd, waarin wordt gezegd dat er eenmaal iets goed is gegaan maar er ook eenmaal hoofdpijn is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank over de [Naam 1] -data
Volgens de rechtbank zijn er voldoende aanwijzingen die erop duiden dat in de [Naam 1] wordt gesproken over onderhavige zaak. De combinatie van de geïdentificeerde personen en de inhoud van de gespreksstof tonen duidelijke overeenkomsten met onderhavig dossier. Bovendien heeft verdachte, hoewel hem ter zitting meermalen de gelegenheid is geboden om hierop te reageren, een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Bij het ontbreken van een andersluidende verklaring, en nu er ook overigens geen andere feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht die ertoe moeten leiden dat de gesprekken anders zouden kunnen worden opgevat, gaat de rechtbank er gevoeglijk vanuit dat over deze strafzaak wordt gesproken.
De rechtbank constateert dat uit de [Naam 1] -gesprekken kan worden afgeleid dat verdachte in een samenwerkingsverband heeft gefunctioneerd met [Medeverdachte 7] als partner in een leidinggevende rol en er daarnaast andere personen betrokken zijn. Het is aannemelijk dat met
‘1500’de 1468 kilogram cocaïne wordt bedoeld en met
‘vastzitten’de voorlopige hechtenis die de verdachten opgelegd hebben gekregen. Het feit dat wordt gesproken over
‘de BV die al heet was’kan erop duiden dat het bedrijf [Naam 3] dat op naam staat van medeverdachte [Medeverdachte 2] , door de autoriteiten in de gaten werd gehouden.
De conclusie van de rechtbank met betrekking tot het opzetUit de combinatie van deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten moeten hebben geweten dat het ging om het, uit de container met bananen, overladen van een grote hoeveelheid cocaïne. De rol van verdachte bestond in elk geval uit het erop toezien dat de container in de loods zou worden afgeleverd en het aandragen van materialen om de container te openen en de vracht over te laden. Dit alles is gericht geweest op het in ontvangst nemen en verdelen van de partij cocaïne. Verdachte is daarmee aanwezig op een, voor de feitelijke voltooiing van het strafbare feit, essentieel moment. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet. Dit opzet is gericht op de verlengde invoer van cocaïne, zoals hierna zal worden besproken.
4.3.5
De verlengde invoer
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle in de haven is weggehaald, kan de invoer van de volledige 1468 kilogram niet bewezen worden verklaard. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige feit ook onder deze begripsomschrijving valt. De verdachten zijn in een afgesloten loods samengekomen. In de loods bevindt zich een identieke wissellading, de ramp, de betonschaar om containerzegels te verbreken, de kartonnen dozen, de bigshoppers, de afvalzakken en de (sport)tassen. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen erop gericht is geweest om de cocaïne van de container over te laden. Met het gebruik van voornoemde spullen wordt beoogd: het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van cocaïne. Het feit dat de container nog niet daadwerkelijk is geopend, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat er sprake is van ‘verlengde invoer van verdovende middelen’. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat deze verlengde invoer voor de verdachten in de loods uitsluitend betrekking kan hebben op het relatief geringe gedeelte van de cocaïne die is achtergebleven (het teruggeplaatste pakket). Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafoplegging.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen en door hetgeen hiervoor is overwogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 maart 2019 te Kapelle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is gevorderd om aan verdachte een geldboete op te leggen van € 20.000,- subsidiair 200 dagen hechtenis. De schorsing van de voorlopige hechtenis dient bij einduitspraak te worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd maar verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst ingaan op de strafwaardigheid van de handel in cocaïne. Daarna zal de rechtbank uitleggen wat in dit soort zaken een gepaste strafmodaliteit is en vervolgens motiveren waarom verdachte de straf krijgt die de rechtbank hem zal opleggen.
Strafwaardigheid handel in cocaïneIn de afgelopen jaren wordt, onder meer in rechtszalen, het juridisch debat gevoerd waarin regelmatig het argument wordt gebruikt dat de handel in cocaïne lang niet zo ernstig is als door justitie wordt beweerd. Door cocaïnehandelaren wordt immers simpelweg voorzien in een behoefte die in alle lagen van de Nederlandse bevolking leeft. Er gaan steeds meer stemmen op die, kort gezegd, pleiten voor de legalisering van harddrugs. Daarbij komt dat, met name door advocaten, wordt gepleit voor het opleggen van lagere straffen aan verdachten die betrokken zijn bij de handel in cocaïne. De discussie over het al dan niet legaliseren van de handel in cocaïne is een discussie die niet in de rechtszaal gevoerd moet worden. Het is aan de wetgever om te bepalen wat strafbaar is en wat niet. Tot op heden is er door de wetgever, mede op basis van afspraken daarover op internationaal niveau, voor gekozen om de invoer van cocaïne in Nederland strafbaar te stellen waar een hoge maximumstraf op staat, namelijk 12 jaar gevangenisstraf. Er zijn geen signalen dat daar op afzienbare termijn verandering in zal komen. Wat er ook zij van het argument dat de cocaïnehandel voorziet in een behoefte onder alle lagen van de bevolking, de strafbaarheid en grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een bijzonder ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Dat verschillende verdachten in het onderhavig onderzoek niets willen verklaren omdat zij zich zorgen maken om hun veiligheid en die van hun naasten, is veelzeggend.
De strafmodaliteit
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Daarnaast is de invoer van cocaïne een ondermijnende vorm van criminaliteit. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
De overwegingen met betrekking tot de strafmaat in dit concrete geval
De verdachte heeft op 18 maart 2019 in Kapelle tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne, die zat verborgen in dozen met bananen afkomstig uit Colombia.
Hoewel ten aanzien van verdachte slechts wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat hij betrokken is bij de verlengde invoer van 1112 gram cocaïne (het teruggeplaatste monster), zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden met de invoer van 1468 kilogram. Er is gebleken dat bij verdachte wetenschap heeft bestaan van de verborgen cocaïne. Er is bovendien ook van tevoren rekening gehouden met die grote hoeveelheid. Dat leidt de rechtbank af uit het aantal personen dat zich in de loods bevond. Dit moet in samenhang worden bezien met de identieke wissellading van twee volle pallets met bananendozen en de ramp die voor containers wordt gebruikt om een grote vracht te laden en te lossen. Bovendien kan hierbij ook worden betrokken dat in de Mercedes Sprinter veel kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen zijn aangetroffen.
De rechtbank ziet de rol van verdachte als een leidinggevende rol, als partner van [Medeverdachte 7] , hetgeen naar het oordeel van de rechtbank strafverzwarend meeweegt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich heeft beziggehouden met de invoer van een dergelijk grote hoeveelheid. Het gaat om cocaïne met een totale waarde van vele miljoenen. De officier van justitie heeft dit treffend onderstreept door uit te rekenen dat met deze omvang van cocaïne de gehele bevolking van Breda, bijna één jaar lang, elke dag van een lijntje cocaïne voorzien had kunnen zijn. De verdachte heeft zich daartegenover onverschillig getoond.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet. Verder kan worden vastgesteld dat verdachte voor onderhavig feit 61 dagen in voorarrest heeft verbleven.
Voorts blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte dat hij eerder door de rechtbank is vrijgesproken voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet, welke uitspraak nog niet onherroepelijk is. Verdachte kan met betrekking tot dit feit thans dan ook worden beschouwd als first offender. Tot slot blijkt uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte dat hij op alle leefgebieden stabiel functioneert. Deze feiten en omstandigheden wegen in strafmatigende zin mee.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij voor dit feit in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast wordt aan hem een geldboete opgelegd van € 20.000,- subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis. Het opleggen van een geldboete naast een gevangenisstraf acht de rechtbank aangewezen gelet op het financiële motief dat aan dit strafbare feit ten grondslag zal hebben gelegen. Voorts zal de schorsing van het bevel van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang worden opgeheven.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemd in beslag genomen voorwerp (een telefoon, de Xiaomi) vatbaar is voor verbeurdverklaring. Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het invoeren van cocaïne. De Xiaomi behoort de verdachte toe en betreft, naar het oordeel van de rechtbank, een voorwerp met behulp waarvan het onderhavig feit is begaan.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen telefoon (de Blackberry) onttrekken aan het verkeer, aangezien het een cryptotelefoon betreft. Dit is een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 20.000,- (twintigduizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
135 (honderdvijfendertig) dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een telefoon, Xiaomi (kenmerk: 522554);

- verklaart onttrokken aan het verkeer, het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een telefoon, Blackberry (kenmerk: 522553);

Voorlopige hechtenis- beveelt dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Collombon en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2021.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1468 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 aanhef, onder A Opiumwet, artikel 47 eerste lid, aanhef, sub 1 Wetboek van Strafrecht)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen

1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 759-760 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 9]

Vanwege het feit dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne bestemd voor Nederland en België werd onderschept, werd vanuit de politie Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doelstelling om de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project bleek dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen in het transport naar Nederland en België. Als één van de mogelijk bij cocaïne-import betrokken fruitbedrijven was het bedrijf [Naam 3] Het bedrijf [Naam 3] werd via de Belgische Federale Gerechtelijke Politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit betekende dat containers besteld door het betreffende bedrijf in de haven gecontroleerd zouden worden op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 15 maart 2019 kreeg ik een bericht via de Belgische politie dat op 14 maart 2019 twee containers uit Zuid-Amerika in Antwerpen aan waren gekomen, bestemd voor het bedrijf [Naam 3] Deze containers zouden beiden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van cocaïne. Later ontving ik via de Nederlandse Politie het bericht dat er mogelijk cocaïne was aangetroffen in één van deze containers.

2. Een schriftelijk bescheid, te weten een namens de Federale Overheidsdienst Financiën van België opgesteld proces-verbaal, kenmerknummer 19/D/000288, opgenomen als bijlage op pagina 761-765 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van fiscaal deskundigen: [Naam 10] , [Naam 11] , [Naam 12] en [Naam 13]

Op basis van een risicoanalyse laten wij op 15 maart 2019 containers van de [Naam 4] scannen door de backscatter. Wij krijgen telefoon van het scanteam dat de scanbeelden van containers [Containernummer 1] en [Containernummer 2] niet conform zijn. Op 16 maart 2019 wordt de inhoud van die containers gecontroleerd. Container [Containernummer 2] werd eerst gecontroleerd, dit met negatief resultaat. Daarna controleren wij container [Containernummer 1] . Hierbij worden in verschillende dozen, verdeeld over 2 paletten, een grote hoeveelheid pakken met wit poeder aangetroffen. Een test op het wit poeder met "NARK COCAINE ID SWIPE" was positief voor cocaïne. Na ontmanteling nemen wij de hele partij cocaïne in beslag. De betreffende Bill of Lading nr. [Ladingnummer] vermeldt onder meer volgende gegevens:
SHIPPER: [Naam 5]
CONSIGNEE: [Naam 3] [Adres naam 3] , the Netherlands.

3. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 790-792 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 14]

Op 15 maart 2019 is bij de recherche van de Eenheid Zeeland-West-Brabant de melding binnengekomen van de Belgische Politie. In de haven van Antwerpen waren twee containers gecontroleerd bestemd voor het bedrijf [Naam 3] te Breda. Op de scan was te zien dat de lading van één van de containers een inconsistentie toonde. Dit duidt op de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen. Op 16 maart 2019 was ik, samen met een collega inspecteur, aanwezig in de haven van Antwerpen. De twee containers waren door de Belgische douane in een beveiligd deel van de haven gezet. De scan van container [Containernummer 1] toonde inconsistenties in de voorlaatste pallets. Toen er met prikkers in de betreffende dozen werd geprikt was snel duidelijk dat er een andere lading in zat. Ik zag dat aan het uiteinde van de prikker wit poeder zat. Hierna werd door de douane overgegaan tot het openmaken van dozen. In de dozen zaten pakketten. Deze pakketten hadden verschillende kleuren. De pakketten hadden verschillende opdrukken. Een medewerker van de Douane opende een pakket om het te testen op de aanwezigheid van cocaïne. Met gebruik van een
‘Nark Cocaïne ID Swipe’werd deze test uitgevoerd. De test wees uit dat het witte poeder in het pakket inderdaad cocaïne betrof. Er is één pakket van één kilo cocaïne terug in de lading gestopt. Dit met als doel het strafbare feit, invoer van verdovende middelen, aan te kunnen tonen. Later op de dag kreeg ik te horen dat de totale hoeveelheid cocaïne 1468 kilogram betrof.

4. Het ambtsedig proces-verbaal van observatie, opgenomen als bijlage op pagina 793-796 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 15] , KI06, K114, K120, K129, K130, K133 en K135:

Op 18 maart 2019, tussen 5.45 uur en 9.15 uur, werden de volgende waarnemingen gedaan. Ik zag dat bij de haven te Antwerpen een trekker, van het merk Volvo, met oplegger aan kwam gereden. Ik zag dat de trekker voorzien was van het kenteken [Kenteken 1] . Ik zag dat de container voorzien van het nummer [Containernummer 1] op de eerder genoemde trekker met oplegger werd gezet. De vrachtwagen met kenteken [Kenteken 1] vertrok vanaf de Vosseschijnstraat te Antwerpen. De vrachtwagen ging de A58 op in de richting van Rilland. Vervolgens ging de vrachtwagen de A58 af bij de afrit Rilland. De vrachtwagen reed het viaduct over en ging vervolgens weer de A58 op in de richting van Goes. De vrachtwagen stopte bij een bedrijf gelegen aan de [Straatnaam 1] te Kapelle. De vrachtwagen werd achteruit een loods in gereden. De deur van de loods werd gesloten waar eerder de vrachtwagen in was gereden.
* Omstreeks 07.25 uur werd bij Zandvliet de grens tussen België en Nederland overschreden.

5. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 797-798 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 14]

Op 18 maart 2019 werd gezien dat een container met cocaïne werd vervoerd naar een loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden.
In het pand, waar de container in werd geplaatst, werden aangehouden:
- [Medeverdachte 2] (geboren [Geboortedag medeverdachte 2] 1971 te [Geboorteplaats medeverdachte 2] );
- [Medeverdachte 1] (geboren [Geboortedag medeverdachte 1] 1976 te [Geboorteplaats- en Land medeverdachte 1] ;
- [Verdachte] (geboren [Geboortedag verdachte] 1971 te [Geboorteplaats verdachte] );
- [Medeverdachte 3] (geboren [Geboortedag medeverdachte 3] 1987 te [Geboorteplaats medeverdachte 3] );
- [Medeverdachte 4] (geboren [Geboortedag medeverdachte 4] 1970 te [Geboorteplaats- en Land medeverdachte 4] );
- [Medeverdachte 5] (geboren op [Geboortedag medeverdachte 5] 1969 te [Geboorteplaats- en Land medeverdachte 5] );
Buiten het pand maar op het terrein van de betreffende loods werden aangehouden:
- [Medeverdachte 7] (geboren [Geboortedag medeverdachte 7] 1970 te [Geboorteplaats medeverdachte 7] );
- [Medeverdachte 6] (geboren [Geboortedag medeverdachte 6] 1977 te [Geboorteplaats medeverdachte 8] );
Ten slotte werd buiten het terrein aangehouden:
- [Medeverdachte 8] (geboren [Geboortedag medeverdachte 8] 1994).

6. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 801-802 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 16]

Op 16 maart 2019 bevond ik mij in Antwerpen op het adres [Straatnaam 2] . Ik zag daar een container staan met het nummer [Containernummer 1] . Ik zag dat door de Belgische douane een onderzoek in die container werd ingesteld en dat zij daarbij tussen de bananen een hoeveelheid pakketten aantroffen met daarin vermoedelijk cocaïne. Dat vermoeden werd bevestigd door middel van een indicatieve test van een van die pakketten. Naar later bleek was het gewicht van die cocaïne ongeveer 1468 kilogram. Ik zag dat één pakket van cocaïne opnieuw in de betreffende container werd verborgen. Deze container werd gecontroleerd doorgelaten. Op 18 maart 2019 werd gezien dat deze container werd vervoerd naar een loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden. Tijdens de doorzoeking trof ik in voornoemde container het betreffende pakket aan op dezelfde plaats als waar deze in Antwerpen was verborgen. Ik nam dat pakket in beslag. De inhoud van dat pakket werd indicatief positief getest op cocaïne.

7. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 803-804 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 17]

Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen. Deze partij was in beslag genomen. Deze partij betreft een kleine partij van een grote hoeveelheid welke in een container tussen bananen zat verborgen en werd onderschept. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit 1 pakket (blok), gewicht 1112 gram bruto, met witte substantie/poeder inclusief verpakkingsmateriaal. Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen (SIN: AADK6666NL). Dit monster werd getest, waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST. De test gaf een positieve reactie op Cocaïne.

8. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 808-809 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 18] en [Naam 19]

Wij onderzochten het navolgende monster met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende middelen (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AADK6666NL
Bijzonderheden: Totaalpartij 1112 gram bruto cocaïne.
Bij de kleurreactietest ontstaat een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaine.

9. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 9 augustus 2019, (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), opgenomen als bijlage op pagina 810 van het proces-verbaal, inhoudende het verslag van ing. [Naam 20]

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AADK6666NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

10. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 955-961 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 16]

Op 18 maart 2019 was ik bij de doorzoeking aanwezig. Ik zag het volgende. [Straatnaam 1] te Kapelle betreft een loods op een afgesloten terrein. In de loods zag ik twee vrachtwagens. Een Volvo met het kenteken [Kenteken 1] met daarachter een oplegger waarop de container stond die gecontroleerd van Antwerpen naar Kapelle was vervoerd. Daarnaast stond een Mercedes met het kenteken [Kenteken 3] . Achter deze Mercedes was een koeltrailer gekoppeld. In mijn bijzijn werd de container geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen één pakket met cocaïne. De koeltrailer die achter de Mercedes vrachtwagen was gekoppeld bevatte enkel pallets met bananen. Los van de beide ladingen zag ik dat achter in de loods twee pallets met bananen stonden. De verpakking van de beide ladingen, alsook die van de twee losstaande pallets met bananen, was exact hetzelfde. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond op twee pallets. Van de volledige lading bananen ontbraken daarom twee pallets. Het is niet uitgesloten dat de twee losstaande pallets met bananen waren bedoeld om de lading in de container volledig te maken, nadat de cocaïne was verwijderd. Achter de Volvo stond een zogenaamde “ramp”, te gebruiken om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. Uit niets was op te maken dat in die loods bepaalde zakelijke werkzaamheden werden uitgevoerd. In de loods was geen koelruimte om eventueel bananen in te koelen.

11. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als ongenummerde bijlage van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 21] en [Naam 19]

Wij onderzochten de navolgende twaalf monsters met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0146NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk DG
Monster 2
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0145NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk MD 1
Monster 3
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0144NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TMT
Monster 4
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0143NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Roma
Monster 5
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0142NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 888
Monster 6
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0141NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Iphone
Monster 7
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0140NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Irma
Monster 8
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0137NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 2*
Monster 9
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0138NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TTI
Monster 10
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0136NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk F
Monster 11
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0135NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Coca
Monster 12
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AACB2100NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk A7
INDICATIEVE KLEURENTEST
Het resultaat met de kleurreactietest bij
- monster l (AAMK0146NL);
- monster 2 (AMK0145NL);
- monster 3 (AAMK0144NL);
- monster 4 (AAMK0143NL);
- monster 5 (AAMK0142NL);
- monster 6 (AAMK0141NL);
- monster 7 (AAMK0140NL);
- monster 8 (AAMK0137NL);
- monster 9 (AAMK 0138NL);
- monster 10 (AAMK0136NL);
- monster 11 (AAMK0135NL);
- monster 12 (AACB2100NL);
is een oranje en blauwe verkleuring dat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaïne.

12. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 1 mei 2020 (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), inhoudende het verslag van ing. [Naam 22]

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMK0146NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0145NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0144NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0143NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0142NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0141NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0140NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0137NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0138NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0136NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0135NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AACB2100NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

13. De ambtsedige processen-verbaal van verhoor, opgenomen als bijlagen op pagina 338-367 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van verdachte [Medeverdachte 3] :

V: Wat voor werk doet u?
A: Garagewerk. Waar ik gisteren ben aangehouden was ik pas werkzaam. Ik heb contact met de eigenaar van dat bedrijf, [Medeverdachte 5] . Ze hadden eerst een bedrijf in Rotterdam maar waren nu verhuisd naar dat adres waar ik gisteren ben aangehouden. Via de zoon, [Medeverdachte 8] , hoorde ik dat ik kon werken bij zijn vader. [Medeverdachte 5] pikte mij op met een zwarte Audi om dan samen naar het bedrijf van [Medeverdachte 5] te rijden.
V: Wie kende jij nog meer op dat bedrijf?
A: Alleen [Medeverdachte 5] en zijn zoon.
P: Wat deed [Medeverdachte 5] dan als jij aan het werk was?
V: In die week kwamen mensen langs bij hem, die zaten dan in het kantoor en daar mocht ik niet bij zijn.
O: Het lijkt me handig om je nu dan een aantal foto’s te tonen.
Getoond wordt [Medeverdachte 5]
V: Dit is meneer [Medeverdachte 5] .
O: Getoond wordt [Medeverdachte 8]
V: Dit is de zoon, [Medeverdachte 8] .
O: Getoond wordt [Medeverdachte 6] .
V: Die heb ik die dag gezien, bij de arrestatie.
O: Getoond wordt [Verdachte]
V: Die dag van de aanhouding was die er ook.
O: Getoond wordt [Medeverdachte 1]
V: Hij was er ook.
O: Getoond wordt [Medeverdachte 4] .
V: Die was er die dag ook van de aanhouding.
O: Getoond wordt [Medeverdachte 2] .
V: Die was er ook op de dag van de aanhouding.
O: Getoond wordt [Medeverdachte 7] .
V: Die was er die dag op de aanhouding.
V: De mensen kwamen één voor één. [Medeverdachte 5] is toen een kwartier weg geweest met die Audi. Toen kwam hij terug. Deze man was als eerst. Opmerking: [Medeverdachte 6] wordt aangewezen. Hij kwam binnen via de grote deur. Die anderen kwamen ook en toen moest ik uit de kantine. De rest kwam tegelijk binnen. Opmerking: Verdachte wijst aan, [Medeverdachte 7] , [Medeverdachte 2] , [Verdachte] en [Medeverdachte 1]
P: Heb je ze horen praten met elkaar?
V: Nee. Ik was al weggejaagd en de deur ging dicht. Ik moest naar de kantine van [Medeverdachte 5] .
P: Er was een witte vrachtwagen in de loods. En was er verder nog iets?
V: O ja, toen kwam deze meneer binnen.
Opmerking: [Medeverdachte 4] wordt aangewezen.
P: Waar was iedereen toen hij aankwam?
V: Ze waren in de kantine en toen hij aankwam met de vrachtwagen kwam iedereen uit de kantine en moest ik erin. Ik zag dat die man de vrachtwagen achteruit de loods inreed.

14. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 836-844 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [Naam 6]

Vandaag werd ik via een kennis geïnformeerd over een inval in de loods aan de [Straatnaam 1] te Kapelle. Ik heb de loods vanaf 1 februari 2019 verhuurd aan [Medeverdachte 5] . Hij had een transportbedrijf en wilde de loods gaan gebruiken voor het wegzetten van vrachtwagens.

15. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief de daaraan gehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 887-925 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [naam] :

V: Wat is precies uw functie binnen [Naam 7]
A: Ik ben operationeel manager binnen de firma. Ik verzorg zee- en wegtransport van goederen voor bedrijven. [Naam 7] is een expediteur. In het geval van [Naam 3] heeft het bedrijf ons gevraagd douaneformaliteiten af te handelen.
V: Op welke wijze is het contact met [Naam 3] tot stand gekomen?
A: Hij, [Naam 3] heeft ons in 2019 benaderd om zijn zaken te behartigen. [Naam 3] is een importeur van groente en fruit. Met hij bedoel ik [Medeverdachte 2] , de eigenaar van het bedrijf [Naam 3] .
V: Sinds wanneer voert [Naam 7] deze werkzaamheden voor [Naam 3] uit?
A: Sinds januari 2019.
V: Wat betekent dit voor de werkzaamheden die [Naam 7] voor [Naam 3] uitvoert?
A: [Medeverdachte 2] heeft verteld dat hij wekelijks één of twee containers met bananen c.q. ander soortig groente en/of fruit zou gaan ontvangen in de haven van Antwerpen. Omdat de lading onder pre-paid shipment word verzonden door de exporteur zou onze bemoeienis starten wanneer de container in de haven van Antwerpen is aangekomen. Het komt er op neer dat we slechts de documenten verzorgen die nodig zijn om een container van de ene naar de andere douanelocatie te vervoeren. Ik overhandig u de T1 documenten van de twee containers waar het in uw geval om gaat. Dat zijn de containers [Containernummer 3] en [Containernummer 1] . In de laatste container werd de cocaïne aangetroffen. Deze T1 formulieren of MRN-documenten worden door ons per e-mail verzonden aan degene die het transport van de containers verzorgd. In dit geval [Naam 23] . [Naam 24] is een bedrijf wat de bananen weegt, keurt, vervoert en/of opslaat. Zij zijn gevestigd in Barendrecht. Geïmporteerde bananen van [Naam 3] gaan altijd naar [Naam 24] .
V: Wat betekent dit dan voor het transport in Nederland, regelt u dat ook?
A: Nee, [Medeverdachte 2] / [Naam 3] heeft aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur van zijn voorkeur. In dit geval is dat [Naam 23] . Ik overhandig u een e-mailbericht, gedateerd op 10 januari 2019, afkomstig van [Medeverdachte 2] . In deze mail geeft [Medeverdachte 2] [Naam 7] de gegevens van zijn transporteur: [Naam 23] gevestigd [Adres naam 23] . Onder deze adresgegevens staat de naam [Medeverdachte 5] vermeld en de contactgegevens. [Medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij altijd al met deze transporteur samenwerkt.
V: Was [Medeverdachte 5] degene die u telefonisch sprak?
A: Ik heb het meest met hem getelefoneerd.
V: Zijn bij de eerder geïmporteerde containers altijd dezelfde partijen betrokken geweest?
A: Ja. [Medeverdachte 2] stuurde altijd een email welke containers er verwacht werden in Antwerpen. Wij gaven een transportorder uit aan de transporteur. In dit geval altijd [Naam 23] .
V: Wat kunt u ons verklaren met betrekking tot de container voorzien van het nummer [Containernummer 1] ?
A: Door [Medeverdachte 2] wordt op 12 maart 2019 een e-mail aan ons verstuurd met de Arrival Notice van de containers met de nummers [Containernummer 3] en [Containernummer 1] . Op 14 maart 2019 wordt door [Medeverdachte 2] een e-mail aan ons verstuurd met betrekking tot vrijstelling van deze twee containers. De keuring van beide containers wordt door mij gepland bij [Naam 24] in Barendrecht op 18 maart 2019. Door mij werd transporteur [Naam 23] per e-mail kennisgegeven.
V: Welke telefoonnummers heeft u eigenlijk van [Naam 23] ?
A: Volgens mij heeft die [Medeverdachte 5] 14 maart of 15 maart 2019 nog wel gebeld naar ons met de vraag of voornoemde containers ingepland konden worden.
V: Had u de indruk dat [Naam 23] een éénmansbedrijf betrof?
A: Ik heb ook wel eens een andere man gesproken die slecht Nederlands sprak. Ik heb de naam van deze man wel ergens opgeschreven. Ik zoek dat voor u op en laat u die naam weten.
V: De contacten die u telefonisch hebt gehad met de [Naam 23] waren die altijd met iemand die slecht Nederlands sprak?
A: Nee ik had voornamelijk contact met [Medeverdachte 5] .
V: Wie heb je op vrijdag 15 maart gesproken en waarover?
A: Voor zover ik mij kan herinneren heeft [Medeverdachte 5] een aantal malen met [Naam 7] gebeld met de vraag of de containers opgehaald konden worden, met andere woorden, [Medeverdachte 5] wilde weten of de containers door de douane geïnspecteerd waren en vrijgegeven waren. Achteraf gezien was dit ongebruikelijk. Het kwam pusherig over maar dat is inmiddels te verklaren.
V: Heeft u altijd contact rechtstreeks contact met (de chauffeur van) [Naam 23]
A: Nee. Het contact vindt in zijn algemeenheid plaats met [Medeverdachte 5] . Per uitzondering is er contact geweest met een slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende chauffeur.

16. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 926-954 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 25]

[naam] , medewerker van [Naam 7] werd verhoord als getuige. Naar aanleiding van zijn verklaring zouden gegevens nader worden uitgezocht/aangeleverd.
- vraag 2:e-mailverkeer van [Naam 23] ?
- vraag 6:e-mail van de slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende man?
Op 15 oktober 2019 werden van [naam] per e-mail de volgende antwoorden ontvangen;
- vraag 2:Er is weleens gemaild onder het algemene e-mail adres met de naam [Medeverdachte 4] ;
- vraag 6:Zie punt 2.

17. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 963-964 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 9]

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking uitgevoerd op de [Straatnaam 1] te Kapelle. Op deze locatie werden door mij documenten aangetroffen.
• In het kantoor bevonden zich voornamelijk documenten op naam van [Medeverdachte 5] .
• Ik zag dat er twee transportorders lagen op naam van [Naam 7] gericht aan [Naam 23] . Ik zag dat het hierbij ging om containers die opgehaald moesten worden in de haven van Antwerpen en gelost bij de bedrijven in Barendrecht en Poeldijk.
• Ik zag dat er een phytosanitary certifcate aanwezig was gericht aan het bedrijf
[Naam 3] [Adres naam 3] .
• Ik zag een factuur gericht aan [Naam 3] [Adres naam 3]

18. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1057-1060 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 17] en [Naam 26]

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een personenauto, een zwarte Audi A7, voorzien van het kenteken [Kenteken 4] . Genoemd voertuig stond op het moment van de doorzoeking geparkeerd op het terrein van de [Straatnaam 1] te Kapelle. Het kenteken [Kenteken 4] staat op naam van [Medeverdachte 5] geboren [Geboortedag medeverdachte 5] 1969.
In de armsteun van de middenconsole lag een transportorder met daarop de tekst:
“To: [Naam 23] , Date: 14-03-2019, Losadres 1: [Naam 24] [Adres naam 24] delivery date 18-03-2019 11.00 uur. Losadres 2: [Naam 27] [Adres naam 27] delivery date 18-03-2019 aansluitend. Pick-up: Antwerp Belgian New Fruit Terminal [Straatnaam 3] . Cargo details: Container [Containernummer 3] en Container [Containernummer 1] ”.

19. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 1118-1200 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 25] :

Er vond een doorzoeking plaats op de volgende locaties;
- Locatie: [Adres naam 3]
- Locatie: [Straatnaam 1] te Kapelle. Op deze locatie werden, onder andere, ook voertuigen doorzocht (te weten de Audi A7 voorzien van kenteken [Kenteken 4] op naam van [Medeverdachte 5] en Volvo vrachtwagen voorzien van kenteken [Kenteken 1] ).
Tijdens dit onderzoek werd door mij geconstateerd dat er (verschillende) documenten echter behorende bij één en hetzelfde containernummer werden aangetroffen op/in verschillende locaties/voertuigen.
Met betrekking tot containernummer [Containernummer 1]
Locatie:[Adres naam 3]Document:1)[Naam 4] NON-Negotiable Waybill;
Shipper: [Naam 5]
Consignee (geadresseerde); [Naam 3]
Vessel (schip): [Naam 4]
Containernummer: [Containernummer 1]
Weegplaats: Bogota
Shipped on board: 2019-02-27
Date issue of Waybill: 2019-02-28
2)[Naam 4] Import factuurvoorzien van nummer 5639911282, factuurdatum 10 maart 2019 met betrekking tot de container met nummer [Containernummer 1]
3)[Naam 4] Arrival Noticed.d. 2019-03-12 met betrekking tot de container met nummer [Containernummer 1]
Locatie:[Straatnaam 1] te Kapelle, de Audi.Document:1)Transportorderafkomstig van [Naam 7] aan [Naam 23] gedateerd op 14-03-2019 om in Antwerpen 2 containers voorzien van containernummers [Containernummer 3] en [Containernummer 1] (afkomstig van het schip [Naam 4] ) op te halen en te vervoeren naar de losadressen. ETA (Expected Time of Arrival) op: 15-03-2019
Locatie:[Straatnaam 1] te Kapelle, de Volvo.Document:1)Ogenschijnlijk
dezelfde transportorderzoals deze in de Audi werd aangetroffen, met dat verschil dat op deze transportorder met een blauwkleurige balpen het containernummer [Containernummer 1] is onderstreept.
2)Een
MRN-documentmet betrekking tot containernummer [Containernummer 1] .
3)Een
CMRmet betrekking tot containernummer [Containernummer 1] , gedateerd op 18-03-2019, vervoer door [Naam 23] met een vrachtwagen voorzien van het kenteken [Kenteken 1] .
20. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1040-1044 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 17] en [Naam 26]
Door ons werd op 18 maart 2019 een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [Kenteken 5] . Het voertuig stond geparkeerd op het terrein van de [Straatnaam 1] te Kapelle, te weten links naast de loods.
Op de vloer voor de bestuurdersstoel werd een zwart lederen tas aangetroffen. Uit deze tas werden de navolgende goederen inbeslaggenomen:
- een mobiele telefoon (Blackberry);
- een Nederlands rijbewijs op naam van [Verdachte] ;
- een uittreksel Kamer van Koophandel, [Naam 28] , met als één van de bestuurders [Verdachte]
Op de vloer, voor de passagiersstoelen, lag een doos met daarin een grote nieuwe plakbandhouder. Tevens lag er eenzelfde grote plakbandhouder op het dasboard. Naast deze gebruikte plakbandhouder lagen een aantal nieuwe oranje afbreekmessen. Op de passagiersstoel lagen een blauw/zwartkleurige kniptang en een gele zak met daarin rollen vuilniszakken.
De gehele binnenzijde tot de laadruimte was afgedicht met houten platen. In de laadruimte lagen onder andere de navolgende goederen:
- een groot aantal uit elkaar gevouwen dozen, waarbij de naden op de bodem waren dichtgeplakt met bruin plakband;
- een aantal nog in elkaar gevouwen dozen;
- een doos volledig gevuld met nieuwe rollen bruin gekleurd plakband;
- drie nieuw uitziende grijze sporttassen, met in één sporttas een aantal nieuwe grote
bigshoppers van de [Naam 29] ;
- een zwarte rugzak met wielen;
- een grote kniptang, zwart van kleur met oranje handvaten.

21. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1045 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 30]

Op het terrein van de [Straatnaam 1] in Kapelle stond aan de zijkant van het pand een Mercedes Sprinter met kenteken [Kenteken 5] geparkeerd. Bij navraag bij het RDW bleek dat deze Sprinter op naam stond van een verhuurbedrijf genaamd BMJK BV. Van het verhuurbedrijf ontving ik het huurcontract. Hierop stond dat deze Sprinter op 13-3-2019 verhuurd was aan [Verdachte]

22. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1047-1048 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 31]

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [Kenteken 5] . In de laadruimte lag een grote kniptang. De grote kniptang herken ik verbalisant als een zogenaamde betonschaar of boutentang. Het is mij ambtshalve bekend dat een dergelijke tang word gebruikt om de verzegeling van (zee)containers te verbreken/door te knippen.

23. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1253-1259 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 32]

Op 27 maart 2019 werd op de parkeerplaats aan de achterzijde van Hotel de [Naam 8] aangetroffen, een grijze Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [Kenteken 6] . De kentekenhouder bleek te zijn: [Medeverdachte 1] . Ik zag dat de beelden van 18 maart 2019 aan mij werden getoond. Er bleek dat omstreeks 05.37.30 uur een grijze personenauto werd geparkeerd op de parkeerplaats. Ik zag dat het voertuig op de beelden overeenkwam met het model en de vorm van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo. Er is te zien dat om 05.37.17 uur een lang model bestelbus, wit van kleur, in beeld komt. Direct daarachter volgde een klein model auto die tevens de parkeerplaats opreed. De bestuurder heeft het voertuig niet verlaten. Tevens werd duidelijk zichtbaar dat het voertuig blauw danwel paars van kleur was. De bestuurder van het op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig, verder man 1 genoemd, parkeerde het voertuig achteruit in een parkeervak. De bestuurder van de witte bestelbus, verder man 2 genoemd, zette de bestelbus stil. Op dat moment stapte man 2 uit en liep naar de bestuurderszijde van het voertuig gelijkend op een Volkswagen Polo. Man 1 opende zijn deur. Nadat man 2 ongeveer 10 seconden in de deuropening stond, stapte man 1 uit. Ik zag dat man 2 vermoedelijk met zijn hand in de richting van het kleine model auto wees, waarna hij terug keerde naar de bestelbus en dat man 1 doorliep in de richting van het kleine model auto. Ik zag dat man 1 instapte als bijrijder in het klein model auto. Ik zag dat man 2 aan de bestuurderszijde van de bus instapte. Ik zag in de bestelbus een bijrijder zitten maar ik kon geen uiterlijke kenmerken waarnemen. Daarna reed eerst de bestelbus de parkeerplaats af, direct gevolgd door de kleine auto.
Ik zag dat het de op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig gelijkenissen vertoonde met de in beslag genomen Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [Kenteken 6] . Ik zag dat de witte bestelbus gezien op de beelden veel uiterlijk gelijkende kenmerken had met een in het onderzoek inbeslaggenomen Mercedes Sprinter, wit van kleur, voorzien van het kenteken [Kenteken 5] . Ik zag dat er in het onderzoek een Peugeot 208, paars/blauw van kleur, in beslag genomen werd, ter plaatse aan de [Straatnaam 1] te Kapelle. In dit voertuig werd aangehouden als verdachte [Medeverdachte 7] geboren: [Geboortedag medeverdachte 7] -1970). Hij zat op de stoel aan de bestuurderszijde. Ik zag dat het voertuig zoals beschreven op de beelden als
“klein model auto”, gelijkenissen vertoonde met de inbeslaggenomen Peugeot 208. Ik zag dat de kleur van deze Peugeot, de vorm van de achterlichten en het model van het voertuig, gelijkenissen vertoonden. Later in het onderzoek is gebleken dat verdachte [Verdachte] de huurder was van de in beslaggenomen witte Mercedes Sprinter.

24. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1290-1298 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 33]

In het onderzoek werd een vrachtauto met het kenteken [Kenteken 1] doorzocht. In een vak van het dashboard van het voertuig werd navigatieapparatuur aangetroffen van het merk TOMTOM. Nadat het toestel door mij werd ingeschakeld zag ik dat het menu werd weergegeven in de Bulgaarse taal.

25. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1341-1352 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 33] :

Bij de aanhoudingsfouillering van verdachte [Medeverdachte 2] geboren te [Geboorteplaats medeverdachte 2] op [Geboortedag medeverdachte 2] 1971, werd een mobiele telefoon aangetroffen van het merk en type Samsung S6.
Gebruiker:[Medeverdachte 2]
Internetgeschiedenis:15 maart 2019 tussen 16.17 uur en 16.40 uur in totaal 55 zoekopdrachten waarbij
“ [Naam 4] ”en
“track&trace”en containernummer
“ [Containernummer 1] ”worden gebruikt. Uit de tijdlijn blijkt dat in de periode van 8 juli 2012 tot 17 maart 2019 alleen op de datum 15 maart 2019 gezocht wordt op “ [Naam 4] ” in combinatie met “track&trace”.

26. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1326-1330 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 25] :

Van de in beslag genomen gsm’s werd gezien dat het zeven crypto-gsm’s betroffen. Met crypto-gsm’s worden gsm’s bedoeld waarbij maatregelen zijn getroffen om communicatie af te schermen. Deze telefoons werden bij [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 7] (2x) tijdens de fouillering in de kleding aangetroffen. Er is één telefoon aangetroffen in een tas bij de bestuurdersstoel van de Mercedes Sprinter ( [Kenteken 5] ). Dit voertuig werd gehuurd door [Verdachte] .

27. De afzonderlijk schriftelijke bescheiden, te weten de [Naam 1] -gegevens, in de periode van 26 maart 2020 tot en met 2 juni 2020:

Time: Sender-id: Message:
2020-04-23 [E-mailadres 1] was al heet, maar er is ook getipt.
2020-05-09 [E-mailadres 1] Fruit is niet interessant.
2020-05-09 [E-mailadres 1] verlies per container.
2020-05-09 [E-mailadres 1] Ik zit vast voor 1500 in bananen.
2020-05-09 [E-mailadres 1] Bananenbedrijf in Ned was van mij en me mensen.
2020-05-09 [E-mailadres 1] 1 keer 2500 goed.
2020-05-09 [E-mailadres 1] 1500 fout.
2020-04-18 [E-mailadres 2] Groen en ik spreken elkaar dagelijks.
2020-04-18 [E-mailadres 3] Dat is toch normaal, jullie zijn partners.
2020-04-26 [E-mailadres 3] We hebben een keer iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen.
2020-04-26 [E-mailadres 2] Ja, we moeten verder hoe dan ook.
De [Naam 1] -gebruiker ‘ [Accountnaam medeverdachte 7] ’ is geïdentificeerd als: [Medeverdachte 7] (24-6-1970).
De [Naam 1] -gebruiker ‘ [Accountnaam verdachte] ’ is geïdentificeerd als: [Verdachte] ( [Geboortedag verdachte] -1971).
Het account ' [Accountnaam verdachte] ' wordt bij de gebruikers van [Naam 1] -accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen: ' [Accountnaam verdachte] ' en [Accountnaam verdachte] '.
Het account ' [Accountnaam medeverdachte 7] ' wordt bij de gebruikers van de [Naam 1] -accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen: " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] " en " [Accountnaam medeverdachte 7] ".