ECLI:NL:RBZWB:2021:774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5749, 20_5174, 20_5175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvragen voor culturele projecten door gemeente Breda

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in drie zaken betreffende de afwijzing van subsidieaanvragen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag voor een projectsubsidie van € 5.000,- voor de bevordering van klassieke muziek in Breda, alsook tegen de afwijzing van twee andere aanvragen voor burgerinitiatieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen niet voldeden aan de vereisten van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, met name de eis van inhoudelijke samenwerking met lokale en/of bovenlokale partijen. Tijdens de zitting op 7 januari 2021 was eiser aanwezig, maar eiseres was niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen niet concreet genoeg waren en dat er onvoldoende bewijs was van samenwerking met andere partijen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de afwijzingen van de subsidieaanvragen door het college rechtmatig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 19/5749, 20/5174 en 20/5175 VEROR

uitspraak van 18 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] ,

eiser in de zaken 19/5749 en 20/5174,

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] ,

eiseres in de zaak 20/5175,
gemachtigde: [naam gemachtigde]
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2019 van het college over de afwijzing van zijn subsidieaanvraag ‘bevordering belangstelling klassieke muziek Breda’ van € 5.000,- (bestreden besluit I). Dit beroep heeft bij de rechtbank nummer BRE 19/5749 VEROR.
Eiser heeft ook beroep ingesteld tegen het besluit van 24 januari 2020 van het college over de afwijzing van zijn subsidieaanvraag voor een burgerinitiatief ‘ [naam burgerinitiatief 1] van € 5.000,- (bestreden besluit II). Dit beroep heeft bij de rechtbank nummer BRE 20/5174 VEROR.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 januari 2020 van het college over de afwijzing van haar subsidieaanvraag voor een burgerinitiatief ‘ [naam burgerinitiatief 2] van € 5.000,- (bestreden besluit III). Dit beroep heeft bij de rechtbank nummer BRE 20/5175 VEROR.
De beroepen zijn besproken ter zitting in Breda op 7 januari 2021. Daarbij was eiser aanwezig, tevens in zijn hoedanigheid van gemachtigde van eiseres. Eiseres was zelf niet aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

Het beroep tegen bestreden besluit I (BRE 19/5749)

1.
Feiten
Op 28 september 2018 heeft eiser een aanvraag voor een projectsubsidie ingediend. Deze aanvraag is ingediend namens de Stichting [naam stichting 1] . Deze Stichting is niet opgericht.
Op 2 december 2018 heeft eiser op eigen naam een aanvraag voor een projectsubsidie ingediend. Hij geeft daarbij aan dat hij een persoonlijke aanvraag doet als overbrugging naar het passeren van de statuten van de Stichting [naam stichting 2] . Ook deze Stichting is niet opgericht.
Bij besluit van 22 februari 2019 (primair besluit I) heeft het college besloten op de subsidieaanvraag van 2 december 2018. Volgens het college vraagt eiser een subsidie aan van € 5.000,- voor de kosten van het jaarprogramma 2018-2019. De aanvraag is behandeld in de Adviescommissie Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed en getoetst aan de voor dit fonds geldende criteria. Volgens de commissie voldoet eisers aanvraag niet aan de criteria. De aanvraag wordt daarom afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 4 juni 2019 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden bij de Adviescommissie bezwaarschriften. Op 27 september 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden (o.a. de heer [naam betrokkenen] en eiser). Op 30 september 2019 heeft eiser zijn aanvraag aangevuld.
Bij bestreden besluit I heeft het college besloten om de bezwaren gegrond te verklaren, primair besluit I te herroepen en een nieuw besluit te nemen op eisers verzoek om subsidie. Het verzoek om subsidiebijdrage wordt afgewezen. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft aangetoond inhoudelijk samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen zoals als voorwaarde is opgenomen in artikel 5:4, tweede lid, onder b van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017.
2.
Procesbelang
De rechtbank stelt vast dat bij alle drie de beroepen de subsidie is aangevraagd voor een periode in het verleden. Eisers kunnen niet alsnog de aangevraagde subsidies krijgen en het subsidieplafond is volgens het college bereikt. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het procesbelang erin is gelegen dat voor alle drie de aanvragen kosten zijn gemaakt. Zo is er een ruimte gehuurd en zijn er annuleringskosten betaald. Eisers stellen dus schade te hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat daarin het procesbelang is gelegen.
3.
De aanvraag van 28 september 2018
3.1
Eiser stelt dat er ten onrechte niet is besloten op de aanvraag van 28 september 2018. Het college stelt zich op het standpunt dat eiser zelf tijdens het gesprek op 27 september 2019 heeft aangegeven dat de aanvraag van 28 september 2018 is vervangen door de aanvraag van 2 december 2018 en dus verder niet behandeld hoefde te worden.
3.2
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of deze aanvraag wel een aanvraag is.
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
De aanvraag van 28 september 2018 is ingediend op naam van de Stichting [naam stichting 1] . Een aanvraag kan gedaan worden door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon (artikel 3:1, eerste lid, Algemene subsidieverordening gemeente Breda 2017). Een stichting die in oprichting (i.o.) is, is geen rechtspersoon en kan dus ook niet als belanghebbende worden aangemerkt bij haar verzoek. En dus is het verzoek van de stichting i.o. van 28 september 2018 naar het oordeel van de rechtbank geen aanvraag. Het college was niet gehouden daarop te beslissen en heeft dus ook geen dwangsommen verbeurd.
De rechtbank verwijst hier naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 8 oktober 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF7188.
4.
De afwijzing van de aanvraag van 2 december 2018
4.1
Het college heeft de subsidieaanvraag van eiser van 2 december 2018, die eiser op 29 september 2019 heeft aangevuld, afgewezen omdat eiser niet zou voldoen aan artikel 5:4, tweede lid, onder b, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, te weten: de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk.
Het college heeft deze weigeringsgrond in het primaire besluit van 22 februari 2019 als volgt gemotiveerd. Om in aanmerking te komen voor een projectsubsidiebijdrage uit het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed dient de aanvrager zowel financieel als inhoudelijk samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen. Onder een inhoudelijke samenwerking verstaat de Adviescommissie Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed: het aangaan van partnerschappen met gelijkgestemde organisaties om een specifiek cultureel aanbod te verzorgen, hierbij voorkomend dat organisaties apart van elkaar vergelijkbare activiteiten organiseren. De adviescommissie heeft geoordeeld dat [naam stichting 1] met diverse spelers in de stad gesprekken voert, maar is van mening dat dit nog erg in ontwikkeling is. Ook is in de begroting geen sprake van een financiële samenwerking.
4.2
Hierna heeft eiser in het bezwaarschrift en in de aanvulling van zijn aanvraag van 30 september 2019 toegelicht op welke manier wordt samengewerkt met andere partijen en welke initiatieven Muzieksalon concreet onderneemt. Hij vindt de aanvraag in dat opzicht een waardevolle aanvulling op bijvoorbeeld het Klassieke Muziekprogramma van de Nieuwe Veste (kunstencentrum en bibliotheek) en op de programmering van het Chassétheater. Muzieksalon is ook partner van de website Klassiek in en om Breda, de gemeenschappelijke en voor iedereen toegankelijke agenda voor klassieke muziek. Ten aanzien van de financiële samenwerking heeft eiser gesteld dat hij een financiële bijdrage heeft ontvangen vanuit de Nieuwe Veste.
4.3
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende concrete inhoudelijke samenwerking met lokale en/of bovenlokale partijen heeft aangetoond. Er waren weliswaar plannen voor verschillende wijzen van samenwerking met diverse partijen, maar deze plannen hebben niet geresulteerd in concrete, inhoudelijke samenwerkingsverbanden. Nu niet aan deze voorwaarde van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 werd voldaan, heeft het college deze subsidieaanvraag op goede gronden afgewezen.
De beroepen tegen bestreden besluit II en III (BRE 20/5174 en BRE 20/5175)
5.
Feiten
Op 10 juni 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een projectsubsidie van € 5.000,-voor het burgerinitiatief ‘ [naam burgerinitiatief 1] .
Op 12 juni 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een projectsubsidie van € 5.000,-voor het burgerinitiatief [naam burgerinitiatief 2] .
Het college heeft de aanvragen voorgelegd aan de Adviescommissie Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed en deze heeft op 29 juli 2019 geadviseerd om de aanvragen af te wijzen. Daartoe overweegt de commissie dat het, volgens de aanvragen zelf, een burgerinitiatief betreft waarmee nieuw cultuurbeleid wordt voorgestaan om als nieuw beleid het bestaande beleid voor de gemeente Breda te doen vervangen. Het betreft het vaststellen, in overleg met de gemeenteraad, van nieuw cultuurbeleid. Het is geen uiting van een incidenteel cultuurproject; dit blijkt ook nadat er een aanvulling is gevraagd. De commissie adviseert het college de aanvragen af te wijzen en door te leiden naar de griffie als burgerinitiatief.
Bij besluit van 9 augustus 2019 (primair besluit II) heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit 16 augustus 2019 (primair besluit III) heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 3 december 2019 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden bij de Adviescommissie bezwaarschriften.
Bij de bestreden besluiten II en III heeft het college de bezwaren, conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat geen sprake is van uitvoering van bestaand beleid maar van het willen realiseren van nieuw beleid en er om die reden niet aan artikel 4:1, vierde lid, onder l van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt voldaan.
6.
Beoordeling
6.1
Eisers hebben aangevoerd dat zij zich als initiatiefnemers ondanks alle onzekerheden toch inspannen om binnen de huidige systematiek en binnen de ruimte van het bestaande beleid via de drie projecten Breda Klassiek, Breda Muziekstad en Breda Cultuurstad binnen een door hen op voorlopige basis ontworpen stedelijk strategisch denkkader de door het bestuur gevraagde verrassende en onorthodoxe bijdrage te leveren.
Volgens eisers slaan de ambtenaren van de gemeente en de Adviescommissie bezwaarschriften de plank volledig mis bij de beoordeling. Zij richten alle pijlen op het gepresenteerde denkkader in de vorm van een structuurvisie 2050 voor de stad als geheel en specifiek voor cultuur. Dat denkkader is niet meer dan een onderlegger voor de projecten. Aan de potentie en het niveau van de projecten zelf gaan zij geheel voorbij. Er is niets in de projecten dat in strijd is met de beleidsvisie Factor C en/of “In verband met cultuur”. Dat betekent dat de projecten voldoen aan het invulling geven aan het bestaande beleid. Dat beleid is ruimer dan alleen beeldcultuur en erfgoed, zodat ook toetsing daaraan geen grond voor afwijzing van de aanvragen vormt.
De kern van de drie concrete projecten zelf is, volgens eisers, niet meer en niet minder dan het in overleg met alle Bredase belangstellenden en organisaties en initiatieven bundelen van alle krachten om tot een veelzijdigere culturele kaart te komen, op een hoger professioneel niveau, met meer muzikale en culturele producties en prestaties onder betere financiële en arbeidsrechtelijke randvoorwaarden en een grote toename van het aantal bezoekers van binnen en buiten Breda binnen een gezond en realistisch financieel kader.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de omschrijving van de drie projecten Breda Klassiek, Breda Muziekstad en Breda Cultuurstad te algemeen is en daarom niet voor verlening van een projectsubsidie op grond van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 in aanmerking komt.
Daarnaast is niet helder op welke wijze concreet en inhoudelijk wordt samengewerkt met andere partijen. Reeds omdat de initiatieven onvoldoende concreet zijn gemaakt, kon het college de aanvragen afwijzen. Daarom kan het antwoord op de vraag of de projecten passen binnen het bestaande beleid in het midden blijven.
7.
Conclusie
De beroepen zullen ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Titel 4.2 van de Awb is van toepassing
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels voor subsidieverlening Algemene subsidieverordening Breda 2017 (Algemene subsidieverordening Breda 2017)
Artikel 1:3 Bevoegdheid college
1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies, alsmede tot het nemen van alle overige daarmee samenhangende besluiten op grond van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening. Subsidies kunnen slechts worden verstrekt voor de activiteiten die vallen onder de beleidsterreinen zoals genoemd in de door de raad vastgestelde begroting of voor de activiteiten zoals door het college geregeld bij nadere regels en met in achtneming van deze verordening, de door de gemeenteraad in het kader van de vaststelling van de gemeentebegroting vastgestelde kaders en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.
2. Het college is bevoegd om bij nadere regels aanvullende voorschriften te stellen met betrekking tot de onderwerpen zoals geregeld in deze verordening. Het college is eveneens bevoegd om bij nadere regels afwijkende voorschriften te stellen, voor zover dat uitdrukkelijk in deze verordening is bepaald. Door het college vastgestelde of gewijzigde nadere regels worden ter kennisname naar de desbetreffende raadscommissie(s) gezonden.
3. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden.
Artikel 3:1 Aanvrager
1. Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies groter dan € 5.000,- slechts kunnen worden aangevraagd door en verstrekt aan een rechtspersoon.
2. Het college kan bij nadere regels afwijken van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 3:3 Aanvraagtermijn
1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand van het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Bij nadere regels kan het college een andere termijn stellen.
2. Een aanvraag voor een subsidie die geen jaarlijkse subsidie is kan het gehele jaar door worden ingediend. Het college stelt bij nadere regels vast binnen welke termijn een aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 3:4 Beslistermijn
1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel indien er een uiterste datum van indiening is vastgesteld, binnen dertien weken gerekend vanaf deze uiterste datum.
2. Indien de aanvraag een subsidie onder de € 5000,- betreft, beslist het college op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.
4. Van een beslissing tot verdaging stelt het college de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid op de hoogte onder vermelding van de reden tot verdaging.
5. Bij nadere regels kan het college andere termijnen stellen.
6. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.
Artikel 4:1 Weigeringsgronden, vierde lid:
4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan het college de subsidie verder weigeren:
l. als de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente of als het college onvoldoende reden ziet om subsidie te verlenen;
p. bij nadere regels nader te bepalen gevallen.
Overig besluit van algemene strekking van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende subsidie Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)
Artikel 1:2 Beleidsdoelen, tweede en derde lid:
2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.
3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:
c. de mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn de activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.
1:3 Doelmatigheid, eerste lid:
1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.
Artikel 5:4 Criteria, tweede lid:
2. Voor een project subsidiebijdrage uit het fonds Cultureel en Cultureel erfgoed gelden de volgende criteria:
a. de projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:
o het vergroten van de cultuurparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren;
o het vergroten het aanbod van artistieke (top)kwaliteit;
o het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda;
o het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering in de sector;
o het verbinden van cultuur met andere sectoren;
en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:
o tenminste 50% van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale cultuurfondsen;
o de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk.