ECLI:NL:RBZWB:2021:775

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
02/065850-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Collombon
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland met gebruik van een dekmantelconstructie

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De zaak begon met de onderschepping van 1468 kilogram cocaïne in de haven van Antwerpen, verborgen tussen lading bananen. De verdachte, huurder van de loods waar de cocaïne zou worden overgeladen, werd beschuldigd van medeplegen van de verlengde invoer van deze cocaïne. Tijdens de zittingen op 14 en 15 januari 2021 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte een onmisbare schakel was in het logistieke proces van de invoer van verdovende middelen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had op de invoer van cocaïne, en dat hij samen met anderen handelde in een goed gecoördineerd plan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, het bezit van jammers, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vier jaar en een geldboete van € 10.000,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de cocaïnehandel en de ontwrichtende invloed ervan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/065850-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [adres verdachte]
raadsman: mr. R.F. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2021 en 15 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 24 februari 2021.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte samen met anderen 1468 kilogram cocaïne heeft ingevoerd. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij twee jammers (verstoorders van radiofrequenties) in bezit heeft gehad zonder vergunning.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verdovende middelen complex is, waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van verdovende middelen. Verdachte was gezamenlijk met anderen – zowel vooraf als tijdens de aankomst van de container met cocaïne – in de loods in Kapelle aanwezig. Hij huurde dit pand. Verdachte heeft een bedrijf, [bedrijf 1] , dat was gevestigd in deze loods. Deze onderneming kan worden getypeerd als dekmantelconstructie. Er is over verschillende jaren nauwelijks omzet met het bedrijf behaald. Bij de doorzoeking op deze locatie is een bedrijfsuitrusting waargenomen die geen verband houdt met de autohandel of autoreparaties. Gelet op de bevindingen in de loods heeft verdachte een plaats gecreëerd om een cocaïneoverdracht mogelijk te maken. Hij vormde zodoende een onmisbare schakel in het logistieke proces van de invoer van verdovende middelen. Verdachte heeft bovendien geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid en die van de medeverdachten in de loods bij de aankomst van de container, terwijl dit gelet op de omstandigheden wel om een verklaring schreeuwt. Het eerste ten laste gelegde feit kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte dient, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, van het tweede feit te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat verdachte van beide feiten integraal vrijgesproken moet worden. Ten aanzien van feit 1 is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat erop duidt dat verdachte wetenschap heeft gehad van cocaïne in de container en dat zijn handelen erop gericht is geweest om de cocaïne verder te vervoeren. Daarnaast is ook niet voldaan aan de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria voor medeplegen. Uit de verklaring van verdachte valt af te leiden dat hij een deel van de loods in Kapelle heeft gehuurd om zijn autobedrijf [bedrijf 1] te exploiteren. Het andere deel van de loods, waar de vrachtwagens met lading hebben gestaan, is volgens verdachte door medeverdachte [medeverdachte 4] gehuurd. Die verklaring van verdachte wordt ondersteund door getuigenverklaringen en de overige aangetroffen schriftelijke bescheiden. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat hooguit bewezen kan worden dat verdachte 1112 gram cocaïne heeft ingevoerd. Het overige deel is immers reeds eerder in België in beslag genomen. Handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen, kunnen niet meer strekken tot de verdere invoer van die verdovende middelen
(vgl. Hoge Raad 17 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0975).Voor wat betreft feit 2 dient verdachte, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Volgens de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor de jammers die in de Mercedes Vito zijn aangetroffen. Het is niet duidelijk wie de eigenaar van deze apparaten is, wie de voorwerpen in de auto heeft geplaatst en of verdachte hiervan op de hoogte is geweest. Het enkele feit dat dit voertuig op naam van verdachte heeft gestaan, betekent niet automatisch dat verdachte de jammers daarin heeft gelegd of aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.3.1 Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking door de Belgische douane in de haven van Antwerpen van 1468 kilogram cocaïne. Deze cocaïne heeft opgeslagen gelegen in een container, in 1280 pakketten op pallets met dozen bananen, afkomstig uit Colombia. De cocaïne is door de douanebeambten in beslag genomen. Er is één pakket van 1112 gram cocaïne teruggelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Een aantal verdachten heeft tijdens het strafproces een beroep gedaan op het zwijgrecht. Dit heeft mede tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
Hierna zal de rechtbank allereerst puntsgewijs uiteenzetten wat er bekend is geworden over de achtereenvolgende aspecten van de invoer van de verdovende middelen, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar de loods in Kapelle, de bevindingen ter plaatse met betrekking tot die loods en de overige omstandigheden van het geval. Daarna zal de rechtbank moeten vaststellen, mede in het licht van de door de procespartijen naar voren gebrachte standpunten, of het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.3.3.2 De feiten en omstandighedenOp basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [bedrijf 2]
.Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip de [schip] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [kenmerk 1] niet conform de aangegeven lading was.
De Bill of Lading en Non-Negotiable Waybill vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[bedrijf 3] .Als geadresseerde was opgenomen:
[bedrijf 2] .De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling Forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [kenteken 1] , heeft de container met nummer [kenmerk 1] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [adres loods] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [adres loods] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen was geplaatst zijn verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, werden [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] in een Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) aangehouden. Buiten het terrein is [medeverdachte 6] aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van verdachte opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [medeverdachte 7] en verdachte, de andere voornoemde personen gearriveerd. Volgens [medeverdachte 7] zijn die mannen gelijktijdig aangekomen. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [medeverdachte 7] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [medeverdachte 4] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de overige verdachten de kantine uitgelopen. [medeverdachte 7] moest daar alleen blijven zitten. Hij kan zich de aanwezigheid van [medeverdachte 6] niet herinneren.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [kenteken 1] , met daarachter een oplegger, waarop de container [kenmerk 1] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [kenteken 3] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop ook dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde
‘ramp’. Deze ramp kan worden gebruikt om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods leek er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties. In de loods was ook geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [getuige 1] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door verdachte. Deze getuige heeft verklaard dat verdachte een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [kenteken 4] ) op naam van verdachte. In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [kenmerk 1] . In de carkit van de Audi A7 stonden [bedrijf 4] en [medeverdachte 2] als contacten vermeld. [bedrijf 4] is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container. Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 5] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door [medeverdachte 3] . In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [schip] Line Delivery Order van de container.
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [getuige 2] is operationeel manager van [bedrijf 4] . Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [medeverdachte 2] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [bedrijf 2] . [medeverdachte 2] is de eigenaar van [bedrijf 2] [medeverdachte 2] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [bedrijf 5] . Het contact met [bedrijf 5] verliep via verdachte en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 2] heeft naar [bedrijf 4] op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [kenmerk 1] . [getuige 2] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [bedrijf 5] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft verdachte gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is
‘pusherig’overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel [hotel] in Berkel-Enschot van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [kenteken 6] ) van [medeverdachte 1] op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Te zien is dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ) en Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) die aan de [adres loods] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [schip] ’en
‘container [kenmerk 1] ’in combinatie met
‘track&trace’.[medeverdachte 2] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [schip] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [medeverdachte 2] met de [schip] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Tijdens de fouillering zijn bij verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] een BQ Aquaris X2 aangetroffen. In de tas van [medeverdachte 3] is een Blackberry veiliggesteld. Uit onderzoek komt naar voren dat al deze GSM-toestellen ‘cryptotelefoons’ zijn. Met deze telefoons is het mogelijk om via een afgeschermde manier te communiceren onder elkaar. Er zijn ook nog een BQ Aquaris X2 in een prullenbak in de loods en in de Peugeot 208 gevonden.
Tot slot zijn Encrochat-gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] kunnen worden geïdentificeerd als gebruikers van het Encrochat-forum. [medeverdachte 5] opereert onder de accountnaam
‘ [naam 1] ’en [medeverdachte 3] onder de accountnaam
‘ [naam 2] ’. Op 23 april 2020 schrijft [naam 1] :
“BV was al heet, maar er is ook getipt”.Op 9 mei 2020 heeft [naam 1] een gesprek met een andere Encrochat-gebruiker waarin hij schrijft:
“Fruit is niet interessant”en
“Teveel verlies per container”en
“Ik zit vast voor 1500 in bananen”en
“Bananen bedrijf in Ned was van mij en me mensen”en
“1 keer 2500 goed”en
“1500 fout”. [naam 2] heeft 18 april 2020 een gesprek met een ander persoon op Encrochat, waarin hij schrijft:
“ [alias 4] en ik spreken elkaar dagelijks”waarop de ander zegt:
“Dat is toch normaal, jullie zijn partners. Ik heb [alias 1] ook over alles op de hoogte gehouden”. Op 26 april 2020 zegt deze gesprekspartner tegen [naam 2] :
“We hebben iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen”waarop [naam 2] zegt:
“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
[naam 1] is onder meer door andere gebruikers opgeslagen onder de aliassen: “ [alias 1] ”, “ [alias 2] ”, “ [alias 3] ”, “ [alias 4] ” en “ [alias 5] ”. [naam 2] werd door anderen onder meer genoemd: “vriend oog” en “Prent”.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie op zaaksinhoudelijke vragen een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft hij verklaard de helft van de loods te hebben gehuurd en dat de andere helft door [medeverdachte 4] in gebruik is genomen. Verdachte verleende consultancy-diensten aan [medeverdachte 4] omdat deze de Nederlandse taal niet beheerste. Om die reden heeft verdachte naar zijn zeggen contact onderhouden met [bedrijf 4] . [medeverdachte 4] heeft aan verdachte ook de transportdocumenten van container [kenmerk 1] overhandigd in verband met het vertalen ervan. Verdachte was die ochtend in de loods in Kapelle aanwezig aangezien hij van plan was om daar een autoreparatiebedrijf, [bedrijf 1] , te exploiteren.
4.3.3
Het medeplegenVoor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Van medeplegen is niet alleen sprake bij vormen van gelijktijdig handelen (daadwerkelijk uitvoeren), maar van medeplegen kan ook sprake zijn indien in de fase die voorafgaat aan het uitvoeren in afdoende mate blijkt van een gezamenlijk plan. Het is onder die omstandigheden niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken blijkt van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. [medeverdachte 2] heeft [bedrijf 4] (de douane-expediteur) verzocht om container [kenmerk 1] vrij te geven die in de haven van Antwerpen staat. Deze container is voor zijn bedrijf bestemd. Hij is in het bezit van alle vrachtgegevens van die container en volgt de container door middel van track&trace. Vanuit [bedrijf 4] is daarna een akkoord gegeven voor het transport, nadat verdachte hen hierover heeft benaderd. Zowel verdachte als [medeverdachte 4] zijn in het bezit van de transportorder. [medeverdachte 4] heeft vervolgens de benodigde documenten ontvangen om de container vanuit de terminal mee te nemen. Hij heeft de container vervoerd van Antwerpen naar Kapelle. Vervolgens zijn verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] samengekomen in de loods waar de container is gearriveerd. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, vertoont een proces van handelen dat naadloos op elkaar is aangesloten. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van de container vanuit Antwerpen naar Kapelle, waarvan het niet anders kan zijn dat die vooraf moet zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de delictgerelateerde gedragingen van de medeverdachten en die van verdachte is daarmee gegeven. Het medeplegen is dus bewezen. De vraag die hierna zal moeten worden beantwoord is of ook het opzet van verdachte op de invoer van cocaïne die zich in de container bevond bewezenverklaard kan worden.
4.3.4
Het opzet van verdachte op het ten laste gelegde feit
De verdachte in relatie tot container [kenmerk 1]
Verdachte heeft, vanaf het moment dat de twee containers waaronder container [kenmerk 1] in de haven van Antwerpen waren aangekomen, bij de douane-expediteur geïnformeerd of deze containers al geïnspecteerd en vrijgegeven waren. Verdachte is in het contact ‘pusherig’ overgekomen. Het is volgens getuige [getuige 2] ongebruikelijk dat op deze wijze over containers informatie wordt opgevraagd. De rechtbank stelt dan ook voorop dat verdachte bijzondere interesse heeft getoond in de inspectie en vrijgave van deze specifieke container.
De verklaring van verdachte nader beschouwd
Volgens verdachte was hij ten tijde van de inval in de loods om het bedrijf [bedrijf 1] op te zetten, een onderneming in de autohandel en autoreparatie. Verdachte heeft over zijn aanwezigheid in de loods een verklaring gegeven die op de rechtbank onaannemelijk is overgekomen. In eerste instantie heeft verdachte op alle zaaksinhoudelijke vragen bij de politie, de rechter-commissaris en in raadkamer een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. De verklaring van verdachte is pas voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling ter zitting naar voren gebracht. Echter staat de verklaring die verdachte op het onderzoek ter terechtzitting hierover heeft gegeven haaks op de verklaring die door getuige [getuige 1] is afgelegd. Deze getuige, de verhuurder van de loods, verklaart dat verdachte een transportbedrijf zou hebben en de loods heeft willen gebruiken om vrachtwagens in weg te zetten. Deze verklaring is in overeenstemming met de feitelijke situatie ter plaatse omdat er twee vrachtwagens zijn aangetroffen en een helling om vrachtwagens te lossen. In de loods lijkt er geen bestaande bedrijvigheid op het gebied van autoreparaties aanwezig te zijn. Daarnaast beroept verdachte zich tijdens het onderzoek ter zitting opnieuw zijn zwijgrecht wanneer er nadere vragen worden gesteld om een toelichting te geven, zoals over wanneer hij de transportorders van [medeverdachte 4] heeft gekregen en waarom hij een cryptotelefoon in zijn bezit had. Ook heeft hij geen reden genoemd voor de aanwezigheid van de medeverdachten in de loods. Van verdachte mocht gelet op de omstandigheden wel verwacht worden dat hij daarvoor een verklaring zou hebben gegeven. Bovendien is er, buiten het Uittreksel van de Kamer van Koophandel over zijn bedrijf, geen objectief bewijs dat zijn verklaring over de vestiging van zijn autoreparatiebedrijf in Kapelle ondersteunt.
De dekmantelconstructie
De feiten en omstandigheden rondom het bedrijf [bedrijf 1] geven voor de rechtbank aanleiding om te veronderstellen dat het autobedrijf een dekmantel heeft gevormd voor de invoer van cocaïne. Uit de ICOV-bevraging blijkt dat de winst uit de onderneming in 2014 en 2017 marginaal is geweest en er in 2015, 2016 en 2018 in het geheel geen winst is behaald. Uit de cijfers is niet van een actieve bedrijfsvoering gebleken. Voor de verplaatsing van zijn bedrijf van Rotterdam naar Kapelle heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen overtuigende verklaring gegeven. De omstandigheden in de loods versterken het beeld dat er sprake was van een dekmantelconstructie. Uit de bevindingen ter plaatse valt namelijk af te leiden dat er geen zakelijke werkzaamheden zijn uitgeoefend die passen bij een autoreparatiebedrijf.
Daarentegen was de loods van tevoren ingericht om de lading van de container uit te laden en vervolgens weer compleet te maken. In de haven van Antwerpen is ontdekt dat in de container, op twee pallets met dozen bananen, cocaïne is verstopt. In de loods bevindt zich een identieke wissellading bananen. Deze lading staat ook op twee pallets. De dozen komen bovendien exact overeen met de dozen waarin de verdovende middelen zijn opgeslagen. Het heeft er alle schijn van dat deze wissellading zou zijn ingeruild voor de lading met cocaïne. Hiermee zou de inhoud van de container weer in overeenstemming worden gebracht met de oorspronkelijke lading bananen, zoals vermeld op de vrachtbrief. Daarnaast bevindt zich in de loods een zogeheten
‘ramp’. Deze ramp is geschikt om achter een container of oplegger te plaatsen om de lading over te kunnen zetten. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging door de spullen die in de aldaar geparkeerde Mercedes Sprinter zijn aangetroffen. Er is onder andere een betonschaar gevonden die geschikt is om de zegels van containers te verbreken. Verder bevinden zich in de bus vele kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen. Het behoeft geen nadere uitleg dat deze voorwerpen geschikt zijn om de cocaïne in over te laden.
Daarbij betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een (zeer) grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich -gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen- met betrekking tot deze verdachten echter niet voor.
Conclusie
Uit de combinatie van deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten moeten hebben geweten dat het ging om het, uit de container met bananen, overladen van een grote hoeveelheid cocaïne. De rol van verdachte en zijn medeverdachten bestond in elk geval uit het toezicht houden op de aankomst van de container in Antwerpen, het vervoer vanuit de haventerminal naar de loods in Kapelle en het ter plaatse gezamenlijk openbreken van de container. Dit alles is gericht geweest op het in ontvangst nemen en overladen van de partij cocaïne. Verdachte heeft navraag gedaan naar de vrijgave van de containers. Hij was de huurder van de loods waarin de container is geplaatst, waarbij deze loods was ingericht om de inhoud van de container uit- en over te laden. Verdachte is daarmee aanwezig op een, voor de feitelijke voltooiing van het strafbare feit, essentieel moment en heeft dit mogelijk gemaakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet. Dit opzet is gericht op de verlengde invoer van cocaïne, zoals hierna zal worden besproken.
4.3.5
De verlengde invoer
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle in de haven uit de container is gehaald, kan de invoer van de volledige 1468 kilogram niet bewezen worden verklaard. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige feit ook onder deze begripsomschrijving valt. De verdachten zijn in een afgesloten loods samengekomen. In de loods bevindt zich een identieke wissellading en een ramp en in de Mercedes Sprinter de betonschaar om containerzegels te verbreken, de vele kartonnen dozen, de bigshoppers, de afvalzakken en de (sport)tassen. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen erop gericht is geweest om een grote partij cocaïne van de container over te laden. Met het gebruik van voornoemde spullen wordt beoogd: het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van cocaïne. Het feit dat de container nog niet daadwerkelijk was geopend, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat er sprake is van ‘verlengde invoer van verdovende middelen’. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat deze verlengde invoer voor de verdachten in de loods uitsluitend betrekking kan hebben op het relatief geringe gedeelte van de cocaïne die is achtergebleven (het teruggeplaatste pakket). Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafoplegging.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen en door hetgeen hiervoor is overwogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte
op 18 maart 2019 te Kapelle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is gevorderd om aan verdachte een geldboete op te leggen van € 20.000,- subsidiair 200 dagen hechtenis. De schorsing van de voorlopige hechtenis dient bij einduitspraak te worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij een bewezenverklaring te volstaan met een straf die past bij een bewezenverklaring van ongeveer 1 kilo cocaïne, te weten een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst ingaan op de strafwaardigheid van de handel in cocaïne. Daarna zal de rechtbank uitleggen wat in dit soort zaken een gepaste strafmodaliteit is en vervolgens motiveren waarom verdachte de straf krijgt die de rechtbank hem zal opleggen.
Strafwaardigheid handel in cocaïneIn de afgelopen jaren wordt, onder meer in rechtszalen, het juridisch debat gevoerd waarin regelmatig het argument wordt gebruikt dat de handel in cocaïne lang niet zo ernstig is als door justitie wordt beweerd. Door cocaïnehandelaren wordt immers simpelweg voorzien in een behoefte die in alle lagen van de Nederlandse bevolking leeft. Er gaan steeds meer stemmen op die, kort gezegd, pleiten voor de legalisering van harddrugs. Daarbij komt dat, met name door advocaten, wordt gepleit voor het opleggen van lagere straffen aan verdachten die betrokken zijn bij de handel in cocaïne. De discussie over het al dan niet legaliseren van de handel in cocaïne is een discussie die niet in de rechtszaal gevoerd moet worden. Het is aan de wetgever om te bepalen wat strafbaar is en wat niet. Tot op heden is er door de wetgever, mede op basis van afspraken daarover op internationaal niveau, voor gekozen om de invoer van cocaïne in Nederland strafbaar te stellen waar een hoge maximumstraf op staat, namelijk 12 jaar gevangenisstraf. Er zijn geen signalen dat daar op afzienbare termijn verandering in zal komen. Wat er ook zij van het argument dat de cocaïnehandel voorziet in een behoefte onder alle lagen van de bevolking, de strafbaarheid en grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een bijzonder ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Dat verschillende verdachten in het onderhavig onderzoek niets willen verklaren omdat zij zich zorgen maken om hun veiligheid en die van hun naasten, is veelzeggend.
De strafmodaliteit
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Daarnaast is de invoer van cocaïne een ondermijnende vorm van criminaliteit. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
De overwegingen met betrekking tot de strafmaat in dit concrete geval
De verdachte heeft op 18 maart 2019 in Kapelle tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne, die zat verborgen in dozen met bananen afkomstig uit Colombia.
Hoewel ten aanzien van verdachte slechts wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat hij betrokken is bij de verlengde invoer van 1112 gram cocaïne (het teruggeplaatste pakket), zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden met de invoer van een veel grotere hoeveelheid, te weten ongeveer 1468 kilogram cocaïne, waarop het opzet van verdachte was gericht. Er is gebleken dat bij verdachte wetenschap heeft bestaan van de verborgen cocaïne. Er is bovendien ook van tevoren rekening gehouden met die grote hoeveelheid. Dat leidt de rechtbank onder meer af uit het aantal personen dat zich in de loods bevond. Dit moet in samenhang worden bezien met de identieke wissellading van twee volle pallets met bananendozen en de ramp die voor containers wordt gebruikt om een grote vracht te laden en te lossen. Bovendien kan hierbij ook worden betrokken dat in de Mercedes Sprinter veel kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen zijn aangetroffen.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich heeft beziggehouden met de invoer van een dergelijk grote hoeveelheid harddrugs. Het gaat om cocaïne met een totale waarde van vele miljoenen. De officier van justitie heeft dit treffend onderstreept door uit te rekenen dat met deze omvang van cocaïne de gehele bevolking van Breda, bijna één jaar lang, elke dag van een lijntje cocaïne voorzien had kunnen zijn. De verdachte heeft zich daartegenover onverschillig getoond. Hij heeft geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn handelen maar is blijven volharden in zijn ontkenning.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet. Verdachte heeft 61 dagen in voorarrest verbleven.
Voorts blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Verdachte kan dus in zoverre worden beschouwd als een first offender. Verder stelt de rechtbank vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu verdachte in december 2019 een strafbeschikking heeft gekregen.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die hij voor dit feit in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast wordt aan hem een geldboete opgelegd van € 10.000,- subsidiair 85 dagen vervangende hechtenis. Het opleggen van een geldboete naast een gevangenisstraf acht de rechtbank aangewezen gelet op het financiële motief dat aan dit strafbare feit ten grondslag zal hebben gelegen. Voorts zal de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang worden opgeheven.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (de Samsung-telefoon) vatbaar is voor verbeurdverklaring. Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het invoeren van cocaïne. De Samsung-telefoon behoort de verdachte toe en betreft, naar het oordeel van de rechtbank, een voorwerp met behulp waarvan het onderhavige feit is begaan.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen telefoon (de BQ Aquaris) en de radioapparaten (de twee jammers) onttrekken aan het verkeer. Het betreffen in dit geval een cryptotelefoon en verstoorders van radiofrequenties. Dit zijn voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak-
spreekt verdachte vrijvan het tweede ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder feit 1 bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
85 (vijfentachtig) dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een telefoon, Samsung (kenmerk: 522537);

- verklaart onttrokken aan het verkeer, de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een telefoon, BQ Aquaris (kenmerk: 522536);
* twee frequentieverstoorders, jammers (kenmerk: 524313);
Voorlopige hechtenis- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Collombon en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2021.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
feit 1:
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1468 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 aanhef, onder A Opiumwet, artikel 47 eerste lid, aanhef, sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 te Kapelle, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten twee jammers, heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was
verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
(artikel 10.15 eerste lid Telecommunicatiewet)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen

1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 759-760 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Vanwege het feit dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne bestemd voor Nederland en België werd onderschept, werd vanuit de politie Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doelstelling om de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project bleek dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen in het transport naar Nederland en België. Als één van de mogelijk bij cocaïne-import betrokken fruitbedrijven was het bedrijf [bedrijf 2] Het bedrijf [bedrijf 2] werd via de Belgische Federale Gerechtelijke Politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit betekende dat containers besteld door het betreffende bedrijf in de haven gecontroleerd zouden worden op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 15 maart 2019 kreeg ik een bericht via de Belgische politie dat op 14 maart 2019 twee containers uit Zuid-Amerika in Antwerpen aan waren gekomen, bestemd voor het bedrijf [bedrijf 2] . Deze containers zouden beiden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van cocaïne. Later ontving ik via de Nederlandse Politie het bericht dat er mogelijk cocaïne was aangetroffen in één van deze containers.

2. Een schriftelijk bescheid, te weten een namens de Federale Overheidsdienst Financiën van België opgesteld proces-verbaal, kenmerknummer 19/D/000288, opgenomen als bijlage op pagina 761-765 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van fiscaal deskundigen: [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] :

Op basis van een risicoanalyse laten wij op 15 maart 2019 containers van de [schip] scannen door de backscatter. Wij krijgen telefoon van het scanteam dat de scanbeelden van containers [kenmerk 1] en [kenmerk 2] niet conform zijn. Op 16 maart 2019 wordt de inhoud van die containers gecontroleerd. Container [kenmerk 2] werd eerst gecontroleerd, dit met negatief resultaat. Daarna controleren wij container [kenmerk 1] . Hierbij worden in verschillende dozen, verdeeld over 2 paletten, een grote hoeveelheid pakken met wit poeder aangetroffen. Een test op het wit poeder met "NARK COCAINE ID SWIPE" was positief voor cocaïne. Na ontmanteling nemen wij de hele partij cocaïne in beslag. De betreffende Bill of Lading nr. [nummer 1] vermeldt onder meer volgende gegevens:
SHIPPER: [bedrijf 3] Colombia
CONSIGNEE: [bedrijf 2] , the Netherlands.

3. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 790-792 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 15 maart 2019 is bij de recherche van de Eenheid Zeeland-West-Brabant de melding binnengekomen van de Belgische Politie. In de haven van Antwerpen waren twee containers gecontroleerd bestemd voor het bedrijf [bedrijf 2] te Breda. Op de scan was te zien dat de lading van één van de containers een inconsistentie toonde. Dit duidt op de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen. Op 16 maart 2019 was ik, samen met een collega inspecteur, aanwezig in de haven van Antwerpen. De twee containers waren door de Belgische douane in een beveiligd deel van de haven gezet. De scan van container [kenmerk 1] toonde inconsistenties in de voorlaatste pallets. Toen er met prikkers in de betreffende dozen werd geprikt was snel duidelijk dat er een andere lading in zat. Ik zag dat aan het uiteinde van de prikker wit poeder zat. Hierna werd door de douane overgegaan tot het openmaken van dozen. In de dozen zaten pakketten. Deze pakketten hadden verschillende kleuren. De pakketten hadden verschillende opdrukken. Een medewerker van de Douane opende een pakket om het te testen op de aanwezigheid van cocaïne. Met gebruik van een
‘Nark Cocaïne ID Swipe’werd deze test uitgevoerd. De test wees uit dat het witte poeder in het pakket inderdaad cocaïne betrof. Er is één pakket van één kilo cocaïne terug in de lading gestopt. Dit met als doel het strafbare feit, invoer van verdovende middelen, aan te kunnen tonen. Later op de dag kreeg ik te horen dat de totale hoeveelheid cocaïne 1468 kilogram betrof.

4. Het ambtsedig proces-verbaal van observatie, opgenomen als bijlage op pagina 793-796 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :

Op 18 maart 2019, tussen 5.45 uur en 9.15 uur, werden de volgende waarnemingen gedaan. Ik zag dat bij de haven te Antwerpen een trekker, van het merk Volvo, met oplegger aan kwam gereden. Ik zag dat de trekker voorzien was van het kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat de container voorzien van het nummer [kenmerk 1] op de eerder genoemde trekker met oplegger werd gezet. De vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] vertrok vanaf de Vosseschijnstraat te Antwerpen. De vrachtwagen ging de A58 op in de richting van Rilland. Vervolgens ging de vrachtwagen de A58 af bij de afrit Rilland. De vrachtwagen reed het viaduct over en ging vervolgens weer de A58 op in de richting van Goes. De vrachtwagen stopte bij een bedrijf gelegen aan de Handelsweg 6 te Kapelle. De vrachtwagen werd achteruit een loods in gereden. De deur van de loods werd gesloten waar eerder de vrachtwagen in was gereden.
* Omstreeks 07.25 uur werd bij Zandvliet de grens tussen België en Nederland overschreden.

5. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 797-798 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 18 maart 2019 werd gezien dat een container met cocaïne werd vervoerd naar een loods aan de [adres loods] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden.
In het pand, waar de container in werd geplaatst, werden aangehouden:
- [medeverdachte 2] (geboren [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 1] (geboren [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 3] (geboren [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 7] (geboren [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 4] (geboren [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] );
- [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] );
Buiten het pand maar op het terrein van de betreffende loods werden aangehouden:
- [medeverdachte 5] (geboren [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] );
- [medeverdachte 8] (geboren [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] );
Ten slotte werd buiten het terrein aangehouden:
- [medeverdachte 6] (geboren [geboortedag] 1994).

6. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 801-802 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 16 maart 2019 bevond ik mij in Antwerpen op het adres [adres 1] . Ik zag daar een container staan met het nummer [kenmerk 1] . Ik zag dat door de Belgische douane een onderzoek in die container werd ingesteld en dat zij daarbij tussen de bananen een hoeveelheid pakketten aantroffen met daarin vermoedelijk cocaïne. Dat vermoeden werd bevestigd door middel van een indicatieve test van een van die pakketten. Naar later bleek was het gewicht van die cocaïne ongeveer 1468 kilogram. Ik zag dat één pakket van cocaïne opnieuw in de betreffende container werd verborgen. Deze container werd gecontroleerd doorgelaten. Op 18 maart 2019 werd gezien dat deze container werd vervoerd naar een loods aan de [adres loods] in Kapelle. Vervolgens werden in en rond die loods enkele verdachten aangehouden. Tijdens de doorzoeking trof ik in voornoemde container het betreffende pakket aan op dezelfde plaats als waar deze in Antwerpen was verborgen. Ik nam dat pakket in beslag. De inhoud van dat pakket werd indicatief positief getest op cocaïne.

7. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 803-804 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 13] :

Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen. Deze partij was in beslag genomen. Deze partij betreft een kleine partij van een grote hoeveelheid welke in een container tussen bananen zat verborgen en werd onderschept. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit 1 pakket (blok), gewicht 1112 gram bruto, met witte substantie/poeder inclusief verpakkingsmateriaal. Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen (SIN: AADK6666NL). Dit monster werd getest, waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST. De test gaf een positieve reactie op Cocaïne.

8. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 808-809 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] :

Wij onderzochten het navolgende monster met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende middelen (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AADK6666NL
Bijzonderheden: Totaalpartij 1112 gram bruto cocaïne.
Bij de kleurreactietest ontstaat een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaine.

9. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 9 augustus 2019, (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), opgenomen als bijlage op pagina 810 van het proces-verbaal, inhoudende het verslag van ing. [naam 8] :

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AADK6666NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

10. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 955-961 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 18 maart 2019 was ik bij de doorzoeking aanwezig. Ik zag het volgende. [adres loods] te Kapelle betreft een loods op een afgesloten terrein. In de loods zag ik twee vrachtwagens. Een Volvo met het kenteken [kenteken 1] met daarachter een oplegger waarop de container stond die gecontroleerd van Antwerpen naar Kapelle was vervoerd. Daarnaast stond een Mercedes met het kenteken [kenteken 3] . Achter deze Mercedes was een koeltrailer gekoppeld. In mijn bijzijn werd de container geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen één pakket met cocaïne. De koeltrailer die achter de Mercedes vrachtwagen was gekoppeld bevatte enkel pallets met bananen. Los van de beide ladingen zag ik dat achter in de loods twee pallets met bananen stonden. De verpakking van de beide ladingen, alsook die van de twee losstaande pallets met bananen, was exact hetzelfde. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond op twee pallets. Van de volledige lading bananen ontbraken daarom twee pallets. Het is niet uitgesloten dat de twee losstaande pallets met bananen waren bedoeld om de lading in de container volledig te maken, nadat de cocaïne was verwijderd. Achter de Volvo stond een zogenaamde “ramp”, te gebruiken om achter een container of oplegger te plaatsen en daarlangs de container te laden of te lossen. Uit niets was op te maken dat in die loods bepaalde zakelijke werkzaamheden werden uitgevoerd. In de loods was geen koelruimte om eventueel bananen in te koelen.

11. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als ongenummerde bijlage van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 15] :

Wij onderzochten de navolgende twaalf monsters met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0146NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk DG
Monster 2
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0145NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk MD 1
Monster 3
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0144NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TMT
Monster 4
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0143NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Roma
Monster 5
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0142NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 888
Monster 6
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0141NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Iphone
Monster 7
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0140NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Irma
Monster 8
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0137NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk 2*
Monster 9
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0138NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk TTI
Monster 10
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0136NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk F
Monster 11
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AAMK0135NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk Coca
Monster 12
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Spoor identificatienummer: AACB2100NL
Bijzonderheden: Totaalpartij, monsters uit pakketten met opdruk A7
INDICATIEVE KLEURENTEST
Het resultaat met de kleurreactietest bij
- monster l (AAMK0146NL);
- monster 2 (AMK0145NL);
- monster 3 (AAMK0144NL);
- monster 4 (AAMK0143NL);
- monster 5 (AAMK0142NL);
- monster 6 (AAMK0141NL);
- monster 7 (AAMK0140NL);
- monster 8 (AAMK0137NL);
- monster 9 (AAMK 0138NL);
- monster 10 (AAMK0136NL);
- monster 11 (AAMK0135NL);
- monster 12 (AACB2100NL);
is een oranje en blauwe verkleuring dat een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaïne.

12. Een afzonderlijk schriftelijk bescheid, te weten het NFI-rapport van 1 mei 2020 (Forensisch onderzoek naar in beslag genomen materiaal), inhoudende het verslag van ing. [naam 9] :

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMK0146NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0145NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0144NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0143NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0142NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0141NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0140NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0137NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0138NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0136NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AAMK0135NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne
AACB2100NL poeder en brokjes wit bevat cocaïne

13. De ambtsedige processen-verbaal van verhoor, opgenomen als bijlagen op pagina 338-367 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 7] :

V: Wat voor werk doet u?
A: Garagewerk. Waar ik gisteren ben aangehouden was ik pas werkzaam. Ik heb contact met de eigenaar van dat bedrijf, [verdachte] . Ze hadden eerst een bedrijf in Rotterdam maar waren nu verhuisd naar dat adres waar ik gisteren ben aangehouden. Via de zoon, [medeverdachte 6] , hoorde ik dat ik kon werken bij zijn vader. [verdachte] pikte mij op met een zwarte Audi om dan samen naar het bedrijf van [verdachte] te rijden.
V: Wie kende jij nog meer op dat bedrijf?
A: Alleen [verdachte] en zijn zoon.
P: Wat deed [verdachte] dan als jij aan het werk was?
V: In die week kwamen mensen langs bij hem, die zaten dan in het kantoor en daar mocht ik niet bij zijn.
O: Het lijkt me handig om je nu dan een aantal foto’s te tonen.
Getoond wordt [verdachte]
V: Dit is meneer [verdachte] .
O: Getoond wordt [medeverdachte 6]
V: Dit is de zoon, [medeverdachte 6] .
O: Getoond wordt [medeverdachte 8] .
V: Die heb ik die dag gezien, bij de arrestatie.
O: Getoond wordt [medeverdachte 3] .
V: Die dag van de aanhouding was die er ook.
O: Getoond wordt [medeverdachte 1] .
V: Hij was er ook.
O: Getoond wordt [medeverdachte 4] .
V: Die was er die dag ook van de aanhouding.
O: Getoond wordt [medeverdachte 2] .
V: Die was er ook op de dag van de aanhouding.
O: Getoond wordt [medeverdachte 5] .
V: Die was er die dag op de aanhouding.
V: De mensen kwamen één voor één. [verdachte] is toen een kwartier weg geweest met die Audi. Toen kwam hij terug. Deze man was als eerst. Opmerking: [medeverdachte 8] wordt aangewezen. Hij kwam binnen via de grote deur. Die anderen kwamen ook en toen moest ik uit de kantine. De rest kwam tegelijk binnen. Opmerking: Verdachte wijst aan, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
P: Heb je ze horen praten met elkaar?
V: Nee. Ik was al weggejaagd en de deur ging dicht. Ik moest naar de kantine van [verdachte] .
P: Er was een witte vrachtwagen in de loods. En was er verder nog iets?
V: O ja, toen kwam deze meneer binnen.
Opmerking: [medeverdachte 4] wordt aangewezen.
P: Waar was iedereen toen hij aankwam?
V: Ze waren in de kantine en toen hij aankwam met de vrachtwagen kwam iedereen uit de kantine en moest ik erin. Ik zag dat die man de vrachtwagen achteruit de loods inreed.

14. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 836-844 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [getuige 1] :

Vandaag werd ik via een kennis geïnformeerd over een inval in de loods aan de [adres loods] te Kapelle. Ik heb de loods vanaf 1 februari 2019 verhuurd aan [verdachte] . Hij had een transportbedrijf en wilde de loods gaan gebruiken voor het wegzetten van vrachtwagens.

15. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor inclusief de daaraan gehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 887-925 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het verhoor van getuige [getuige 2] :

V: Wat is precies uw functie binnen [bedrijf 4] ?
A: Ik ben operationeel manager binnen de firma. Ik verzorg zee- en wegtransport van goederen voor bedrijven. [bedrijf 4] is een expediteur. In het geval van [bedrijf 2] heeft het bedrijf ons gevraagd douaneformaliteiten af te handelen.
V: Op welke wijze is het contact met [bedrijf 2] tot stand gekomen?
A: Hij, [bedrijf 2] heeft ons in 2019 benaderd om zijn zaken te behartigen. [bedrijf 2] is een importeur van groente en fruit. Met hij bedoel ik [medeverdachte 2] , de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] .
V: Sinds wanneer voert [bedrijf 4] deze werkzaamheden voor [bedrijf 2] uit?
A: Sinds januari 2019.
V: Wat betekent dit voor de werkzaamheden die [bedrijf 4] voor [bedrijf 2] uitvoert?
A: [medeverdachte 2] heeft verteld dat hij wekelijks één of twee containers met bananen c.q. ander soortig groente en/of fruit zou gaan ontvangen in de haven van Antwerpen. Omdat de lading onder pre-paid shipment word verzonden door de exporteur zou onze bemoeienis starten wanneer de container in de haven van Antwerpen is aangekomen. Het komt er op neer dat we slechts de documenten verzorgen die nodig zijn om een container van de ene naar de andere douanelocatie te vervoeren. Ik overhandig u de T1 documenten van de twee containers waar het in uw geval om gaat. Dat zijn de containers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] . In de laatste container werd de cocaïne aangetroffen. Deze T1 formulieren of MRN-documenten worden door ons per e-mail verzonden aan degene die het transport van de containers verzorgd. In dit geval [bedrijf 5] . [bedrijf 6] is een bedrijf wat de bananen weegt, keurt, vervoert en/of opslaat. Zij zijn gevestigd in Barendrecht. Geïmporteerde bananen van [bedrijf 2] gaan altijd naar [bedrijf 6] .
V: Wat betekent dit dan voor het transport in Nederland, regelt u dat ook?
A: Nee, [medeverdachte 2] / [bedrijf 2] heeft aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur van zijn voorkeur. In dit geval is dat [bedrijf 5] . Ik overhandig u een e-mailbericht, gedateerd op 10 januari 2019, afkomstig van [medeverdachte 2] . In deze mail geeft [medeverdachte 2] [bedrijf 4] de gegevens van zijn transporteur: [bedrijf 5] . Onder deze adresgegevens staat de naam [verdachte] vermeld en de contactgegevens. [medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij altijd al met deze transporteur samenwerkt.
V: Was [verdachte] degene die u telefonisch sprak?
A: Ik heb het meest met hem getelefoneerd.
V: Zijn bij de eerder geïmporteerde containers altijd dezelfde partijen betrokken geweest?
A: Ja. [medeverdachte 2] stuurde altijd een email welke containers er verwacht werden in Antwerpen. Wij gaven een transportorder uit aan de transporteur. In dit geval altijd [bedrijf 5] .
V: Wat kunt u ons verklaren met betrekking tot de container voorzien van het nummer [kenmerk 1] ?
A: Door [medeverdachte 2] wordt op 12 maart 2019 een e-mail aan ons verstuurd met de Arrival Notice van de containers met de nummers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] . Op 14 maart 2019 wordt door [medeverdachte 2] een e-mail aan ons verstuurd met betrekking tot vrijstelling van deze twee containers. De keuring van beide containers wordt door mij gepland bij [bedrijf 6] in Barendrecht op 18 maart 2019. Door mij werd transporteur [bedrijf 5] per e-mail kennisgegeven.
V: Welke telefoonnummers heeft u eigenlijk van [bedrijf 5] ?
A: Volgens mij heeft die [verdachte] 14 maart of 15 maart 2019 nog wel gebeld naar ons met de vraag of voornoemde containers ingepland konden worden.
V: Had u de indruk dat [bedrijf 5] een éénmansbedrijf betrof?
A: Ik heb ook wel eens een andere man gesproken die slecht Nederlands sprak. Ik heb de naam van deze man wel ergens opgeschreven. Ik zoek dat voor u op en laat u die naam weten.
V: De contacten die u telefonisch hebt gehad met de [bedrijf 5] waren die altijd met iemand die slecht Nederlands sprak?
A: Nee ik had voornamelijk contact met [verdachte] .
V: Wie heb je op vrijdag 15 maart gesproken en waarover?
A: Voor zover ik mij kan herinneren heeft [verdachte] een aantal malen met [bedrijf 4] gebeld met de vraag of de containers opgehaald konden worden, met andere woorden, [verdachte] wilde weten of de containers door de douane geïnspecteerd waren en vrijgegeven waren. Achteraf gezien was dit ongebruikelijk. Het kwam pusherig over maar dat is inmiddels te verklaren.
V: Heeft u altijd contact rechtstreeks contact met (de chauffeur van) [bedrijf 5] ?
A: Nee. Het contact vindt in zijn algemeenheid plaats met [verdachte] . Per uitzondering is er contact geweest met een slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende chauffeur.

16. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 926-954 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 17] :

[getuige 2] , medewerker van [bedrijf 4] , werd verhoord als getuige. Naar aanleiding van zijn verklaring zouden gegevens nader worden uitgezocht/aangeleverd.
- vraag 2:e-mailverkeer van [bedrijf 5] ?
- vraag 6:e-mail van de slecht Nederlands en gebrekkig Duits sprekende man?
Op 15 oktober 2019 werden van [getuige 2] per e-mail de volgende antwoorden ontvangen;
- vraag 2:Er is weleens gemaild onder het algemene e-mail adres met de naam [medeverdachte 4] ;
- vraag 6:Zie punt 2.

17. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 963-964 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking uitgevoerd op de [adres loods] te Kapelle. Op deze locatie werden door mij documenten aangetroffen.
• In het kantoor bevonden zich voornamelijk documenten op naam van [verdachte] .
• Ik zag dat er twee transportorders lagen op naam van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 5] . Ik zag dat het hierbij ging om containers die opgehaald moesten worden in de haven van Antwerpen en gelost bij de bedrijven in Barendrecht en Poeldijk.
• Ik zag dat er een phytosanitary certifcate aanwezig was gericht aan het bedrijf
[bedrijf 2] .
• Ik zag een factuur gericht aan [bedrijf 2] .

18. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1057-1060 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 18] en [verbalisant 19] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een personenauto, een zwarte Audi A7, voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Genoemd voertuig stond op het moment van de doorzoeking geparkeerd op het terrein van de [adres loods] te Kapelle. Het kenteken [kenteken 4] staat op naam van [verdachte] geboren [geboortedag] 1969.
In de armsteun van de middenconsole lag een transportorder met daarop de tekst:
“To: [bedrijf 5] , Date: 14-03-2019, Losadres 1: [bedrijf 6] delivery date 18-03-2019 11.00 uur. Losadres 2: [bedrijf 7] delivery date 18-03-2019 aansluitend. Pick-up: [bedrijf 10] [adres 2] . Cargo details: Container [kenmerk 3] en Container [kenmerk 1] ”.

19. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen inclusief aangehechte stukken, opgenomen als bijlage op pagina 1118-1200 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 17] :

Er vond een doorzoeking plaats op de volgende locaties;
- Locatie: [adres bedrijf 2] te Breda.
- Locatie: [adres loods] te Kapelle. Op deze locatie werden, onder andere, ook voertuigen doorzocht (te weten de Audi A7 voorzien van kenteken [kenteken 4] op naam van [verdachte] en Volvo vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 1] ).
Tijdens dit onderzoek werd door mij geconstateerd dat er (verschillende) documenten echter behorende bij één en hetzelfde containernummer werden aangetroffen op/in verschillende locaties/voertuigen.
Met betrekking tot containernummer [kenmerk 1]
Locatie:[adres bedrijf 2] te Breda.Document:1)[schip] Line NON-Negotiable Waybill;
Shipper: [bedrijf 3] , Colombia
Consignee (geadresseerde); [bedrijf 2]
Vessel (schip): [schip]
Containernummer: [kenmerk 1]
Weegplaats: Bogota
Shipped on board: 2019-02-27
Date issue of Waybill: 2019-02-28
2)[schip] Line Import factuurvoorzien van nummer [nummer 2] , factuurdatum 10 maart 2019 met betrekking tot de container met nummer [kenmerk 1]
3)[schip] Line Arrival Noticed.d. 2019-03-12 met betrekking tot de container met nummer [kenmerk 1]
Locatie:[adres loods] te Kapelle, de Audi.Document:1)Transportorderafkomstig van [bedrijf 4] aan [bedrijf 5] gedateerd op 14-03-2019 om in Antwerpen 2 containers voorzien van containernummers [kenmerk 3] en [kenmerk 1] (afkomstig van het schip [schip] ) op te halen en te vervoeren naar de losadressen. ETA (Expected Time of Arrival) op: 15-03-2019
Locatie:[adres loods] te Kapelle, de Volvo.Document:1)Ogenschijnlijk
dezelfde transportorderzoals deze in de Audi werd aangetroffen, met dat verschil dat op deze transportorder met een blauwkleurige balpen het containernummer [kenmerk 1] is onderstreept.
2)Een
MRN-documentmet betrekking tot containernummer [kenmerk 1] .
3)Een
CMRmet betrekking tot containernummer [kenmerk 1] , gedateerd op 18-03-2019, vervoer door [bedrijf 5] met een vrachtwagen voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
20. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1040-1044 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 18] en [verbalisant 19] :
Door ons werd op 18 maart 2019 een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . Het voertuig stond geparkeerd op het terrein van de [adres loods] te Kapelle, te weten links naast de loods.
Op de vloer voor de bestuurdersstoel werd een zwart lederen tas aangetroffen. Uit deze tas werden de navolgende goederen inbeslaggenomen:
- een mobiele telefoon (Blackberry);
- een Nederlands rijbewijs op naam van [medeverdachte 3] ;
- een uittreksel Kamer van Koophandel, [bedrijf 8] , met als één van de bestuurders [medeverdachte 3]
Op de vloer, voor de passagiersstoelen, lag een doos met daarin een grote nieuwe plakbandhouder. Tevens lag er eenzelfde grote plakbandhouder op het dasboard. Naast deze gebruikte plakbandhouder lagen een aantal nieuwe oranje afbreekmessen. Op de passagiersstoel lagen een blauw/zwartkleurige kniptang en een gele zak met daarin rollen vuilniszakken.
De gehele binnenzijde tot de laadruimte was afgedicht met houten platen. In de laadruimte lagen onder andere de navolgende goederen:
- een groot aantal uit elkaar gevouwen dozen, waarbij de naden op de bodem waren dichtgeplakt met bruin plakband;
- een aantal nog in elkaar gevouwen dozen;
- een doos volledig gevuld met nieuwe rollen bruin gekleurd plakband;
- drie nieuw uitziende grijze sporttassen, met in één sporttas een aantal nieuwe grote
bigshoppers van de [naam 10] ;
- een zwarte rugzak met wielen;
- een grote kniptang, zwart van kleur met oranje handvaten.

21. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1045 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 20] :

Op het terrein van de [adres loods] in Kapelle stond aan de zijkant van het pand een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 5] geparkeerd. Bij navraag bij het RDW bleek dat deze Sprinter op naam stond van een verhuurbedrijf genaamd [bedrijf 9] . Van het verhuurbedrijf ontving ik het huurcontract. Hierop stond dat deze Sprinter op 13-3-2019 verhuurd was aan [medeverdachte 3] .

22. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1047-1048 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 21] :

Op 18 maart 2019 werd een doorzoeking verricht in een bestelauto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . In de laadruimte lag een grote kniptang. De grote kniptang herken ik verbalisant als een zogenaamde betonschaar of boutentang. Het is mij ambtshalve bekend dat een dergelijke tang word gebruikt om de verzegeling van (zee)containers te verbreken/door te knippen.

23. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1253-1259 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 22] :

Op 27 maart 2019 werd op de parkeerplaats aan de achterzijde van Hotel [hotel] te Berkel-Enschot aangetroffen, een grijze Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 6] . De kentekenhouder bleek te zijn: [medeverdachte 1] . Ik zag dat de beelden van 18 maart 2019 aan mij werden getoond. Er bleek dat omstreeks 05.37.30 uur een grijze personenauto werd geparkeerd op de parkeerplaats. Ik zag dat het voertuig op de beelden overeenkwam met het model en de vorm van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo. Er is te zien dat om 05.37.17 uur een lang model bestelbus, wit van kleur, in beeld komt. Direct daarachter volgde een klein model auto die tevens de parkeerplaats opreed. De bestuurder heeft het voertuig niet verlaten. Tevens werd duidelijk zichtbaar dat het voertuig blauw danwel paars van kleur was. De bestuurder van het op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig, verder man 1 genoemd, parkeerde het voertuig achteruit in een parkeervak. De bestuurder van de witte bestelbus, verder man 2 genoemd, zette de bestelbus stil. Op dat moment stapte man 2 uit en liep naar de bestuurderszijde van het voertuig gelijkend op een Volkswagen Polo. Man 1 opende zijn deur. Nadat man 2 ongeveer 10 seconden in de deuropening stond, stapte man 1 uit. Ik zag dat man 2 vermoedelijk met zijn hand in de richting van het kleine model auto wees, waarna hij terug keerde naar de bestelbus en dat man 1 doorliep in de richting van het kleine model auto. Ik zag dat man 1 instapte als bijrijder in het klein model auto. Ik zag dat man 2 aan de bestuurderszijde van de bus instapte. Ik zag in de bestelbus een bijrijder zitten maar ik kon geen uiterlijke kenmerken waarnemen. Daarna reed eerst de bestelbus de parkeerplaats af, direct gevolgd door de kleine auto.
Ik zag dat het op een Volkswagen Polo gelijkend voertuig gelijkenissen vertoonde met de in beslag genomen Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 6] . Ik zag dat de witte bestelbus gezien op de beelden veel uiterlijk gelijkende kenmerken had met een in het onderzoek inbeslaggenomen Mercedes Sprinter, wit van kleur, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . Ik zag dat er in het onderzoek een Peugeot 208, paars/blauw van kleur, in beslag genomen werd, ter plaatse aan de [adres loods] te Kapelle. In dit voertuig werd aangehouden als verdachte [medeverdachte 5] (geboren: [geboortedag] -1970). Hij zat op de stoel aan de bestuurderszijde. Ik zag dat het voertuig zoals beschreven op de beelden als
“klein model auto”, gelijkenissen vertoonde met de inbeslaggenomen Peugeot 208. Ik zag dat de kleur van deze Peugeot, de vorm van de achterlichten en het model van het voertuig, gelijkenissen vertoonden. Later in het onderzoek is gebleken dat verdachte [medeverdachte 3] de huurder was van de in beslaggenomen witte Mercedes Sprinter.

24. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1290-1298 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 23] :

In het onderzoek werd een vrachtauto met het kenteken [kenteken 1] doorzocht. In een vak van het dashboard van het voertuig werd navigatieapparatuur aangetroffen van het merk TOMTOM. Nadat het toestel door mij werd ingeschakeld zag ik dat het menu werd weergegeven in de Bulgaarse taal.

25. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1341-1352 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 23] :

Bij de aanhoudingsfouillering van verdachte [medeverdachte 2] , geboren te [medeverdachte 2] op [geboortedag] 1971, werd een mobiele telefoon aangetroffen van het merk en type Samsung S6.
Gebruiker:[medeverdachte 2]
Internetgeschiedenis:15 maart 2019 tussen 16.17 uur en 16.40 uur in totaal 55 zoekopdrachten waarbij
“ [schip] ”en
“track&trace”en containernummer
“ [kenmerk 1] ”worden gebruikt. Uit de tijdlijn blijkt dat in de periode van 8 juli 2012 tot 17 maart 2019 alleen op de datum 15 maart 2019 gezocht wordt op “ [schip] ” in combinatie met “track&trace”.

26. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1326-1330 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 17] :

Van de in beslag genomen gsm’s werd gezien dat het zeven crypto-gsm’s betroffen. Met crypto-gsm’s worden gsm’s bedoeld waarbij maatregelen zijn getroffen om communicatie af te schermen. Deze telefoons werden bij [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] (2x) tijdens de fouillering in de kleding aangetroffen. Er is één telefoon aangetroffen in een tas bij de bestuurdersstoel van de Mercedes Sprinter ( [kenteken 5] ). Dit voertuig werd gehuurd door [medeverdachte 3] .

27. De afzonderlijk schriftelijke bescheiden, te weten de Encrochat-gegevens, in de periode van 26 maart 2020 tot en met 2 juni 2020:

Time: Sender-id: Message:
2020-04-23 [naam 1] @ [mailadres] BV was al heet, maar er is ook getipt.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Fruit is niet interessant.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Teveel verlies per container.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Ik zit vast voor 1500 in bananen.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] Bananenbedrijf in Ned was van mij en me mensen.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] 1 keer 2500 goed.
2020-05-09 [naam 1] @ [mailadres] 1500 fout.
2020-04-18 [naam 2] @ [mailadres] [alias 4] en ik spreken elkaar dagelijks.
2020-04-18 [naam 7] @ [mailadres] Dat is toch normaal, jullie zijn partners.
2020-04-26 [naam 7] @ [mailadres] We hebben een keer iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen.
2020-04-26 [naam 2] @ [mailadres] Ja, we moeten verder hoe dan ook.
De Encrochat-gebruiker ‘ [naam 1] ’ is geïdentificeerd als: [medeverdachte 5] ( [geboortedag] -1970).
De Encrochat-gebruiker ‘ [naam 2] ’ is geïdentificeerd als: [medeverdachte 3] ( [geboortedag] 1971).
Het account ' [naam 2] ' wordt bij de gebruikers van Encrochat-accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen: ' [alias 6] ' en ' [alias 7] '.
Het account ' [naam 1] ' wordt bij de gebruikers van de Encrochat-accounts waarmee contact wordt onderhouden, opgeslagen onder de volgende aliassen: " [naam 1] " en " [alias 1] " en " [alias 2] " en " [alias 3] " en " [alias 4] " en " [alias 5] " en " [alias 8] " en " [alias 9] " en " [alias 10] ".
28.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 1495-1496 van het proces-verbaal genummerd 2019062106, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 24] :
Om inzicht te krijgen in de financiële positie en geldstromen van [verdachte] werd verzocht om alle beschikbare gegevens bij ICOV (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen) van de verdachte. Het vermogensverschil van inkomsten en uitgaven van het bedrijf betrof in 2014: € 23.107,- en in 2017: € 8.761,-. In 2015, 2016 en 2018 was dit nihil