Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Veere. De eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester om geen handhavingsbesluit te nemen met betrekking tot een geplande paardenrommelmarkt op 9 maart 2019. De burgemeester had eerder aan eiser meegedeeld dat het organiseren van een dergelijk evenement zonder evenementenvergunning verboden was volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Eiser had op 6 maart 2019 een melding gemaakt voor een klein evenement op 6 april 2019, maar de burgemeester weigerde een handhavingsbesluit te nemen, wat eiser als onterecht beschouwde.
De rechtbank oordeelde dat het e-mailbericht van de burgemeester van 6 maart 2019 niet kwalificeerde als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet afkomstig was van een bestuursorgaan en niet op rechtsgevolg gericht was. Eiser had verzocht om een appellabel besluit, maar de burgemeester weigerde dit. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester het bezwaar van eiser ten onrechte ontvankelijk had geacht, omdat het verzoek van eiser geen aanvraag was in de zin van de Awb. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.
De rechtbank oordeelde verder dat de burgemeester in de proceskosten van eiser moest worden veroordeeld en dat het griffierecht aan eiser moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.