ECLI:NL:RBZWB:2021:847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
02-265323-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Sterk
  • mr. Prenger
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na inbeslagname van groot geldbedrag in verborgen ruimte van auto

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak kwam aan het licht na de inbeslagname van een bedrag van € 176.500,00, dat op 28 oktober 2019 in een verborgen ruimte van een auto werd aangetroffen. De verdachte meldde zich als eigenaar van dit geld, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij tijdens de ten laste gelegde periode de beschikking had over de in beslag genomen coupures of dat hij bij deze coupures betrokken was geweest. De rechtbank oordeelde dat er weliswaar een vermoeden van witwassen bestond, maar dat dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdachte had verklaard dat hij het geld via een neef had uitgeleend, maar kon geen verdere details geven over deze transactie. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte niet overtuigend genoeg was om aan te tonen dat het geld een legale herkomst had, maar dat er ook onvoldoende bewijs was om hem schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde witwashandelingen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/265323-20
vonnis van de meervoudige kamer van 2 maart 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1987 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman: mr. J. Blakborn, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 februari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit bewezen. Op 28 oktober 2019 werd in een voertuig in een verborgen ruimte een geldbedrag van € 176.500,00 aangetroffen.
Ten aanzien van dit geldbedrag is sprake van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft zich gemeld als de eigenaar van dit geld en heeft verklaard dat hij dit via zijn neef had uitgeleend aan een derde. Verdachte wil echter geen namen noemen en kan zich niet herinneren wanneer hij het geld heeft uitgeleend. Er zijn volgens hem ook geen afspraken gemaakt over wanneer hij het geld terug zou krijgen, terwijl het om een aanzienlijk bedrag gaat. Daar komt bij dat de inkomsten van verdachte vanaf 2018 niet dermate hoog waren, dat daaruit kan worden verklaard dat hij zomaar een dergelijk groot bedrag kan missen. Met de verklaring van verdachte is het vermoeden van witwassen dan ook niet ontzenuwd en kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. Dit maakt dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden en dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Verdachte heeft een duidelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geldbedrag van € 176.500,00. Hij heeft in het verleden aanzienlijke bedragen verdiend als professioneel voetballer en daarmee een behoorlijk legaal vermogen opgebouwd. Verdachte had dit geldbedrag contant in huis liggen, wat ook blijkt uit de ingebrachte schriftelijke bescheiden en getuigenverklaringen. Hij heeft dit geld via een neef uitgeleend aan een derde. Verdachte wil om voor hem moverende redenen geen namen noemen. Dit enkele feit rechtvaardigt geen verdenking van witwassen. Verdachte heeft het door hem uitgeleende geldbedrag op legale wijze verkregen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op 28 oktober 2019 een contant geldbedrag ter hoogte van
€ 176.500,00 in beslag is genomen onder [Naam] . Het geld bevond zich in verschillende gesealde pakketten in een verborgen ruimte van een auto, waarin [Naam] reed. Verdachte wordt verweten dit geldbedrag te hebben witgewassen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag kan worden gesproken van een vermoeden van witwassen gelet op de hoogte van het bedrag, de aangetroffen coupures en de wijze van vervoer.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij de eigenaar is van de in beslag genomen € 176.500,00 en dat hij dit bedrag in 2018 via een door hem onbenoemde neef heeft uitgeleend aan een derde van wie hij de naam niet wil noemen. Wat daar ook van zij, op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode op enig moment de beschikking heeft gehad over de onder [Naam] in beslag genomen coupures of dat hij bij die coupures is betrokken geweest. Reeds daarom kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat verdachte zich ten aanzien daarvan schuldig heeft gemaakt aan een van de ten laste gelegde witwashandelingen. De rechtbank komt derhalve niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
spreekt verdachte vrijvan het aan hem ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk, voorzitter, mr. Prenger en mr. Dijkman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
2 maart 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2019 tot en met 28 oktober 2019 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, en/of te Rotterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van € 176.500,00, in ieder geval een geldbedrag,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp is en/of dat voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
artikel 420bis lid 1 onder a en/of b jo. artikel 420bis.1 Wetboek van Strafrecht