Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Café Parkzicht B.V.,
[gedaagde 2] ,
[gedaagde 3] ,
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
- Tussen InBev en Parkzicht is een (onder)huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte op de begane grond met bijbehorende aanhorigheden en de (on)zelfstandige woonruimte op de eerste en tweede verdieping van het pand, staande en gelegen aan de [adres 2] te Breda (verder te noemen: “het gehuurde”).
- [gedaagde 2] is uit hoofde van de huurovereenkomst in privé aansprakelijk jegens Inbev tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van huurder voortvloeiend uit de huurovereenkomst;
- Het gehuurde is volgens de huurovereenkomst uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als horecabedrijf met primaire drankfocus.
- InBev en Parkzicht hebben tevens een drankleverantieovereenkomst gesloten, welke overeenkomst toeziet op de exclusieve levering van de bieren en overige dranken van InBev.
- Zowel in de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de huurovereenkomst (artikel 18.1), als de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de drankleverantieovereenkomst (artikel 1.8 lid 5) is bepaald dat InBev te allen tijde zelf bepaalt aan welke openstaande vordering uit welke hoofde dan ook enige betaling wordt toegerekend.
- Parkzicht heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling voor de huur en de drankleveranties.