ECLI:NL:RBZWB:2021:981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV met betrekking tot haar bezwaren tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 24 november 2019 en de weigering van een WIA-uitkering per 17 december 2019. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die bevoegd is om het beroep te behandelen. Op 18 november 2020 heeft het UWV op de bezwaren beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

Het UWV heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.

De rechtbank concludeert dat het UWV gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog op de bezwaarschriften te beslissen. Daarom wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 267,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank het gewicht van de zaak als licht heeft aangemerkt. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 4 maart 2021 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9037 WIA
uitspraak van 4 maart 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. D.M. Gijzen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar bezwaren gericht tegen de beëindiging van de Ziektewet-uitkering met ingang van 24 november 2019 en de weigering van een WIA-uitkering met ingang van 17 december 2019. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden aan deze rechtbank, omdat deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
Bij besluit van 18 november 2020 heeft het UWV op de bezwaren beslist.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 27 januari 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 18 november 2020 dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door naar aanleiding van het beroep alsnog op de bezwaarschriften te beslissen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.