ECLI:NL:RBZWB:2021:981
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV met betrekking tot haar bezwaren tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 24 november 2019 en de weigering van een WIA-uitkering per 17 december 2019. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die bevoegd is om het beroep te behandelen. Op 18 november 2020 heeft het UWV op de bezwaren beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
Het UWV heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank concludeert dat het UWV gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog op de bezwaarschriften te beslissen. Daarom wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 267,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank het gewicht van de zaak als licht heeft aangemerkt. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 4 maart 2021 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.