In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. Harten, heeft VHM BV, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.N. Peijnenburg, aangeklaagd. Verzoeker heeft in 2020 en 2021 ketamine aan VHM geleverd onder eigendomsvoorbehoud, maar VHM heeft nagelaten de gecrediteerde goederen te retourneren en openstaande facturen te voldoen. Verzoeker wil door middel van het getuigenverhoor vaststellen wat er met de geleverde goederen is gebeurd en wie verantwoordelijk is voor de mogelijke onrechtmatige verkoop van deze goederen. VHM heeft verweer gevoerd en betwist dat er goederen zijn geleverd en dat verzoeker recht heeft op het houden van een getuigenverhoor. De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker voldoende belang heeft bij het verzoek en dat de eisen voor toewijzing zijn voldaan. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat er vier getuigen zullen worden gehoord, waarbij verzoeker 14 dagen voor het verhoor de namen van de getuigen moet doorgeven. De rechtbank heeft ook de procedurele stappen uiteengezet die verzoeker en VHM moeten volgen in de aanloop naar het getuigenverhoor.