ECLI:NL:RBZWB:2022:1031

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1298
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, die haar op 13 augustus 2020 was toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,91%. Na bezwaar van eiseres heeft het UWV dit percentage verhoogd naar 58,67%. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 januari 2022 zijn zowel eiseres als haar gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig geweest.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres, waaronder concentratieproblemen en vermoeidheid, in hun beoordeling meegenomen. De rechtbank oordeelt dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in twijfel trekken. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van het UWV ondermijnen.

De rechtbank heeft de functies die het UWV aan eiseres heeft voorgelegd, als passend beoordeeld. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2020 heeft vastgesteld op 58,67%. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1298 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend.
In het besluit van 12 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 19 januari 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, [naam vertegenwoordiger] als gemachtigde van eiseres en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als jobhunter bij de gemeente [plaatsnaam 2] via [naam bedrijf 1] . Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege de gevolgen van een hersenschudding als gevolg van een kofferbakdeksel dat zij tegen haar hoofd kreeg.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 2 juni 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,91%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres per 2 juni 2020 niet voor 50,91%, maar voor 58,67% arbeidsongeschikt moet worden geacht.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2020 heeft vastgesteld op 58,67%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken tijdens een telefonisch spreekuur van 25 juni 2020 en een telefonisch spreekuur van 17 juli 2020. Hij heeft gerapporteerd dat er geen reden te zien voor een uitzondering zoals bedoeld in de standaard GDBM. Eiseres is immers niet opgenomen, niet bedlegerig gedurende het grootste deel van de dag, wel ADL-zelfstandig en er is geen ernstige stoornis op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren. Tenslotte is er ook geen levensverwachting korter dan een jaar. Eiseres is derhalve belastbaar te achten.
Wel ziet [naam verzekeringsarts 1] beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. Eiseres geeft onder meer aan klachten te ervaren van concentratie- en geheugenvermindering. De verzekeringsarts ziet daar geen evidente tekenen van, en daarvan blijkt hem ook niet uit de overige informatie. Bij de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling merkte zijn collega Raad zijns inziens terecht op:
“Beperkingen op het gebied van concentreren kunnen eventueel worden verwoord onder punt 1.1 en 1.2 in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) (vasthouden van de aandacht en verdelen van de aandacht) en op het gebied van geheugen onder punt 1.3 (herinneren). Voor het aangegeven van een beperking op deze punten moet volgens de definitie sprake zijn van ernstige psychische stoornis of een stoornis met ernstige schade van de hersenen. Vuistregel voor een beperking op ‘aandacht’ is daarbij dat als de zelfverzorging normaal is en zeker als de rol in het samenlevingsverband normaal is, geen sprake kan zijn van een stoornis in het vasthouden en verdelen van de aandacht als bedoeld onder deze beoordelingspunten. Een andere belangrijke indicatie is bijvoorbeeld adequate deelname aan het beoordelingsgesprek. Om van een beperking te kunnen spreken op ‘herinneren’ moet de continuïteit van het handelen gevaar lopen. Daarbij dient ook te worden opgemerkt dat bij onderzoek naar aandacht en geheugen in het kader van het opstellen van het behandelplan in januari ’19 geen aanmerkelijke beperkingen op deze gebieden werden vastgesteld. In deze casus kan van een beperking op deze punten om bovenstaande redenen dan ook geen sprake zijn.”
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] acht dat citaat onveranderd van toepassing. Hij constateert dat het gebeuren een forse impact heeft gehad en acht dat ook zeer invoelbaar. Er dienen enkele beperkingen op preventieve grond op persoonlijk en sociaal functioneren te worden aangenomen (voor beperkte prikkelverwerking en om verdere overbelasting te voorkomen). In goed passende arbeid ziet de verzekeringsarts noch op energetische, noch op preventieve gronden, reden voor een urenbeperking. Ook is er geen medisch voorgeschreven behandeling waarmee eiseres een of meer werkdagen of delen ervan niet beschikbaar is voor arbeid.
Gelet op het voorgaande overweegt verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] dat er benutbare mogelijkheden zijn voor arbeid, maar met beperkingen. De klachten acht hij plausibel en consistent. Vanuit de curatieve sector is immers een afwijking geconstateerd waarvoor behandeling is ingezet. Daarnaast ziet de verzekeringsarts afwijkingen passend bij de medische situatie en hij acht het reëel uit te gaan van een zekere kwetsbaarheid. Eiseres is daarom aangewezen op niet te zwaar belastend werk.
De verzekeringsarts verwacht op korte termijn geen belangrijke veranderingen in de medische situatie van eiseres en heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 20 juli 2020.
4.2
Arts b&b [naam arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] de beschikbare medische gegevens bestudeerd, eiseres gezien op de hoorzitting van 30 november 2020 en haar aansluitend onderzocht.
[naam arts] is van mening dat eiseres aanvullend beperkt is voor bovennormale stofexpositie en expositie aan industriële gassen en/of dampen, nu zij bekend is met astma. Normale milde blootstelling in bijvoorbeeld kantoor- en industrieel werkklimaat acht zij wel mogelijk, want het is een milde vorm, waarbij eiseres maar één of twee keer per jaar medicatie behoeft. Er is geen sprake van ernstig reactief astma.
Wat betreft beperkingen voor concentreren, verdelen van de aandacht en herinneren, volgt de arts b&b de overwegingen van de primaire verzekeringsarts: Voor het aangegeven van een beperking op deze punten moet sprake zijn van een ernstige psychische stoornis of een stoornis met ernstige schade van de hersenen. Dat blijkt bij eiseres niet, zonder te stellen dat zij geen beperkingen ervaart in het dagelijks leven en mogelijk momenteel niet functioneert zoals vóór het ongeval.
Met de in de FML vastgelegde beperkingen wordt volgens [naam arts] voldoende rekening gehouden met de verminderde psychische belastbaarheid. De door eiseres subjectief ervaren cognitieve beperkingen zijn niet geobjectiveerd, blijkens het neuroassessment bij Revant. Dit strookt met het eigen onderzoek: de aandacht is goed te trekken en te behouden gedurende het gesprek van 70 minuten, tevens zijn feiten en data goed reproduceerbaar. Eiseres geeft aan afgeleid te zijn door de reflectie van haarzelf in het plexiglas, waar overigens geen uitingen van op te merken zijn. Met deze geclaimde verhoogde afleidbaarheid wordt eiseres reeds voorzien in de FML. Toch is zij ook in staat cognitief, zeker waar het gaat over aandacht, aandacht verdelen en concentratie, zeer complexe handelingen als autorijden uit te voeren.
Daarnaast claimt eiseres beperkingen voor zien, horen, lezen, omgaan met conflicten en samenwerken. Deze beperkingen kent de verzekeringsarts b&b niet toe. Volgens de oogarts is er een convergentie insufficiëntie, tevens een afwijkende sterkte die reeds wordt gecorrigeerd door middel van een passende bril, waarvan de sterkte niet onlangs is gewijzigd.
Meegebracht papierwerk wordt zonder zichtbare moeite gehanteerd en geïnterpreteerd. Daarnaast geeft eiseres aan dat zij boeken leest, zodat beperkingen voor ‘zien’ en ‘lezen’ niet aan de orde zijn.
Dat geldt ook voor horen, aangezien eiseres geen blijk geeft daar moeite mee te hebben tijdens de hoorzitting. Omgaan met conflicten en samenwerken zijn reeds beperkt in de FML. Arts b&b [naam arts] acht eiseres in staat tot telefonische of schriftelijke conflicthantering, gezien het vrij gedetailleerde bezwaarschrift dat zij naar eigen zeggen zelfstandig heeft opgesteld. Daarbij geldt dat eiseres is aangewezen op een prikkelarme, rustige werkomgeving (visueel/auditief). Eiseres geeft in bezwaar meerdere FML items aan waarin zij (sterker) beperkt zou moeten worden en geeft daarmee de subjectieve beleving van de klachten weer. Bij het invullen van de FML dient echter te worden uitgegaan van het medisch objectiveerbare deel van de klachten die leiden tot beperkingen in arbeid. Daarom stelt [naam arts] dat de beperkingen voor het overgrote deel in lijn zijn met hetgeen geobjectiveerd kan worden.
Het gegeven dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico, namelijk
niet werken op hoogten, aan draaiende niet afgeschermde machines, dan wel het besturen van voertuigen, dekt volgens haar de duizeligheidsklachten van eiseres voldoende.
De arts b&b ziet geen medische indicatie voor een urenbeperking, conform de mening van
voorgaande rapporteur. Met het duiden van functies met behulp van de FML, aangepast op de belastbaarheid van eiseres, wordt er vanuit gegaan dat zij deze voor haar geschikt bevonden werkzaamheden gedurende een volledige werkweek kan volhouden. Volgens de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ voldoet eiseres niet aan een van de indicaties voor urenbeperking.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de arts b&b met de correctie als in haar rapportage van 10 februari 2021 aangegeven, neergelegd in de FML van 10 februari 2021.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij niet 2 à 4 uur aaneen kan werken. Zij wijst daarbij naar verklaringen van Werkservicepunt Zeeuws-Vlaanderen, [naam bedrijf 2] en een buurvrouw. Uit de eerste twee verklaringen blijkt volgens eiseres dat zij niet (meer) kan werken en de buurvrouw geeft aan dat eiseres na de hoorzitting zodanig was vermoeid dat zij niet meer naar huis kon komen, waarop de buurvrouw dat voor eiseres heeft moeten organiseren. Eiseres stelt dat het UWV hiernaar volstrekt onvoldoende onderzoek heeft verricht. Het vrijwilligerswerk dat zij voor [naam bedrijf 2] probeerde te doen was bovendien nog in overleg met het UWV georganiseerd. Verder wijst eiseres er op dat het UWV stelt dat zij de hoorzitting kon volhouden, maar juist omdat zij het laatste kwartier daarvan niets meer kon opnemen, is haar desgevraagd door de voorzitter van de hoorcommissie aangeboden daarvan schriftelijk verslag te doen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de problemen van concentratie en verdelen van de aandacht, maar ook de gestelde rustbehoefte van eiseres. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verklaringen waar eiseres naar heeft verwezen niet van de hand van medici zijn en als uitkomst van medisch onderzoek kunnen worden gezien.
Hoewel de rechtbank in navolging van de verzekeringsartsen invoelbaar acht dat het eiseres minder gaat dan vóór haar ongeval zijn er in het dossier geen objectief medische gedingstukken aanwezig die kunnen leiden tot twijfel aan de vaststelling van de medische beperkingen in de FML van 10 februari 2021.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in die FML de te objectiveren beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111660), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 13 augustus 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 11 februari 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,67%. Omdat eiseres specifiek tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2020 heeft vastgesteld op 58,67%.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.