ECLI:NL:RBZWB:2022:1033

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag schuldhulpverlening en procesbelang

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had een aanvraag voor schuldhulpverlening ingediend, welke door het college op 12 juni 2020 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 15 september 2020. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 10 februari 2022. Het college was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser zich in november 2019 had gemeld voor schuldhulpverlening, maar dat het college de aanvraag had afgewezen op basis van onvoldoende aflossingscapaciteit door hoge woonlasten en andere financiële verplichtingen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de eiser voldoende procesbelang had bij zijn beroep. Dit procesbelang is essentieel voor de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser sinds 1 november 2021 niet meer op het adres stond ingeschreven waar de uitnodiging voor de zitting naartoe was gestuurd. Hierdoor kon hij niet meer deelnemen aan een schuldhulpverleningstraject van de gemeente Tilburg, zelfs als zijn beroep gegrond zou worden verklaard.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen procesbelang meer had en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9105 WGS

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 juni 2020 (primaire besluit) heeft het college eisers aanvraag om schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) afgewezen.
In het besluit van 15 september 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 februari 2022. Hierbij was namens het college [naam vertegenwoordiger verweerder] aanwezig. Eiser is niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Op 25 november 2019 heeft eiser zich bij het team Schuldhulpverlening van de gemeente Tilburg gemeld voor hulp. Hij wil graag een oplossing voor zijn schulden.
Met het primaire besluit heeft het college eisers verzoek om schuldhulpverlening afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het college stelt dat eiser niet in aanmerking komt voor een minnelijk traject, omdat hij als gevolg van onder meer te hoge woonlasten en de bijtelling van zijn leaseauto onvoldoende aflossingscapaciteit heeft om zijn schulden te kunnen aflossen. Hierdoor is een schuldhulpverleningstraject niet realiseerbaar. Dat er krapte is op de woningmarkt laat volgens het college onverlet dat eiser vanwege zijn hoge uitgaven niet kan reserveren uit zijn inkomsten om zijn schuldeisers te betalen.
2.
Beroepsgronden
Eiser stelt dat het college zijn belangen onvoldoende heeft meegewogen bij de afwijzing van zijn verzoek om schuldhulpverlening. Eiser heeft zich al in februari 2019 gemeld bij het college om hulp bij zijn schulden. Het kan niet zo zijn dat dan pas 1½ jaar later wordt gesteld dat er geen traject kan worden opgestart. Daarnaast wordt eiser verwezen naar goedkopere woonruimte maar het verkrijgen van een goedkoper huis is onmogelijk.
3.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt voor of het college op goede gronden eisers verzoek om schuldhulpverlening heeft afgewezen.
Aan deze beoordeling kan echter pas worden toegekomen als er sprake is van een voldoende procesbelang. Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het betreft niet de vraag óf eiser gelijk heeft, het gaat erom of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat zou hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. De vraag of nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van een besluit dient te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die uiterlijk ter zitting bekend zijn geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen of onvoldoende procesbelang. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft de uitnodiging voor de zitting aan het laatst bekende adres van eiser in [plaatsnaam 2] verzonden. Omdat de rechtbank die uitnodiging retour ontving, is in de Basisregistratie personen eisers adres gecontroleerd. Uit die controle is gebleken dat eiser sinds 1 november 2021 in [plaatsnaam] ingeschreven staat. Omdat eiser niet langer in [plaatsnaam 2] staat ingeschreven, kan hij niet meer worden toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject van de gemeente Tilburg. Ook al zou eisers beroep gegrond worden verklaard dan kan hij daarmee niet meer bereiken wat hij beoogt. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank zal eisers beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Hierdoor kan niet worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van dat beroep.
4.
Conclusie
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 3 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.