De curator maakt [naam 2] in de kern het verwijt dat hij de noodzaak van (de niet verkregen) financiering zelf heeft gecreëerd. De weigering van ABN AMRO om de financiering om te zetten in een langlopende financiering is volgens de curator het gevolg van kennelijk onbehoorlijk bestuur van [naam 2] . Alleen met respijt van ABN AMRO konden de PL-vennootschappen nog overeind blijven. De curator verwijt [naam 2] dat deze situatie het gevolg is van beslissingen die [naam 2] heeft genomen in de periode vóór 21 maart 2011, waarin hij als enig en zelfstandig bestuurder zeggenschap had en die kwalificeren als kennelijk onbehoorlijk bestuur. Mede onder verwijzing naar een door SBV opgesteld rapport voert de curator ter onderbouwing van zijn verwijt aan dat:
1) een te snelle groei een belangrijke factor is geweest voor het ontstaan van de financiële problemen omdat daarvoor bijzonder veel vreemd vermogen met hoge financieringslasten werd aangetrokken,
2) het bedrijfsmodel is losgelaten waarbij vóór realisatie, aankoop of uitbreiding van een coldstore werd gezorgd voor voldoende bezetting zodat de operationele- en financieringslasten konden worden gedragen,
3) vaste activa met kortlopende schulden werden gefinancierd,
4) sprake was van fictieve inbreng van eigen vermogen en het kunstmatig ophogen van de benodigde financiering voor projecten,
5) onnodig werd besloten tot uitbreiding van bestaande coldstores en tot ontwikkeling van nieuwe coldstores,
6) er hoge interestlasten waren op leningen van informals,
7) gezonde coldstores werden belast met niet noodzakelijke financieringen om gaten elders te dichten,
8) de onderlinge intercompany-verhoudingen ondoorzichtig waren,
9) er te veel nadruk lag op de ontwikkeling en realisatie van nieuwe coldstores in plaats van op de bezettingsgraad van bestaande coldstores om zo de exploitatie rendabel te maken.
Dit alles heeft geleid tot een zwakke liquiditeitspositie en negatieve resultaten. Dat was niet enkel het gevolg van gebeurtenissen in het Verenigd Koninkrijk en Rusland. [naam 2] heeft voorts nagelaten de PL-vennootschappen dusdanig te financieren en in te richten dat zij (door middel van financiële buffers) bestendig waren tegen tegenvallers en risico's zoals die zich in het Verenigd Koninkrijk en Rusland hebben voorgedaan. Verder had [naam 2] als bestuurder ervoor moeten zorgen dat een situatie als een financiële crisis, of de moeite die er moest worden gedaan om een langlopende financiering te krijgen, op kon worden gevangen door de PL-vennootschappen. [naam 2] had ook daartoe buffers moeten inbouwen en niet de ondernemingen met zoveel (kort) vreemd vermogen moeten financieren. [naam 2] heeft vervolgens in de periode 2009-2010 niets gedaan om de negatieve resultaten te veranderen, aldus de curator.