ECLI:NL:RBZWB:2022:1087

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 246
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugbetalingsplicht studiekosten door DUO na niet-voltooiing Masteropleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de terugbetalingsplicht van studiekosten. Eiser ontving in de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 een lerarenbeurs voor de Master of Business Administration aan de Hogeschool NCOI, maar voltooide de opleiding niet. DUO stelde dat eiser zijn opleiding niet had afgerond en dat hij daarom de ontvangen subsidie moest terugbetalen. Eiser voerde aan dat hij door medische klachten, waaronder hartproblemen en psychische klachten, niet in staat was om zijn studie af te ronden.

De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van DUO, waarin het bezwaar tegen de terugbetalingsplicht ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 1 december 2020 werd het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie in te dienen. Eiser overhandigde medische gegevens van zijn huisarts en cardioloog, maar de medisch adviseur concludeerde dat er geen objectieve medische redenen waren die eiser zouden hebben belet om de benodigde studiepunten te behalen.

De rechtbank oordeelde dat DUO zich op het standpunt had kunnen stellen dat de persoonlijke omstandigheden van eiser geen bijzondere reden vormden om van de Regeling Lerarenbeurs af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de terugbetalingsplicht van eiser blijft bestaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor subsidieontvangers om aan de voorwaarden van de regeling te voldoen, en dat persoonlijke omstandigheden niet altijd voldoende zijn om een uitzondering te maken op de regels.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/246 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. N. Latka,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 december 2017 (primaire besluit) heeft DUO aangegeven dat eiser zijn opleiding Master of Business Administration niet heeft voltooid en dat hierdoor een terugbetalingsplicht bestaat voor de door eiser ontvangen subsidie voor de studiekosten (lerarenbeurs) over de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013. Het beroep op de hardheidsclausule wordt afgewezen.
In het besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 december 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en drs. P.M.S. Slagter namens DUO.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Nadat partijen daartoe toestemming hebben gegeven heeft de rechtbank op 24 januari 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft in de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 een subsidie ontvangen voor de studiekosten (lerarenbeurs) voor de tweejarige opleiding Master of Business Administration aan de Hogeschool NCOI. Deze subsidie werd als voorschot aan eiser uitbetaald. Eiser heeft deze studie niet voltooid.
Op 21 augustus 2017 heeft DUO bewijsstukken opgevraagd waaruit blijkt hoeveel ECTS (studiepunten) eiser heeft behaald. DUO geeft daarbij aan:
“Als u uw beurs intrekt of als u stopt met uw opleiding ontstaat in principe een terugbetalingsplicht van het door u ontvangen bedrag. Echter voor iedere 30 ECTS die u heeft behaald voor uw opleiding (vrijstellingen tellen hierbij ook mee) brengen wij één jaar op de totale terugbetalingsverplichting in mindering. Heeft u minimaal 30 ETCS behaald, dan ontvangen wij graag de volgende bewijsstukken …”
Eiser heeft in een emailbericht van 3 oktober 2017 aangegeven dat hij vanwege hartproblemen in 2012 tijdelijk is gestopt mijn zijn werk en studie. DUO heeft op 24 oktober 2017 aangegeven dat dit emailbericht zal worden opgevat als een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule.
Bij besluit van 19 december 2017 heeft DUO aangegeven dat het beroep op de hardheidsclausule wordt afgewezen en het collegegeld dat eiser in de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 heeft betaald niet op de terugbetalingsplicht in mindering wordt gebracht.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Op 6 november 2019 heeft medisch adviseur [naam medisch adviseur] na onderzoek geconcludeerd dat het eiser is aan te rekenen dat hij niet tenminste 30 studiepunten heeft behaald.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. DUO wijst erop dat de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat het eiser is aan te rekenen dat hij niet ten minste 30 studiepunten heeft behaald. Daarom kan in de situatie van eiser geen toepassing worden gegeven aan de hardheidsclausule. De vaststelling van de subsidie lerarenbeurs over de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 blijft ongewijzigd ten opzichte van het primaire besluit.
Beroepsgronden
3. Eiser stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor de studie. Op een bepaald moment was hij niet meer in staat de studie voor te zetten. Voor eiser, die weduwnaar is, was sprake van een zware periode Hij heeft de opleiding aan de NCOI niet meer voort kunnen zetten omdat hij dan € 25.000,- extra zou moeten betalen. Hij heeft wel de master Financieel Management afgerond. Eiser wijst erop dat hij met medische klachten, waaronder hartproblemen en psychische klachten, kampte en daardoor zijn studie niet heeft kunnen afronden.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling van het geschil

5. Op de toekenning van de lerarenbeurs is de Regeling Lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-2011 (de Regeling) van toepassing. Op grond van deze Regeling kan DUO voor ten hoogste drie jaar subsidie verlenen voor opleidingen. De subsidie wordt verstrekt als voorschot. Voor een jaar subsidie staan 30 studiepunten. De studiepunten moeten worden behaald binnen een termijn van zes jaar.
Eiser heeft een lerarenbeurs aangevraagd voor de tweejarige opleiding Master of Business Administration. Hij heeft een beurs toegekend gekregen voor de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013. Hij diende voor deze opleiding in totaal 60 studiepunten te behalen.
Vast staat dat eiser niet de benodigde 30 studiepunten per jaar heeft gehaald. Hiermee heeft hij niet voldaan aan het bepaalde in artikel 13 van de Regeling en de gestelde voorwaarden. Volgens artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de subsidie lager worden vastgesteld. Dit betekent dat de terugbetalingsplicht blijft bestaan en de lening niet wordt vervangen door een gift.
Hardheidsclausule
6.1
In artikel 33 van de Regeling is bepaald dat de minister voor bepaalde gevallen de Regeling buiten toepassing kan verklaren of daarvan kan afwijken, voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze Regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Uit de toelichting hierop volgt dat de hardheidsclausule bedoeld is voor bijzondere omstandigheden gelegen in de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene, zoals ziekte en overlijden in de familie, of bijzonderheden in de opleiding, zoals een afwijkend studieritme. Gelet op de tekst van dit artikel komt DUO bij de toepassing daarvan beleids- en beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat de rechtbank de aanwending van die bevoegdheid terughoudend dient te toetsen.
6.2
Eiser heeft gewezen op zijn bijzondere medische omstandigheden, die maken dat hij niet in staat is geweest om voldoende studiepunten te behalen. Hij heeft informatie van de huisarts ingediend die betrekking heeft op periode vanaf april 2013.
6.3
DUO heeft de medisch adviseur gevraagd in hoeverre het eiser is aan te rekenen dat hij niet ten minste 30 studiepunten heeft behaald. Op 6 november 2019 heeft medisch adviseur [naam medisch adviseur] na dossierstudie advies uitgebracht en aangegeven dat uit de medische informatie blijkt dat er sprake is geweest van een aspecifiek klachtenpatroon. Op basis daarvan kan niet worden geconcludeerd dat eiser dientengevolge niet in staat was om te studeren en het minimum aantal punten te behalen. Daarbij kom dat er over de jaren 2011 en 2012 geen specifieke informatie bekend is. De conclusie is dat het eiser is aan te rekenen dat hij niet tenminste 30 studiepunten heeft behaald.
6.4
De rechtbank heeft de behandeling op de zitting van 1 december 2020 geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen medische informatie van zijn behandelaars, waaronder de cardioloog en psycholoog in te dienen, waaruit blijkt dat eiser in de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 niet in staat zou zijn te studeren, gelet op de destijds aanwezige klachten.
6.5
Eiser heeft medische informatie ingezonden van huisarts [naam huisarts] en cardioloog [naam cardioloog] . Uit deze medische informatie valt op te maken dat eiser heeft aangegeven dat hij in april 2013 op het werk duizelig is geworden. Eiser is naar eigen zeggen onderzocht en heeft niet gewerkt van april tot en met juni 2013. Uit informatie van cardioloog [naam cardioloog] volgt dat er in 2013 klachten zijn onderzocht. Aangegeven is: ‘2013 analyse aanvallen met duizeligheid en veel aspecifieke klachten zonder neurologisch aanknopingspunt cerebraal’. Eiser heeft zich per 7 januari 2020 ziekgemeld vanwege optredende wegrakingen. De neuroloog heeft geen verklaring gevonden voor de ervaren klachten. Ook cardiologische evaluatie toonde geen afwijkingen.
6.6
Medisch adviseur [naam medisch adviseur] heeft de door eiser ingediende medische stukken bestudeerd en heeft op 17 februari 2021 advies uitgebracht. Hij concludeert dat het optreden van aanvalsgewijs optredende klachten in 2020, waarbij neurologische evaluatie geen afwijkingen toonde en ook cardiologische evaluatie geen afwijkingen toonde, niet in relatie kan worden gebracht met de klachten in 2013. Over de bevraagde periode is alleen bekend dat er sprake is van een blanco cardiale voorgeschiedenis en een neurologische evaluatie in 2013 die geen afwijkingen vertoonde. Objectief medisch werden geen verklaringen gevonden voor het klachtenpatroon destijds, aldus de medisch adviseur.
De medisch adviseur concludeert dat er in het schooljaar 2011-2012 geen klachten zijn geweest. In het schooljaar 2012-2013 heeft eiser aangegeven van april tot juni 2013 niet te hebben gewerkt vanwege klachten. Echter, uit de brieven van cardioloog [naam cardioloog] valt op te maken dat er in 2013 bij neurologische evaluatie geen neurologische afwijkingen werden vastgesteld met betrekking tot duizeligheid en veel aspecifieke klachten, terwijl er sprake is van een blanco cardiale voorgeschiedenis. De medisch adviseur stelt dat er in objectieve zin in 2013 geen sprake was van vastgestelde aandoeningen die aanleiding gaven tot stoornissen en beperkingen. Uit de stukken blijkt niet dat eiser in de studiejaren 2011-2012 en 2012-2013 niet in staat was om te studeren, gelet op de destijds aanwezige klachten.
6.7
De rechtbank is van oordeel dat DUO zich, onder verwijzing naar het advies van de medisch adviseur, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de persoonlijke situatie van eiser geen bijzondere omstandigheid oplevert op grond waarvan moet worden afgeweken van de Regeling. Daarbij komt dat eiser zelf ook geen stukken van een medisch deskundige heeft overgelegd die zijn stelling dat hij vanwege gezondheidsredenen niet kon studeren in de periode 2011-2013 onderschrijven. De rechtbank ziet niet in dat onvoldoende rekening is gehouden met de medische situatie van eiser. De omstandigheid dat eiser substantiële kosten heeft gemaakt om de studie te volgen, is op zichzelf geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022. De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Regeling Lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-2011 (de Regeling).
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kan de minister subsidie verstrekken aan de leraar voor studiekosten.
Op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Regeling kan de minister voor ten hoogte drie jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, verlenen voor opleidingen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, met dien verstande dat voor:
a. 1 tot en met 30 studiepunten een jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat;
b. 31 tot en met 60 studiepunten twee jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat; en
c. 61 tot en met 90 studiepunten drie jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat.
Op grond van artikel 13 van de Regeling behaalt de leraar het aantal in de beschikking tot verlening van de subsidie voor de opleidingen (…) vermelde studiepunten binnen de in artikel 17, eerste lid, bedoelde termijnen.
Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling dient de leraar een aanvraag voor vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de opleidingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en d, indien de opleiding minstens twee jaar duurt, maar geen drie jaar, binnen vijf jaar na verlening van de subsidie voor deze opleiding in bij de minister.
Op grond van artikel 33 van de Regeling kan de minister voor bepaalde gevallen de regeling buiten toepassing verklaringen of daarvan afwijken voor zover deze toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Awb stelt, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
Op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.