Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [roepnaam mj], geboren op [geboortedatum] 2020. De moeder, die belast was met het eenhoofdig ouderlijk gezag, vertoonde ernstige persoonlijke problematiek, waaronder drugsgebruik en psychiatrische klachten, waardoor zij niet in staat was om de verantwoordelijkheden van het ouderschap te dragen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te benoemen tot voogd. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de acceptatie van de plaatsing in een pleeggezin door de moeder, haar onbereikbaarheid en de aanhoudende zorgen over haar opvoedingssituatie een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk maakten. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. Tevens is de GI benoemd tot voogd, gezien de noodzaak voor een onafhankelijke partij die beslissingen in het belang van de minderjarige kan nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.