ECLI:NL:RBZWB:2022:1209

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 22_313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 7 maart 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend op 18 oktober 2021 op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De minister van Infrastructuur en Waterstaat, als verweerder, had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 13 december 2021 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 15 december 2021 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden en de proceskosten van € 379,50 betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Schreijenberg),
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat (Inspectie Leefomgeving en Transport), verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 18 oktober 2021 als bedoeld in artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 18 oktober 2021. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6, eerste lid, van de Wob. Verweerder heeft de termijn met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de Wob verlengd met vier weken. Verweerder had dus uiterlijk op 13 december 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 15 december 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft aangegeven dat er een groot aantal documenten zijn aangetroffen waarvan nog beoordeeld moet worden of deze onder het Wob-verzoek vallen, waarna de zienswijzeprocedure nog in gang gezet moet worden.
De rechtbank zal verweerder geen langere termijn geven om het beluit te nemen dan de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van twee weken. De rechtbank ziet hier geen reden voor, omdat uit de eerdere procedure met zaaknummer BRE 21/3419 is gebleken dat in ieder geval een deel van de stukken (inspectierapporten betreffende twee vaartuigen) al in kaart is gebracht.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1,0 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 7 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.