Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
Procesverloop
.
Overwegingen
Wettelijk kader
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.H. Vader, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een financiële vergoeding voor aanpassingen aan haar invalideauto, de Canta, na eerdere afwijzingen van haar verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2016 een vervoersvoorziening had aangevraagd, maar dat het college in 2019 de aanvraag voor vergoeding van aanpassingen aan de Canta had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd de kosten voor de aanpassingen te vergoeden, omdat eiseres de aanpassingen had laten uitvoeren zonder voorafgaande goedkeuring van het college. Dit betekende dat het college niet in staat was om vooraf te onderzoeken of de aanpassingen noodzakelijk waren. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet was veranderd ten opzichte van eerdere besluiten, waardoor de kosten voor aanpassingen aan de invalideauto voor haar eigen rekening kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.