ECLI:NL:RBZWB:2022:1262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7064
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vergoeding voor aanpassingen aan invalideauto na eerdere afwijzing van aanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.H. Vader, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een financiële vergoeding voor aanpassingen aan haar invalideauto, de Canta, na eerdere afwijzingen van haar verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2016 een vervoersvoorziening had aangevraagd, maar dat het college in 2019 de aanvraag voor vergoeding van aanpassingen aan de Canta had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd de kosten voor de aanpassingen te vergoeden, omdat eiseres de aanpassingen had laten uitvoeren zonder voorafgaande goedkeuring van het college. Dit betekende dat het college niet in staat was om vooraf te onderzoeken of de aanpassingen noodzakelijk waren. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet was veranderd ten opzichte van eerdere besluiten, waardoor de kosten voor aanpassingen aan de invalideauto voor haar eigen rekening kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7064 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. B.H. Vader,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 augustus 2019 (primaire besluit) heeft het college de aanvraag om een financiële vergoeding voor al uitgevoerde aanpassingen aan de invalideauto van eiseres (de Canta) afgewezen.
In het besluit van 10 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften en onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 9 februari 2022. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.J. Brittijn
.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in 2016 een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een
invalideauto met een persoonsgebonden budget (pgb).
In de daarop volgende besluitvorming, uiteindelijk neergelegd in een beslissing op bezwaar van 29 maart 2017 is aan eiseres, na een onderzoek door Treve, de vervoersvoorziening ‘elektrische rolstoel in combinatie met collectief vervoer’ toegekend. Daarbij heeft het college zich bereid verklaard om de voorziening om te zetten in een pgb dat kan/mag worden ingezet voor een invalideauto. Eiseres is erop gewezen dat eventuele kosten die zich voordoen na aanschaf van de invalideauto, zoals onderhoud, mogelijke aanpassingen, verzekering en benzinekosten, in dat geval voor haar eigen rekening komen.
Na het besluit van 29 maart 2017 heeft eiseres haar pgb aangewend voor de aanschaf van een invalideauto met aanpassingen. Omdat deze invalideauto niet naar behoren functioneerde, heeft eiseres de koop ontbonden. Vervolgens heeft zij een nieuwe invalideauto gekocht, de hier in geding zijnde Canta.
Op 12 januari 2019 en 11 februari 2019 heeft eiseres het college om vergoeding verzocht voor een aantal (reeds uitgevoerde) aanpassingen aan de Canta: een rolstoellift (€ 2.260,-), een dakrails (€ 325,-) en de kosten van een kachel (€ 2.260,-).
Het college heeft vervolgens advies gevraagd aan een verzekeringsarts van Stichting SAP (SAP). Deze concludeerde in een rapport van 11 augustus 2019 dat in retrospect niet meer te beoordelen is welke aanpassingen nodig zijn geweest om veilig deel te kunnen nemen aan het verkeer. Volgens de verzekeringsarts bestaat in zijn algemeenheid geen bezwaar tegen deelname aan het verkeer met een vervoersmiddel wat eiseres thans ter beschikking staat en voorzien van de thans aanwezige aanpassingen. Voor zover te voorzien, zijn er op basis van de beschikbare informatie geen aanpassingen nodig gericht op ontwikkelingen in de toekomst, maar één en ander is afhankelijk van beloop en respons op therapie.
Op 12 augustus 2019 heeft eiseres het ondersteuningsplan ondertekend en daarmee volgens het college een aanvraag ingediend voor een vergoeding van aanpassingen aan de Canta.
In het besluit van 19 augustus 2019 (primair besluit) heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan eiseres wordt geen vergoeding toegekend voor de aanpassingen die zij heeft laten verrichten aan de Canta. Reden daarvoor is dat zij de aanpassingen eerst heeft laten uitvoeren en pas daarna bij het college heeft gemeld. Hierdoor heeft het college eiseres niet op voorhand kunnen meedelen dat de door haar gewenste aanpassingen, gelet op het toekenningsbesluit van een vervoersvoorziening van 23 november 2016 voor haar eigen rekening zouden komen. Ook heeft eiseres het college de kans ontnomen om vooraf te onderzoeken of de aanpassingen mogelijk buiten het besluit van 23 november 2016 vallen en noodzakelijk waren zodat toch een voorziening getroffen zou moeten worden. Door SAP is achteraf vastgesteld dat niet meer is na te gaan of de aanpassingen noodzakelijk waren. Dit heeft tot gevolg dat het college niet meer kan vaststellen of er sprake was van een beperking die via de reeds uitgevoerde aanpassingen weggenomen diende te worden door middel van het toekennen van een maatwerkvoorziening.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
De commissie bezwaarschriften Vlissingen heeft op 3 december 2019 een advies uitgebracht. Gelet op het feit dat het besluit van 29 maart 2017 in rechte vaststaat, dienen de kosten van mogelijke aanpassingen aan een invalideauto in beginsel voor rekening van eiseres te komen. Er is geen aanleiding tot het toewijzen van de gevraagde maatwerkvoorziening als de huidige behoefte aan maatschappelijke ondersteuning ongewijzigd is ten opzichte van de behoefte op 29 maart 2017. Dat ligt volgens de commissie slechts anders als de behoefte, de persoonskenmerken en persoonlijke voorkeuren van eiseres dusdanig gewijzigd zijn, dat op basis van de wet- en regelgeving wel een invalideauto met aanpassingen geïndiceerd zou zijn. Het college heeft weliswaar SAP ingeschakeld, maar de commissie is van mening dat de onderzoeksvraag aan de deskundige feitelijk onvoldoende is gesteld en door SAP ook onvoldoende is beantwoord. Op grond van de informatie die tijdens de hoorzitting bekend is geraakt, zou kunnen worden geconcludeerd dat de aanvraag terecht is afgewezen. Gebleken is dat de behoefte aan ondersteuning ten opzichte van 2017 niet is veranderd, maar dat de aanvraag het gevolg is van een (privaatrechtelijk) probleem met de – voor eigen risico – aangeschafte invalideauto. In het kader van een zorgvuldige besluitvorming adviseert de commissie toch om het onderzoek opnieuw te laten plaatsvinden met een concretere onderzoeksvraag.
Vervolgens heeft het college onderzoeksbureau [naam onderzoeksbureau] ingeschakeld. [naam onderzoeksbureau] heeft op 5 juni 2020 gerapporteerd dat er te weinig (medische) informatie is om vast te stellen of er een noodzaak is voor een indicatie voor een gesloten buitenvervoer middel. Eiseres heeft in reactie op het rapport te kennen gegeven nader onderzoek niet te willen afwachten. [naam onderzoeksbureau] heeft daarop geconcludeerd dat er geen antwoord kan worden gegeven op de gestelde vragen.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Nu eiseres niet (voldoende) heeft willen meewerken aan het door de commissie bezwaarschriften geadviseerde nadere onderzoek, kan ook geen heroverweging worden gemaakt. De afwijzing van de vergoeding van de gemaakte kosten voor aanpassingen aan de Canta blijft gehandhaafd.
2. In geschil is de afwijzing van de gevraagde vergoeding voor aanpassingen aan de invalideauto (de Canta).
3. Eiseres voert aan dat zij in 2017 een invalideauto met toenmalige aanpassingen heeft gekocht. Al kort na de levering bleek deze invalideauto allerlei gebreken te hebben en traden er ook steeds nieuwe gebreken op. Na 9 maanden is de koop ontbonden, de auto teruggeleverd en de koopsom terugbetaald. Vervolgens heeft zij noodgedwongen haar huidige invalideauto aangeschaft. Vanwege toegenomen medische beperkingen moesten er aanpassingen aan de auto plaatsvinden. Nu eiseres voor de tweede maal aanpassingen diende te bekostigen, heeft zij een aanvraag tot vergoeding van die noodzakelijke aanpassingen gedaan. In het kader van die aanvraag is door het college geen deugdelijk onderzoek gedaan. De gevolgen van het gedurende lange tijd geen onderzoek laten verrichten, komen voor rekening van het college. Het rapport van SAP is onvoldoende gemotiveerd. Van enig inhoudelijk onderzoek is geen sprake geweest. De situatie van eiseres is in de periode tussen het onderzoek door SAP en het moment dat de noodzakelijke voorzieningen aan de auto werden aangebracht, alleen maar verslechterd.
4.
Wettelijk kader
De toepasselijke regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres reeds in 2016 een aanvraag heeft gedaan voor een invalideauto. In dat kader heeft Treve onderzoek gedaan en destijds geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor een ‘gesloten buitenwagen’ (een invalideauto). Treve achtte, gezien de medische suatie van eiseres, de volgende voorzieningen adequaat: een scootmobiel of elektrische rolstoel in combinatie met collectief vervoer. In navolging van dit advies, heeft het college deze voorziening ook aan eiseres toegekend. In de beslissing op bezwaar van 29 maart 2017 is duidelijk gemaakt dat wanneer eiseres zou kiezen voor de aanschaf van een invalideauto in plaats van de toegekende vervoersvoorziening, de kosten voor eventuele aanpassingen aan die invalideauto voor haar rekening zouden komen.
5.2
Eiseres heeft tegen dat besluit geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dat besluit in rechte vaststaat. Dat de kosten voor aanpassingen aan een invalideauto niet vergoed zouden worden, geldt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voor de invalideauto die eiseres direct na het besluit van 29 maart 2017 heeft aangeschaft, maar ook voor de later aangeschafte Canta. Het feit dat de eerste invalideauto dusdanige gebreken kende dat eiseres de koop heeft moeten ontbinden en vervolgens de Canta heeft aangeschaft, die vervolgens aanpassingen nodig had, maakt niet dat het college gehouden was die aanpassingen te vergoeden.
5.3
Met de adviescommissie is de rechtbank van oordeel dat dat alleen anders zou kunnen zijn indien de situatie van eiseres ten opzichte van de situatie ten tijde van het besluit van 29 maart 2017 zodanig is veranderd dat er (anders dan destijds in 2017 door Treve is geconcludeerd) ten tijde van de aanvraag hier in geding wel een concrete indicatie zou zijn voor een ‘gesloten buitenvervoer’ (een invalideauto). Daarvan is de rechtbank echter niet gebleken. De rechtbank is het met eiseres eens dat het onderzoek door SAP, dat het college ten grondslag heeft gelegd aan het primaire besluit, onvoldoende is geweest. Dat neemt niet weg dat het college na de hoorzitting in bezwaar heeft getracht om een nieuw onderzoek te laten verrichten, dit maal door een arts van [naam onderzoeksbureau] . Vast staat dat deze arts, op grond van de beschikbare informatie, niet heeft kunnen vaststellen dat er een noodzaak zou bestaan voor een voorziening van een gesloten buitenvervoer middel. Vervolgens heeft eiseres niet willen wachten op nader onderzoek en heeft zij het college gevraagd een beslissing op het bezwaar te nemen.
5.4
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat het college terecht heeft geweigerd om tot vergoeding van de aanpassingen aan de Canta over te gaan. Niet is gebleken dat de situatie van eiseres is gewijzigd ten opzichte van het besluit van 29 maart 2017, zodat de daarin neergelegde conclusie dat eventuele aanpassingen aan een invalideauto voor rekening van eiseres komen, ook op de Canta van toepassing is.
Overig
5.5
Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat zij (ook) een vergoeding wenst voor de later aangeschafte Carver (de elektrische auto), overweegt de rechtbank dat dit buiten de omvang van het geding valt. De rechtbank zal daarover dan ook geen inhoudelijk oordeel geven.
6.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 10 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met het achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening Wmo & Jeugdhulp gemeente Vlissingen beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de Wmo bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.