ECLI:NL:RBZWB:2022:1282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
C/02/394742 / JE RK 22-256
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Wallerbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam]. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om deze machtiging te verlengen voor een periode van zes maanden, zodat [roepnaam] in een open instelling kon verblijven. De kinderrechter constateerde echter dat [roepnaam] al sinds 1 oktober 2021 op een groep verblijft, zonder dat er een geldige machtiging voor deze plaatsing was. Dit werd als zeer zorgelijk beschouwd, aangezien de GI zonder tussenkomst van de kinderrechter de minderjarige had overgeplaatst van een pleeggezin naar een open groep.

De kinderrechter merkte op dat het verzoek van de GI niet toewijsbaar was, omdat het verzoek niet gericht was op de verlenging van de bestaande machtiging, maar op het aanvragen van een nieuwe machtiging voor een andere verblijfplaats. De kinderrechter benadrukte dat de GI met spoed een passend verzoek moest indienen, aangezien [roepnaam] momenteel zonder een geldige machtiging tot uithuisplaatsing verbleef. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en aangegeven dat het hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en de kinderrechter heeft de beslissing mondeling bekendgemaakt. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien zowel de moeder als [roepnaam] de Poolse nationaliteit hebben en de moeder niet in Nederland is ingeschreven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat [roepnaam] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/394742 / JE RK 22-256
Datum uitspraak: 9 maart 2022
Beschikking van de kinderrechter over verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

locatie Eindhoven,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 16 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2022.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [roepnaam] .
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 21 juni 2021 is [roepnaam] voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant (JBB). Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken. Deze maatregelen zijn nadien verlengd.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 september 2021 is [roepnaam] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 september 2021 en tot 21 september 2022. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 21 september 2021 en tot 21 maart 2022.
[roepnaam] verblijft momenteel op een groep.
De moeder en [roepnaam] hebben de Poolse nationaliteit.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

De kinderrechter constateert dat de moeder en [roepnaam] de Poolse nationaliteit hebben. Daarnaast blijkt uit het ambtshalve door de kinderrechter geraadpleegde uittreksel van de moeder uit de Basisregistratie Personen (BRP) dat de moeder staat geregistreerd als ‘Registratie Niet Ingezetenen (RNI)’ en zij dus niet staat ingeschreven in Nederland. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
Ingevolge artikel 8 lid 1 van de verordening Brussel II-bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Onder ouderlijke verantwoordelijkheid valt onder meer uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling. Nu [roepnaam] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.

Het verzoek

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] gedurende dag en nacht voor verblijf in een open instelling voor de duur van zes maanden.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Bij beschikking van 20 september 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat [roepnaam] al sinds 1 oktober 2021 op een groep verblijft en niet in een pleeggezin. Daarmee is [roepnaam] door de GI - zonder tussenkomst van de kinderrechter - buiten de reikwijdte van de huidige machtiging op een groep geplaatst.
De kinderrechter vindt dit zeer zorgelijk.
Daarnaast is het verzoek naar het oordeel van de kinderrechter niet toewijsbaar, omdat de GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] in een open instelling te verlengen terwijl kennelijk is bedoeld om een nieuwe, niet-opvolgende machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken gericht op het plaatsen van [roepnaam] in een open instelling c.q. accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Gelet op het voorgaande, zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen.
Aangezien [roepnaam] momenteel zonder passende machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van een geheime plaatsing op een open groep verblijft,
verwacht de kinderrechter van de GI dat die met spoed een passend verzoek indienttot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam] die aansluit bij zijn werkelijke verblijfssituatie.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022 door mr. Phillips, kinderrechter, in samenwerking met mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.