In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De vrouw, wonende te [X], heeft verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar vast te stellen, terwijl de man, wonende te [XX], verweer heeft gevoerd en heeft verzocht om het hoofdverblijf bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders een veilige en stabiele opvoedsituatie kunnen bieden, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zijn hoofdverblijf bij de man wordt vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de vrouw kort na de scheiding naar [X] is verhuisd en dat dit de afstand tussen de ouders heeft vergroot, wat niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft ook de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vrouw verblijft en de vakanties gelijkelijk worden verdeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.