ECLI:NL:RBZWB:2022:1309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
C/02/391262 FA RK 21-5116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf minderjarige en zorgregeling na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De vrouw, wonende te [X], heeft verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar vast te stellen, terwijl de man, wonende te [XX], verweer heeft gevoerd en heeft verzocht om het hoofdverblijf bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders een veilige en stabiele opvoedsituatie kunnen bieden, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zijn hoofdverblijf bij de man wordt vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de vrouw kort na de scheiding naar [X] is verhuisd en dat dit de afstand tussen de ouders heeft vergroot, wat niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft ook de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vrouw verblijft en de vakanties gelijkelijk worden verdeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/391262 / FA RK 21-5116 datum uitspraak: 15 februari 2022
nadere beschikking geschil ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[vrouw],
hierna te noemen de vrouw, wonende te [X] ,
advocaat mr. C.P.M. Engels te [X] , tegen
[man],
hierna te noemen de man, wonende te [XX] ,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg, betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 23 november 2021 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van de Raad van 14 december 2021;
  • het op 27 januari 2022 ontvangen verweerschrift, met bijlage;
  • het F3-formulier met bijlagen en het F9-formulier met bijlagen, van mr. Engels, beide van 1 februari 2022;
  • de pleitnota van mr. Engels.
1.2
De verzoeken zijn met gesloten deuren behandeld op 7 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1
Aan de orde zijn (nog steeds) de verzoeken van de vrouw om, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, met wijziging, indien en voor zover noodzakelijk, van de beschikking van de rechtbank d.d. 15 juli 2020 met het daarbij behorende ouderschapsplan, te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] voortaan (en met ingang van het eerstvolgende schooljaar) bij de vrouw zijn hoofdverblijf zal hebben, op haar adres zal staan ingeschreven in de BRP (basisregistratie personen) en in [X] naar school (te weten [school] aan het [adres] aldaar) zal gaan, althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank in goede justitie voorkomt.
2.2
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad met wijziging, indien en voor zover noodzakelijk, van de beschikking van de rechtbank d.d. 15 juli 2020 met het daarbij behorende ouderschapsplan
I Te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] voortaan (en met ingang van het eerstvolgende schooljaar) bij de man zijn hoofdverblijf zal hebben, op zijn adres blijft ingeschreven en in [XX] naar school (te weten [school2] aan de [adres2] te [XX] ) zal gaan,
Voorwaardelijk zelfstandig verzoek
Voor zover de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw bepaalt een zorgregeling tussen de man en [roepnaam mj] te bepalen met ingang van het eerstvolgende schooljaar waarbij [roepnaam mj] eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 18.00 uur bij de man verblijft, alsmede iedere vakantie die één volledige week betreft van de eerste zaterdag van die vakantie tot de daarop volgende zaterdag 17.00 uur, alsmede een volledige week van iedere vakantie die twee weken duurt welke dan ingaat van vrijdagmiddag uit school tot de daarop volgende zondag 17.00 uur, de zomervakantie dient bij helfte gedeeld te worden tussen partijen, althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank in goede justitie voorkomt.
2.3
De vrouw voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de man en verzoekt dit af te wijzen althans de vader niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij brief van 1 februari 2022 is namens de vrouw een aanvulling althans wijziging van haar verzoekschrift ingediend. Zij verzoekt:
 te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] voortaan (en met ingang van het eerstvolgende schooljaar)
een tweewekelijkse regeling zal hebben in het kader van zorg- en opvoedingstaken met de ouder bij wie hij niet woonachtig zal zijn
- van vrijdag uit school (waarbij [roepnaam mj] uit school wordt gehaald door de ouder bij wie hij het aansluitend weekeind zal doorbrengen) waarbij [roepnaam mj] op zondag om
18
uur aan de andere ouder zal worden overgedragen bij [plaats] ;
• een vakantieregeling vast te stellen waarbij alle schoolvakanties gelijkelijk worden gedeeld, en waarbij de eerste helft van de vakantie (ook de vakanties die één week betreffen) wordt doorgebracht bij degene waar [roepnaam mj] in het voorafgaande weekeinde verbleef;
althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank in goede justitie voorkomt.

3.De nadere beoordeling

3.1
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling overweegt de rechtbank het volgende. Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.2
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank de Raad opdracht gegeven een onderzoek in te stellen en de rechtbank te adviseren over de voorliggende verzoeken. In afwachting van de rapportage van de Raad heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3
De Raad heeft bij brief van 14 december 2021 aangegeven dat in het multidisciplinair overleg (MDO) is besloten om op dit moment geen onderzoek uit te voeren. De Raad heeft daarbij overwogen dat de door de rechtbank voorgelegde informatie onvoldoende aanknopingspunten geeft voor de noodzaak tot het doen van een onderzoek. De Raad stelt vast dat er sprake is van een door de ouders uitgestelde beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van [roepnaam mj] , hetgeen onwenselijk is voor het perspectief van hun kind. Het is voor [roepnaam mj] belangrijk dat komend (voor)jaar voor hem duidelijk is waar hij naar school zal gaan als hij in oktober vier jaar wordt, zodat hij daarop tijdig voorbereid kan worden. Van ouders vraagt dit een gezamenlijk (gedragen) besluit, ook als de keuze voor het hoofdverblijf uiteindelijk door de rechter wordt bepaald. Op basis van de informatie die voorhanden is, meent de Raad dat een raadsonderzoek geen toegevoegde waarde heeft in het nemen van een beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf.
De Raad vraagt de rechtbank in overweging te nemen de advisering van de Raad, indien nodig, ter zitting te laten plaatsvinden, zonder voorafgaand raadsonderzoek.
3.4
De vrouw legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Nadat partijen uiteen zijn gegaan, is de man in hun gezamenlijke woning in [XX] blijven wonen. De vrouw is in [X] gaan wonen, waar zij is geboren en getogen. Partijen zijn in het ouderschapsplan een co-ouderschapsregeling overeen gekomen, waarbij [roepnaam mj] de ene week bij de moeder zou verblijven en de andere week bij de vader. De wisseldag is op zondag, waarbij partijen elkaar halverwege de route tussen [X] en [XX] treffen. [roepnaam mj] wordt op [geboortedatum] 2022 vier jaar en zal het volgende schooljaar naar school gaan. De huidige zorgregeling is dan niet meer mogelijk. Partijen zijn het niet eens over waar [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf zal hebben vanaf zijn vierde jaar. Zij hebben afgesproken dat zij deze kwestie ruim voor zijn vierde jaar aan de rechter zullen voorleggen.
De advocaten van partijen hebben nog bezien of er overeenstemming zou kunnen worden bereikt, maar dit is niet mogelijk gebleken. Beide ouders willen dat het hoofdverblijf van [roepnaam mj] bij hen wordt vastgelegd.
De vrouw acht het in het belang van [roepnaam mj] dat hij bij haar zal opgroeien. Zij heeft een nieuwe partner en uit die relatie is op [geboortedatum2] 2021 een kindje geboren, [broertje] , op wie [roepnaam mj] dol is. Hij heeft aldus bij de vrouw een meer traditionele gezinssituatie. De vrouw heeft haar werk afgestemd op de zorg voor haar kinderen. Sinds augustus van dit jaar werkt zij nog twee à drie dagen per week en is dus veel beschikbaar. De man daarentegen is voor zijn werk (gemiddeld vier dagen per week) en sport (deelname aan darttoernooien) vaak weg en bovendien naar het buitenland. Dat is in de regel een periode van vier à vijf dagen aaneengesloten. Sinds maart 2021 heeft de man een andere werkgever en werkt hij in de ene week (waarin [roepnaam mj] bij hem is) op drie doordeweekse dagen en passen de grootouders (zowel de grootouders vaderszijde als de ouders van de vriendin van de man) op [roepnaam mj] . Sinds enkele weken gaat [roepnaam mj] bij de man gedurende een dag per week naar een gastoudergezin. In de andere week, waarin [roepnaam mj] bij de vrouw is, werkt de vader van maandag tot en met vrijdag. De gang van zaken is bij de vrouw veel rustiger en stabieler.
[roepnaam mj] gaat bij de vrouw anderhalve dag per week naar de kinderopvang. De vrouw vindt dit goed voor zijn sociale ontwikkeling. Bij de man gaat [roepnaam mj] niet naar de kinderopvang omdat de man het beter vindt wanneer de grootouders hem opvangen.
De vrouw verzoekt derhalve het hoofdverblijf bij haar vast te stellen en met de man een zorgregeling te treffen. Ten aanzien van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen geldt dat hetgeen reeds is overeengekomen kan worden gehandhaafd.
Tot slot wordt verzocht te bepalen dat [roepnaam mj] wordt ingeschreven bij basisschool [school] te [X] , al dan niet met vervangende toestemming van de rechtbank.
3.5
De man heeft in verweer aangevoerd dat het gezinsleven van partijen in [XX] plaatsvond. De vrouw is na het verbreken van de relatie vertrokken naar haar familie in [X] . Zij had daar al snel een nieuwe partner en bleek al snel zwanger te zijn. Door de keuze van de vrouw om ruim 160 km verderop te gaan wonen, heeft de vrouw ervoor gezorgd dat de feitelijke afstand tussen de ouders zeer groot is en niet eenvoudig overbrugbaar. De man meent dat de vrouw daarmee haar eigen belang bij een nieuwe liefde heeft laten prevaleren boven het belang van [roepnaam mj] dat zijn ouders bij elkaar in de buurt wonen. De man zou willen dat de vrouw alsnog zou besluiten om terug te keren naar [XX] , zodat de huidige co-ouderschaps-regeling kan worden voortgezet.
De man meent dat [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf in [XX] dient te hebben. Partijen hebben er destijds samen voor gekozen om in [XX] een gezin te stichten. Dit houdt in dat bij een verbreking van de samenleving het uitgangspunt dient te zijn dat [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf heeft in [XX] . De man verwijst naar vaste jurisprudentie met betrekking tot verhuizing met een minderjarig kind, omdat deze analoog kan worden toegepast.
Hij geeft aan dat de vrouw geen noodzaak had om in [X] te gaan wonen. De geboorte van het halfbroertje kan niet ten nadele van de man worden gebruikt. De vrouw had destijds de keuze kunnen en moeten maken om zich met haar nieuwe gezin in [XX] te vestigen zodat beide kinderen beide ouders in hun leven hebben. Als [roepnaam mj] met de vrouw in [X] zal wonen, zal het contact tussen [roepnaam mj] en de man ernstig verminderd worden. Door de grote fysieke afstand zal er dan niet veel meer overblijven dan een weekendregeling. Dat zal zo zijn voor de ouder bij wie [roepnaam mj] niet zijn hoofdverblijf heeft, tenzij de andere ouder alsnog besluit te verhuizen. De vrouw heeft eerder aan de man aangegeven dat zij van plan is naar [XX] te verhuizen als [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf bij de man krijgt. Hieruit blijkt dat dit voor haar niet onmogelijk is.
Het argument van de vrouw dat zij [roepnaam mj] een traditionele gezinssituatie kan bieden is geen gegronde reden. Er is immers geen sprake van een traditioneel gezin, omdat hij opgroeit met een stiefouder en een stiefbroertje. De man heeft ook al langere tijd een vaste relatie met wie hij samenwoont. Ook bij hen is de wens om op termijn gezinsuitbreiding te krijgen. In de
thuissituatie bij de man is ook altijd iemand beschikbaar voor [roepnaam mj] . De man heeft met zijn werkgever de werktijden afgestemd voor de situatie dat [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf in [XX] krijgt en naar school zal gaan. De partner van de man heeft een eigen onderneming en kan haar werktijden zelf invullen. Als [roepnaam mj] onverwachts van school gehaald moet worden, kan er dus ook op haar worden teruggevallen. Het is niet correct dat het bij de vrouw stabieler en rustiger is. Zij is het afgelopen jaar een paar keer van werkgever gewisseld en is op 31 december 2021 opnieuw verhuisd. De man heeft zijn werk als professioneel darter beëindigd, dit is bij de vrouw bekend. De man is dus niet structureel gedurende langere perioden aaneengesloten in het buitenland. De man heeft deze keuze gemaakt zodat hij meer beschikbaar is voor [roepnaam mj] .
De man stelt dat [roepnaam mj] geworteld is in [XX] . Hij is voor zijn medische aandoening aan zijn voeten (hij loopt op zijn tenen) in behandeling bij het [ziekenhuis] in [XX] en wordt behandeld door een revalidatiearts van [revalidatie] te [XX] . Er lopen nog steeds medische onderzoeken naar de oorzaak van de aandoening. Ook is [roepnaam mj] al enige jaren onder behandeling van een kinderfysiotherapeut. De man acht het niet in het belang van [roepnaam mj] dat zijn huidige medische hulpverlening wordt gewijzigd. De man meent dat het hoofdverblijf van [roepnaam mj] bij hem dient te worden bepaald.
De man geeft aan dat partijen elkaar over en weer toestemming hebben gegeven om [roepnaam mj] voorwaardelijk in te schrijven op de basisschool naar keuze.
De man vraagt voorwaardelijk een zorgregeling vast te stellen voor het geval de rechtbank het hoofdverblijf bij de vrouw bepaalt.
3.6
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Raad aangevoerd dat beide partijen [roepnaam mj] een goede opvoedsituatie kunnen bieden. De Raad vindt het onbegrijpelijk dat partijen de beslissing over het hoofdverblijf zo lang voor zich uit hebben geschoven en dat zij hierover niet met elkaar lijken te communiceren. De Raad heeft eerder in het kader van een kort geding procedure al aangegeven dat het erg ongelukkig is dat de ouders zo ver uit elkaar wonen. In het belang van [roepnaam mj] zouden partijen moeten overleggen over waar [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf zal hebben en hoe de andere ouder zo veel mogelijk een plek kan krijgen in het leven van [roepnaam mj] , in plaats van de zaak voorleggen aan de rechtbank. De Raad ziet geen meerwaarde in het benoemen van een bijzondere curator.
3.7
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de vrouw aanvullend verzocht een zorgregeling te treffen, waarbij de vakanties 50/50 worden verdeeld, ook de vakanties van een week. Zij verzoekt de overdracht onveranderd te laten plaatsvinden bij [plaats] en de contactregeling op vrijdag te doen aanvangen aansluitend aan school. Voor het overige handhaaft zij haar verzoeken. De vrouw geeft tot slot aan dat wanneer de rechtbank zou beslissen dat het hoofdverblijf van [roepnaam mj] de man zal zijn, zij deze beslissing niet zal accepteren en in hoger beroep zal gaan.
3.8
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling eveneens zijn verzoeken gehandhaafd. Hij heeft verzocht een contactregeling met de andere ouder vast te stellen, die begint op vrijdagmiddag met het uit school halen van [roepnaam mj] . Anders dan de vrouw is hij van mening dat [roepnaam mj] de vakanties van een week bij één ouder moet doorbrengen. Dit in verband met de grote reisafstand en de belasting die dit voor [roepnaam mj] met zich meebrengt. Daarnaast stelt de man zich op het standpunt dat wanneer [roepnaam mj] op vrijdagmiddag door de ene ouder van school wordt opgehaald, de andere ouder hem op zondagavond ophaalt bij de ouder bij wie [roepnaam mj] verblijft. Op deze manier wordt het halen en brengen van [roepnaam mj] gelijkelijk verdeeld over de ouders. Tot slot geeft de man aan dat er in zijn gezin eveneens sprake is van gezinsuitbreiding, zodat er binnenkort ook in het gezin van de man een halfbroertje/-zusje aanwezig is met wie [roepnaam mj] een band moet kunnen opbouwen.
Hoofdverblijf
3.9
De rechtbank stelt voorop dat zij het betreurt dat partijen er niet zelf uit zijn gekomen en dat de beslissing waar [roepnaam mj] zijn hoofdverblijf zal hebben bij haar wordt neergelegd. Door destijds een regeling overeen te komen waarbij [roepnaam mj] om de week bij de andere ouder verblijft, zijn partijen zich er immers bewust van geweest dat een dergelijke regeling, gelet op de grote afstand tussen hun beide woonplaatsen, niet voortgezet kan worden op het moment dat [roepnaam mj] de schoolgaande leeftijd bereikt. Partijen hebben de beslissing over het hoofdverblijf hiermee bewust voor zich uitgeschoven en dit is niet in het belang van [roepnaam mj] . Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat beide ouders [roepnaam mj] een veilige en stabiele opvoedsituatie kunnen bieden. Bij de vrouw is er sprake van een gezinssituatie met haar nieuwe partner en het halfbroertje van [roepnaam mj] , maar ook de man heeft een stabiele relatie en bij hem is er een halfbroertje of -zusje voor [roepnaam mj] op komst. Bij beide ouders is er voldoende opvang voor [roepnaam mj] aanwezig op de momenten dat zij afwezig zijn in verband met werk of andere verplichtingen. Voor het belang van [roepnaam mj] maakt het geen verschil of deze opvang wordt geboden door een kinderdagverblijf/BSO dan wel door grootouders of een gastgezin. Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is de rechtbank niet gebleken dat de man veelvuldig in het buitenland zal verblijven en daardoor niet beschikbaar zou zijn voor [roepnaam mj] . De reden hiervoor vindt de rechtbank van ondergeschikt belang, feit is dat de man zijn carrière als professioneel darter heeft opgegeven en evenals de vrouw voldoende beschikbaar is om de zorg voor [roepnaam mj] op zich te nemen. De rechtbank zal derhalve een keuze moeten maken tussen twee goede opvoedsituaties.
3.1
Alles in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [roepnaam mj] is dat zijn hoofdverblijf bij de man wordt vastgesteld en dat hij in [XX] naar school zal gaan.
De rechtbank overweegt daartoe dat partijen samen zijn gestart in [XX] . [roepnaam mj] is hier geboren en het is destijds de bedoeling van partijen geweest dat hij in deze omgeving zou opgroeien. De vrouw heeft ervoor gekozen om kort na het verbreken van de relatie te verhuizen naar [X] en daar een gezin te vormen met haar nieuwe partner.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat de vrouw terug wilde naar de omgeving waar zij zelf is opgegroeid, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw zich bewust moet zijn geweest van de gevolgen die deze keuze op termijn zou hebben voor het contact van [roepnaam mj] met beide ouders. Zij heeft echter haar eigen belang boven het belang van [roepnaam mj] gesteld. Het feit dat de vrouw met haar nieuwe partner een kindje heeft, kan de man niet worden tegengeworpen en mag er niet toe leiden dat [roepnaam mj] om die reden minder bij zijn vader kan zijn. Bovendien is de partner van de man inmiddels zwanger, zodat er aan die zijde ook sprake is van een vergelijkbare gezinssituatie.
De rechtbank overweegt voorts dat de medische behandelingen van [roepnaam mj] al jaren plaatsvinden in [XX] . De vrouw heeft gesteld dat [roepnaam mj] ook in de omgeving van [X] behandeld zou kunnen worden. De rechtbank acht het echter in het belang van [roepnaam mj] dat hij zijn behandelingen in een voor hem vertrouwde setting kan voortzetten. Tot slot vindt de rechtbank het spijtig dat de vrouw heeft aangekondigd voornemens te zijn hoger beroep in te stellen als wordt bepaald dat het hoofdverblijf van [roepnaam mj] bij de man zal zijn. Uiteraard staat het een partij vrij om hoger beroep aan te tekenen tegen een rechterlijke uitspraak. Echter, partijen zijn in het ouderschapsplan overeengekomen dat zij, voordat [roepnaam mj] vier wordt, de rechter zullen vragen om het definitieve hoofdverblijf van [roepnaam mj] vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen bevestigd dat zij de beslissing betreffende het hoofdverblijf in handen van de rechter leggen. Het door de vrouw aangekondigde hoger beroep bij een voor haar niet welgevallige beslissing lijkt in dat licht bezien haaks te staan op deze afspraak tussen partijen. Tenzij de vrouw er op voorhand al van uitging dat zij in het gelijk zou worden gesteld. Wat daar ook van zij, de rechtbank acht het niet in het belang van [roepnaam mj] wanneer de onduidelijkheid over zijn hoofdverblijf
en de daarmee gepaard gaande onrust langer voortduurt.
School
3.11
Nu het hoofdverblijf van [roepnaam mj] bij de man zal worden bepaald en de vrouw geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de door de man voorgestelde school, zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen om [roepnaam mj] in te schrijven op [school2] aan de [adres2] in [XX] .
Zorg- en contactregeling
3.12
Partijen hebben beiden verzocht een weekendregeling te bepalen, waarbij [roepnaam mj] eenmaal in de veertien dagen op vrijdagmiddag uit school wordt opgehaald door de ouder bij wie hij niet zijn hoofdverblijf heeft en tot zondag 18.00 uur bij deze ouder zal verblijven. De rechtbank acht het in het belang van [roepnaam mj] dat de vrouw op deze wijze bij de school betrokken zal blijven en zal deze regeling hieronder dan ook vaststellen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de man [roepnaam mj] op zondag om 18.00 uur zal ophalen bij de vrouw. De rechtbank acht dit in het belang van [roepnaam mj] , zodat hij nog rustig kan eten bij de vrouw. Bovendien worden de reisduur en -kosten op deze wijze evenredig tussen partijen verdeeld.
3.13
Ten aanzien van de vakantieregeling acht de rechtbank de regeling die door de man wordt voorgesteld het meest in het belang van [roepnaam mj] . Met de Raad acht de rechtbank het, gelet op de lange reisafstand, niet in het belang van [roepnaam mj] om tijdens schoolvakanties van een week, halverwege deze week van de ene naar de andere ouder te gaan. Zij zal derhalve bepalen dat [roepnaam mj] deze vakanties bij de vrouw doorbrengt. De overige vakanties dienen bij helfte te worden gedeeld.
Proceskosten
3.14
Nu partijen geregistreerd partners waren en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst de verzoeken van de vrouw af;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018 zijn hoofdverblijf heeft bij de man;
verleent aan de man - ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw - toestemming om de minderjarige [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school2] aan de [adres2] in [XX] ;
wijzigt de door partijen in het ouderschapsplan overeengekomen zorg- en contactregeling, welke is gehecht aan de beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2020 en bepaalt dat de vrouw en [roepnaam mj] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- éénmaal in de veertien dagen van vrijdag uit school (waarbij [roepnaam mj] uit school wordt gehaald door de vrouw) tot zondag 18.00 uur (waarbij [roepnaam mj] door de man wordt opgehaald bij de vrouw);
- gedurende de helft van de schoolvakanties die langer dan een week duren;
- gedurende de schoolvakanties die een week duren van vrijdag uit school (waarbij [roepnaam mj] uit school wordt gehaald door de vrouw) tot de zaterdag aan het einde
van de vakantieweek 18.00 uur (waarbij [roepnaam mj] door de man wordt opgehaald bij de vrouw);
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt; wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:
1
1. In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.